Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Godsdienst en zedelikheid - pagina 10

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Godsdienst en zedelikheid - pagina 10

Over de grondslag van de plicht. Voordracht gehouden op de zesde kath. ped. week te Tilburg 24 augustus 1931

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

GODSDIENST EN ZEDELIKHEID.

Zich aan de mensen heeft geopenbaard en dat die God het goede loont en het kwade straft, m.a.w. in het toekomstig leven de bovennatuurlike Vergelder is. 1 ) Stellen wij dus de vraag: kan iemand, die het Godsgeloof mist, de zedelike plichten tegenover zichzelf en de naaste zó volbrengen, dat zij volwaardig zedelik goed zijn d.i. hem tot zijn einddoel voeren — dan moet ons antwoord luiden: neen. Zo is dus konkreet genomen, feitelik, Godsgeloof absoluut vereist voor zedelikheid. En ik herhaal, op deze zedelikheid, op deze heilzame daden komt alles, komt het tenslotte alleen aan in dit leven. En daarop moet onze pedagogie en dus ook onze pedagogiek gericht zijn. *

*

*

Maar wij kunnen ons, en dit is om meerdere redenen nuttig, stellen op louter natuurlik, wijsgerig standpunt en van daar uit zedelik goed en kwaad beschouwen en vragen in hoeverre deze kennis veronderstelt een natuurlik kennen van God. Hierbij moet ik twee opmerkingen vooraf maken. Eerstens kan hier geen sprake zijn van onze eerste en *) Vgl. o.a. v. Noort: Tractatus de fontibus revelationis necnon de fide divina, Amstelodami (ed. 1906, p. 259 sqq.) Potters: Verklaring van den katechismus, 's-Hertogenbosch (V, 2de dr. blz. 125 v . v . ) . Natuurlike, louter filosofiese Godskennis is niet voldoende. Wij kunnen hier niet in beschouwing treden over de zaligwording van ongelovigen. Bekend is Thomas' woord: ,,Dit behoort tot de goddelike Voorzienigheid, dat Hij voorziet in al wat nodig is ten heil, mits van de zijde van de mens geen beletsel worde gesteld. Zo iemand in een woud opgevoed de leiding der rede zou volgen bij het streven naar goed en kwaad, dan moet met absolute zekerheid gehouden worden, dat God hem door een inwendige inspiratie zou openbaren wat te geloven noodzakelik is of hem een geloofsprediker zou z e n d e n . " (De Ver. 14, 4 ad 1; cfr. In 3 Sent. d. 24. 9. 2 a. 1, sol. 1 ad 2).

GODSDIENST EN ZEDELIKHEID.

hoogste zedelike plicht God te eren en te dienen, want dit sluit evident het kennen van God in. Vervolgens: voor het mensdom, zoals het feitelik na de zondeval bestaat, is het een „zedelike" noodzakelikheid, dat de Openbaring te hulp komt voor een passende kennis van die zedelike waarheden, welke de menselike geest op zich genomen met zijn eigen krachten zou kunnen kennen. De geschiedenis van de zedelike overtuigingen der mensheid en niet minder de ernstige zedelike dwaalleringen in onze eigen dagen zijn voldoende om die morele noodzakelikheid van Gods biezondere hulp te bewijzen. Denken wij alleen maar aan de enormiteiten, die heden ten dage op 't gebied van het huweliksleven en kindermoord algemene verspreiding hebben gevonden. En ook de pedagogiek blijft niet voor die verwording gespaard; ik noem diverse richtingen in de jeugdbeweging en het diep droevige boek van Lindsey, dat zo'n brede opgang heeft gemaakt. Met al deze beperkingen kunnen we eerst veilig tot de kern van onze kwestie doordringen. Deze vraag is drieledig: Kunnen wij, abstraktie gemaakt van de kennis van Gods bestaan, dus a fortiori van God als opperste wetgever, als beloner en straffer, zedelik goed en kwaad kennen ? onze plicht kennen om het goede te doen en het kwade te laten ? en zal de mens, zoals hij feitelik bestaat, die plicht dan volbrengen? Als wij het terrein zo beperken en afbakenen, dan hebben we onmiddelik te doen met de leer der lekenmoraal, met de moraal van hen, die geen persoonlik goddelik wezen aanvaarden. Gewoonlik vindt men in handboeken der moraalfilosofie de vraag naar de grond van zedelik goed en kwaad en van *) Zedelike noodzakelikheid wordt gesteld tegenover fysiese of absolute. De eerste is aanwezig, als de moeielikheid zo groot is, dat de mens in het algemeen en feitelik zonder hulp hoogst zelden dat zal bereiken waartoe hij naar zijn natuur in staat zou zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 24 augustus 1931

Brochures (TUA) | 37 Pagina's

Godsdienst en zedelikheid - pagina 10

Bekijk de hele uitgave van maandag 24 augustus 1931

Brochures (TUA) | 37 Pagina's