Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het vraagstuk van de transcendentie in de theologie - pagina 20

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vraagstuk van de transcendentie in de theologie - pagina 20

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

het andere is, dat er onderscheid tusschen het eene en het andere gevonden wordt, ligt de veelheid gegrondvest. Zoo is alle ZIJN, dat we waarnemen, een beperkt, een begrensd ZIJN. Vanwaar echter die grenzen? Waar is de reden van dat zóó en niet anders zijn? Bevindt deze zich in het ZIJN zelf? Neen, want uit zich zelf zegt het niets dan louter volmaaktheid, sluit het geen onvolmaaktheid in Dat we dus een ZIJN vinden, dat dit wél doet, een ZIJN, dat bepalingen en grenzen heeft, kan nergens anders zijn verklaring vinden dan hierin, dat het die bepalingen en die grenzen gekregen heeft; dat het het ZIJN niet heeft uit zich zelf, maar van een ander, die het maakte tot zulk een gelimiteerden zijnsvorm. En zoolang we dien andere zoeken in de orde van het beperkte ZIJN, verschuiven we slechts de moeilijkheid, blijft de voldoende grond ontbreken. Ieder nieuw beperkt ZIJN, als verklaring aangehaald, is als een nieuwe nul, opgeteld bij de som van nullen, die we reeds hadden, en al zet men dit in het oneindige voort, de optelling zal nooit meer dan nul geven. We moeten dus treden buiten dat gebied van beperkt ZIJN, buiten dien tooverkring, die ons gevangen houdt, naar het ZIJN, dat uit zich zelf is, het ZIJN, dat geen grenzen kent, dat elke positieve volmaaktheid in de absoluutheid van zijn ééne volmaakte ZIJN bevat. Een van de twee: óf tot het bestaan hiervan besluiten, óf afzien van een verklaring der wereld. Men verontschuldige dit lang citaat, het is hier van principieel belang. Toch moet uit het volgende ook nog een en ander worden vermeld. Het geheel onafhankelijk wezen, dat de volheid van het ZIJN in zich bevat, is het ,,ens a se", maar er is, gelijk wij zagen, ook een ander ZIJN, waarom er reden is vast te stellen, dat niet alle ZIJN enkelzinnig (univocum) is. „Door het ZIJN, in zijn breedste algemeenheid, loopt een scheidingslijn, die het verdeelt in twee gebieden: het ZIJN uit zichzelf en het ZIJN, afhankelijk van een ander, ens a se — ens ab alio. En dit is een verschil, dat er niet van buiten bijkomt, maar dat het diepste wezen raakt en doordringt. Beiden kunnen we „ZIJN" noemen, in zoover ze in tegenstelling staan met het „NIETS", maar in datzelfde ,,in tegenstelling staan met het niets" ligt onmiddellijk het verschilpunt. Het eerste „is" uit zich zelf ...., het tweede is uit zich zelf niets, ontvangt al wat het aan „ZIJN" heeft en waardoor het in tegenstelling staat met het niets, van een ander." 1)

Cursiveering van ons.

v. S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1936

Brochures (TUA) | 35 Pagina's

Het vraagstuk van de transcendentie in de theologie - pagina 20

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1936

Brochures (TUA) | 35 Pagina's