Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een afgehoereerd volk bedreigd en vermaand - pagina 15

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een afgehoereerd volk bedreigd en vermaand - pagina 15

Een dankdag- en boetepredikatie over Hosea 2:7 en 8 en Joël 2:12, 13 en 14

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

woonplaats der duivelen, de doorwerking van den vloek; daar verkwikt geen druppel water onze tong, daar is de eeuwige dood. Welzalig allen, die zich wenden in waarachtige bekeering tot den Heere, dorstend naar het heil in Christus. Welzalig allen, die wederkeeren, als een verloren zoon en aan de voeten des Heeren hooren: „Ammi", Mijn volk (1 : 12). III. Israël hoorde niet, bekende niet, dat de Heere zegende. Daarom bleef het niet bij de bedreiging, maar werd het vonnis, het strafvonnis uitgesproken. Maar ook dan beluisteren we nog, temidden van die oordeelen, de groote genade Gods. Ook dan zien we hoe een Vader slaat. We zullen verstaan dat het Goddelijke „daarom" zoo veel te zeggen heeft. Daarom, zegt de H E E R E , zal Ik wederkomen en Mijn koren wegnemen. Het volk bekent toch niet, dat de H E E R E de Gever is. Niettegenstaande de roepstemmen, de vermaningen, die liefdeopwekkingen veel zijn en de bedreigingen groot zijn, gaat Israël voort op het pad der hoererij. Het bekent toch niet, dat de Heere alles gaf; het erkent Hem niet in Zijn doen. Het trouwelooze, ontaarde volk spreekt van zijn koren en zijn most en gebruikt de weldaden om baal te eeren. Daarom komt de H E E R E om te tuchtigen. Daarom! Hierin beluisteren we de stem van den bedroefden en den onteerden Vader, Die Zijn roede opheft, doch Die het doet met smart; Die werkelijk als een Vader zal kastijden, want God is God; Hij kastijdt rechtvaardig. De roede kan niet gemist worden bij de opvoeding van Zijn volk. Wat zou er van den wijnstok terecht komen, als men den wijngaardenier het snoeimes ontnam? Weldra zouden de Iooze ranken welig uitschieten en de vruchtdragende verstikken. Waar de tuinman het gedurig en juist gebruikt, rijpen de vruchten, 't Lijkt soms, dat de boom gehavend wordt, wanneer de wijngaardenier snoeit, maar de uitkomst leert, dat het snoeimes uitnemende diensten verricht. Het snoeimes kan niet gemist worden, evenmin als de roede der kastijding in het huisgezin. De rechte vader spaart de roede niet; die zijn zoon liefheeft, kastijdt hem. Het huisgezin werd een wildernis, als de roede ontbrak. Wel zal de rechte vader het doen met wijsheid en smart in zijn hart, maar hij doet het toch. Deed hij het niet, dan ging zijn kind onder. De Heere handelt altijd met wijsheid. Hij weet, dat de roede niet gemist kan worden; Hij kastijdt, omdat Hij liefheeft.

Hij snijdt de looze ranken af en snoeit ook de goede. Op de goddeiooze rust de roede zóó niet; die geeft de Heere over aan zichzelf; zij zijn bastaards. Het volk maakt Hem arbeid met zijn zonde en Hij kastijdt opdat het zal wederkeeren tot Hem met smeeking en geween. Hij tuchtigde Israël, de ontaarde vrouw, opdat het zou tereugkeeren tot haar vorigen Man. Daartoe komt de Heere met de roede en bittere tegenheên. Israël bekende niet, dat de Heere koren en most gaf, daarom zal de Heere wederkomen op Zijnen tijd en Zijn most en wol en vlas wegnemen. De H E E R E zal wederkomen. Hij kwam eerst met zegeningen; nu komt Hij om te tuchtigen en te straffen en Zijn volk te brengen tot de bekentenis, dat Hij de Gever der gaven is, dat het volk alleen uit Zijn hand kan leven, en Hij dus alleen gediend, gevreesd en verheerlijkt moet worden. Eerst kwam Hij om te geven, overvloed van weldaden; Israël hoereerde er mee af; nu komt Hij om weg te nemen. Hij doet dit op Zijn tijd, op den gezetten tijd, juist in de ure als Israël het meent in te oogsten en te gebruiken voor zichzelf en voor baal. Hij zal het wegnemen en wegrukken door hagel, sprinkhanen, oorlog en andere middelen, die Hij als roede in Zijn hand gebruikt. Hij kastijdt in de juiste ure en op de juiste wijze. Hij zal wegnemen Zijn koren. Niet het koren, maar Zijn koren. Israël noemde het koren zijn eigendom (vs. 4), doch de Heere zegt: het is het Mijne. Zoo is het. Israël moet zoo, onder kastijding, gevoelen, dat het met Gods gaven is afgehoereerd. De Heere geeft èn neemt op Zijn tijd. Hij neemt het koren weg, dus wat noodzakelijk is tot ons levensonderhoud; Hij neemt weg ons brood, onzen arbeid, onze inkomsten, als Hij tuchtigt. Gevolg is armoede en hongersnood. Als de Heere de staf des broods breekt, is de straf zwaar. Wij beginnen er iets van te gevoelen in onze dagen; sommigen gevoelen het reeds zwaar. Maar bedenken we dan ook, dat wij verzaakt hebben God in Zijne gaven te eeren. Velen vonden het nog teveel, ook velen uit de kerk, om één uurtje in Gods Huis te komen, opdat Zijn Naam openlijk zou worden geëerd en verheerlijkt. De Heere zal wegrukken Zijn most. Most spreekt ons van de genotmiddelen, welke de Heere den mensch schenkt. En wanneer die genotmiddelen weggerukt zijn, dan doet Hij ophouden de stem der vroolijkheid, de feesten, de nieuwe maanden, de sabbathsfeesten, j a al de hoogtijden (vs. 10). Het feestgenot had plaats op de feestdagen, baal gewijd. Op

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1931

Brochures (TUA) | 39 Pagina's

Een afgehoereerd volk bedreigd en vermaand - pagina 15

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1931

Brochures (TUA) | 39 Pagina's