Calvinistische en impressionistische aesthetiek - pagina 12
Wel moet met de geestesrichting van het Calvinisme in haar bepaling van wezen en werking der kunst en den aard van het schoone rekening worden gehouden. Wat vloeit nu voor de waardeering der kunst uit Calvijns formeel beginsel voort? De begrippen kunst en schoonheid ressorteeren in de Heilige Schrift onder het begrip heerlijkheid. Heerlijkheid is het schoone in zulk een luister, dat het met het wezen Gods verbonden kan zijn. Van Gods onzienlijkheid zijn naar het woord des apostels twee dingen voor ons te verstaan: ten eerste zijn eeuwige kracht en ten tweede zijn goddelijkheid of theiotès, waarvan in beperkte mate iets op het schepsel is gelegd. In de natuur komt die goddelijkheid nergens sterker uit, dan in donder en bliksem. Ook aan ceder en seraf, aan het zichtbaar en aan het geestelijk Jeruzalem kent de Schrift haar toe. Die heerlijkheid in volkomenheid straalt alleen in den hemel bij God en is volstrekt niet alleen aan het stoffelijke eigen, maar rust op andere nog hoogere wijze op het geestelijke en het allerhoogst in God zelf, die enkel Geest is. Christus spreekt van zijn heerlijkheid, die Hij, voor zijn vleeschwording bij God had, eer de wereld was. In haar onvolkomen, voorbereidende phase heet die heerlijkheid schoonheid, en alleen omdat God in Sion woont, heet dat de volkomenheid der schoonheid. Ondervinden heerlijkheid en schoonheid in haar doordringen tegenstand, dan ontstaat het leelijke. Slaan ze in hun tegendeel om, dan ontstaat het duivelsche en afgrijselijke; dat is het slagen van Satans doordringen in het geschapene. De hemel is geschapen in volmaakte heerlijkheid, de aardsche kosmos in schoonheid en was bestemd, om een proces door te maken, dat tot heerlijkheid haar op zou voeren. Door de zonde is dat proces geremd en ontstonden het leelijke en afgrijselijke. In die gevallen kosmos nu is Christus zonder heerlijkheid neergedaald en eruit verrezen met onze verheerlijkte natuur. Doel van de schepping dier heerlijkheid was in de eerste plaats Gods eudoxia, Gods welgevallen, en in de tweede plaats het genot van het schepsel. Goddelijke kunst schept heerlijkheid en schoonheid, Goddelijke eudoxia heeft daar lust in. In den Zoon als Messias, dus als drager der menschelijke natuur, heeft Hij zijn hoogste welbehagen. Het heerlijke en schoone is dus niet het doorschijnen van de 11
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1935
Brochures (TUA) | 51 Pagina's