Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beekjes der rivier - pagina 40

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beekjes der rivier - pagina 40

12 meditaties

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WEG DES HEEREN. Door uw verootmoedigen hebt Gij Mij groot gemaakt. 2 Sam. 22 : 36b.

David is oud geworden en heeft zich te Jeruzalem teruggetrokken. Het is hem onmogelijk, om langer nog het zwaard te hanteeren. Doch de harp mag hij nog tokkelen en zijn lied in den ouderdom brengt hij voort. In dien zang meldt hij zijn ellende. Hoort maar: „Want de baren des doods hadden mij omvangen, beken Belials verschrikten mij." Doch ook bezingt hij zijn verlossing in de woorden: „Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit groote wateren." En hoort eindelijk ook ruischen de toon der dankbaarheid: „Daarom zal ik U, o Heere, loven onder de heidenen, en Uw naam zal ik psalmzingen". In dit slotlied zijns levens geeft hij ook het woord hier boven afgedrukt Daarin meldt hij Gods weg met hem gehouden. Die weg is een wondere weg, want de Heere brengt in Davids leven veel moeilijkheden om hem te verhoogen. Ook is die weg een heerlijke weg, want het slot er van is dat David groot gemaakt wordt, en eindelijk is 't ook een aanbiddelijke weg, die hem doet uitroepen „Gij — Mij". David heeft de vernederingen in zijn leven ruimschoots meegemaakt. In zijn persoonlijk leven, toen hij jong was reeds. Immers hij was de jongste en . . . . verachte. Door Saul werd hij later verjaagd. Zijn mannen wilden hem te Ziklag dooden. In zijn geestelijke leven leerde hij klagen over zijn zondeschuld o.a. in Ps. 51. Als Koning werd hij vernederd toen hij over den Kedron trok en als vader heeft hem het smartelijk lot getroffen dat vele zijner kinderen hem bittere bekers deden drinken, met name Ammon, Absalom en Adonia. Doch welk een voorrecht heeft David, dat hij mag gelooven, dat geen ding bijgeval, maar alles uit Gods hand hem toekomt. Uw verootmoedigen noemt hij het. Gods hand was in dat al. En nu wilde de Heere hem door dat 45

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 30 april 1934

Brochures (TUA) | 49 Pagina's

Beekjes der rivier - pagina 40

Bekijk de hele uitgave van maandag 30 april 1934

Brochures (TUA) | 49 Pagina's