Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De mensch als 'levende ziel' - pagina 48

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De mensch als 'levende ziel' - pagina 48

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

voor de kerk. Eerst roemt hij Gods hulp bij de Roode Zee en de Jordaan. Dan zegt hij: de vijand kwam en bracht ons (de kerk) in 't vuur en in 't water, behandelde ons als slaven, zij reden over ons hoofd en Gij Heere hebt ons gebed gehóórd en de kerk verlost, ook mij. Als er één tekst getuigt tégen den godsdienst van de onsterfelijke ziel, dan is 't wel deze! Onze Heer Christus heeft Zijn ziel, dat is zichzelve, Zijn gansche bestaan als levende ziel, met adem en met bloed en met bewustzijn overgegeven voor ons. Zijn adem is uitgeblazen, Zijn harteklop is stil gaan staan, Zijn bloed is dood bloed geworden; maar geen been is aan Hem gebroken en Zijn lichaam is niet verteerd in 't graf, want God zou Zijn ziel in 't graf niet verlaten en niet toelaten, dat Zijn ziel verderf leed. De dood heeft over déze levende ziel z'n macht verloren. Ook voor ons is dat'zoo. Voorloopig blijft de dood ons als onze laatste vijand aangrijnzen. Maar de opstanding van Christus is een zékere garantie, dat ook wij niet zullen ondergaan in den dood. Die in Christus gelooft, zal leven, al ware hij gestorven.

ALS DE LEVENDE ZIEL STERFT... Wat blijft er dan van ons over, als wij sterven? Allereerst onze uitwendige mensch, ik, naar mijn uitwendig bestaan. Het lichaam, dat gezaaid wordt. De Schrift noemt ons dan „doode zielen", en ze neemt ons nog bij name. Hij, zij wordt begraven. Niet een stoffelijk overschot, maar hij. Zoolang dat lijk herkenbaar blijft, noemen de bekenden het: dat is hij. Later is het stof, gebeente, en is het vergeten. De doode zelf leeft ook niet mee. De dooden wefen niet met al, ook hun haat en liefde zijn vergaan... Ze leven niet meer mee. Sterven, dat is maar niet een scheiding tusschen twee substanties stof en geest, 'n stoffelijk overschot en een ziele... Neen, het is losgemaakt worden uit alle levenssferen. Onze tijd is uit hier, we volgen de klok niet meer, we verlaten ook onze plaats in de ruimte, we laten ons organisme los, we laten ons bewustzijnsleven hier los, ook ons redeneeren, ook onze plaats in ons huisgezin, in de staat, in de maatschappij, we spreken onze taal niet meer, we doen niet meer aan kunst, we komen niet meer voor de rechtbank, we hebben geen zedelijk leven meer en we doen ook niet meer mee in de godsdienst — de ouderling, die sterft, is geen ouderling meer. Heel het leven hier Iaat ons los. Jezus noemt dat, het moment dat u alles ontbreken zal. Maar naast deze zéér concrete Schriftuurlijke weergave der zichtbare feiten stelt zij ons de even reëele feiten voor van die 46 *

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1934

Brochures (TUA) | 55 Pagina's

De mensch als 'levende ziel' - pagina 48

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1934

Brochures (TUA) | 55 Pagina's