Kerk en kerk - pagina 8

D e Schrift snijdt vooral in den brief aan de Colossenzen alle dualisme af, als ze er nadruk op legt, dat Degene, door Wien alle dingen geschapen zijn, ook de Verlosser is, en dan zegt, dat het des V a d e r s welbehagen geweest is, alle dingen tot Zich Zeiven te verzoenen, hetzij de dingen, die op de aarde zijn, hetzij de dingen, die in de hemelen zijn -1). Daarmee staat in verband, dat ze leert, dat door Christus is gekomen het herstel der wet 2 ) . Aan Hem is dan ook gegeven alle macht in den hemel en op de aarde, waaruit de roeping voortvloeit, al „de volken" tot Zijn discipelen te maken 3 ) . Z o o is er een leven in het vleesch, dat tegelijk is een leven door het geloof 4 ) . D e aanwijzingen, voor het leven der gemeente in de wereld door de Schrift gegeven, zijn dan ook niet aanwijzingen, hoe de gemeente door dit leven heenkomen moet, de wereld zoo weinig mogelijk aanrakende, maar aanwijzingen die leiden moesten tot de reformatie van de geheele levensgemeenschap 5 ). Deze aanwijzingen geven het volste recht, van Kerk te blijven spreken, als we bedoelen de Kerk als organisme, en dus de geloovigen niet slechts zien in hun institutair kerkelijk verband Dan is er ook een rechte lijn te trekken van de Kerk van het oude verbond, die immers in alle levensverbanden als de gemeente des Heeren optrad, naar de Kerk van het nieuwe verbond. Merkwaardig, hoe K. Barth in „Der Christ in der Gesellschaft" telkens naar den brief aan de Colossenzen verwijst. Alleen bij een verwarring tusschen de wereld en „de wereld" in verband met zijn actualiteitsbeschouwing kan men echter achter de antithese tusschen „de wereld" en het koninkrijk G o d s de synthese in God zien. 2 ) Jes. 42 : 1, Rom. 8 : 4. E r is geen terrein exlex (Vollenhoven. a.w. 257). O o k dit luthersche dualisme maakt het zien van de Kerk als organisme onmogelijk. 3 ) Matth. 28 : 18, 19. 4 ) Gal. 2 : 20. 5 ) E e n merkwaardig voorbeeld voor de onjuiste beschouwing dier aanwijzingen is de preek van H. F. Kohlbrügge : „Vreest God. eert den Koning" over 1 Petr. 2 : 11—17, waarin hij zegt: „Of de regeeringen goed of kwaad zijn — wat gaat ons dat aan ?' Grooter oneer voor den koning is er niet! Zie daartegenover J. C. Sikkel : Romeinen, vooral bij Rom. 13 : 1—7. ) Daartegen kan niet als bezwaar worden ingebracht de beteekenis van de woorden kahaal en ekklesia. Zie H. R. E art. Kirche : „dasz dasselbe nicht mehr vorzugsweize auf die Gottesgemeinde, sofern sie auch aüszerlich und zu einer Feier sich versammelt hat, angewandt wird, sondern die ganz algemeine Bezeichning für sie geworden ist. Sie aber ist die Gemeinde der an den Messias Jesus Glaubenden, in Christus G o t t e Geheiligten.'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen