Vorm en wezen van de huwelijkssluiting naar de oud-oostersche rechtsopvatting - pagina 27
Openbare les, gehouden bij den aanvang van zijn lessen als privaat-docent in de Oostersche rechtsgeschiedenis en de Grieksch-Egyptische papyrologie aan de..Rijks-Universiteit te Leiden op Woensdag 31 Januari 1934
25 macht waargenomen wordt, deze in het overigens geldende patriarchaal systeem ingebouwd was. Maar van discussie over dit probleem moeten we hier afzien. 14) Nieuwere litteratuur: Cuq, Études sur le droit babylonien 438 v.v.; Koschaker, M V A G 1921, 3 p. 46 v.v. evenals nu Z A 41 p. 76 v.v., 85 v.v., waar op p. 58 v.v. en 61 v.v. ook over het leviraat in Elam en Arrapha gesproken wordt. Hierbij zij echter opgemerkt, dat volgens onze opvatting § 43 van het assyrisch wetboek ook het weduwenleviraat regelt (wij zien in het aan het begin vermelde feit het geval van een huwelijkssluiting), juist als de overige hierop betrekking hebbende bepalingen van het wetboek, waartoe Koschaker nu ook dit rekent (t.a.p. p. 86). Z. ook noot 78. 15) Hierbij sinds kort Koschaker: Revue Hittite et Asianique io p. 77 v.v. Algemeene litteratuur bij A . Götze: Kulturgeschichte des alten Orients III p. 102 v.v. 16) Bronnen: Gen. 38; Deut. 2 5 : 5 v.v.; Ruth, welks vervaardiger klaarblijkelijk twee dingen door elkaar haalt: het familierechtelijke zwagerhuwelijk en een vermogensrechtelijk retractierecht (n^XJ)); echter ook de bepaling van Lev. 18 : 16, die waarschijnlijk een opheffing der vroegere leviraats-bepalingen bevat. 17) Dat in een oude familieconstitutie, waartoe het etymologisch niet te bepalen bijbelsch begrip D ^ behoort (Landsberger heeft het, wat de zaak betreft, wel juist geïnterpreteerd, vgl. bij Koschaker Z A 41 p. 77, Anm. 3), de wortels van het leviraat gezocht moeten worden, schijnt ook Koschaker, t. a. p. te willen aannemen. Wij hebben dan de constructie van het bij erfenis overgaan van de vrouw (zoo Koschaker, t. a. p. 76) niet noodig, afgezien nog van het feit, dat aanduidingen in die richting niet gevonden worden. 18) Zijn „(?sirtu" \ hierbij Koschaker, Z A 41 p. 19, A n m . 1, Götze, t . a . p . p. 88 v.v., volgens wien de esirhi trouwens volkomen vrij geweest zou zijn. Voor Assyrië gaat dit echter niet op. Hiertegen pleit reeds de etymologie van het woord (de „ingeslotene", vgl. ook esirta eseru in H S S I X 24 : 9), maar vooral § 40 van het Assyrisch wetboek regel 58: esirtu sa istu bëltisa en tenslotte ook haar vermelding naast de volkomen vrije bijvrouw (assatu sanïtn) in H S S IX 24, met wie haar het Assyrisch wetboek in § 41 precies in tegenovergestelde positie plaatst. i8tf) Mogelijk valt onder deze categorie ook het geval, dat H A R - r a = liu-bul-lu Tafel I (vide noot 6) op regel 353 v.v. regelt. Wij lezen daar:
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 januari 1934
Brochures (TUA) | 45 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 januari 1934
Brochures (TUA) | 45 Pagina's