Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De erkenning van den doop, buiten eigen kerkverband bediend - pagina 69

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De erkenning van den doop, buiten eigen kerkverband bediend - pagina 69

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

ons dan ook inlijft in de Algemeene Christelijke Kerk. Een Kerk, die dezen doop, naar Christus' instelling bediend, in andere Kerken niet erkent, breekt de eenheid der Katholieke Kerk. Reeds hierin ligt dus het Schriftuurlijke argument, waarom men den doop in andere Kerken bediend, niet her' halen mag." Vervolgens wordt eraan herinnerd, hoe Calvijn en onze Kerken steeds wezen op 2 Tim. 2 : 13 en Rom. 3 : 3. Hoeveel zonde en afgoderij er ook in Israël gevonden werd, God had toch Zijn verbond met hen niet verbroken en met name de besnijdenis als teeken van dat verbond gehandhaafd. God noemde de kinderen van die afgodendienaars nog Zijn kinderen. Bij het optreden van reformatorische koningen als Josia, werd dan ook niet opnieuw besneden. Dat de Roomsche Kerk, omdat zij het rijk van den Antichrist geworden was, geen Kerk meer zou zijn werd weerlegd met er op te wijzen, dat naar de Schrift de Antichrist zou zitten in den tempel Gods. Dat de Roomsche dienaars afgodendienaars waren behoeft geen bezwaar te zijn tegen erkenning van den doop, omdat „de werking van den doop naar de Schrift niet afhangt van de waardigheid van den persoon, die hem bedient, omdat het God of Christus is, die ons doopt en niet een mensch". Tegen het bezwaar van het niet „rein" bedienen van den doop in de Roomsche Kerk, omdat er nog superstitieuze ceremoniën aan waren toegevoegd, werd gesteld het beroep op de Schrift, dat de besnijdenis onder Israël door vele superstitiën verdorven was, maar toch nog voor een teeken der genade gehouden was.

Hiertegen zou ik allereerst willen opmerken, dat het Prof. Kuyper toch niet al te zeer behoeft te verwonderen, wanneer ik de schriftuurlijke gronden, door de Reformatoren voor de dooperkenning aangevoerd niet weerlegde, zelfs niet eens noemde. Hij zal, naar ik hoop, wel van mij willen aannemen, dat dit niet geschied is, omdat ik daarvan in het geheel geen kennis genomen had. Maar ik heb er ook hier weer aandacht aan geschonken, dat deze schriftuurlijke gronden door hen werden aangevoerd in den strijd, dien zij te voeren hadden met de Wederdoopers en waarbij het zoo niet uitsluitend dan toch in elk geval wel voornamelijk ging over de vraag, welke waarde er moest gehecht worden aan den doop der Roomsche Kerk, zooals zij die ontvangen hadden. Nu is het ongetwijfeld volkomen juist, wanneer tegenover hen, die, gelijk de Wederdoopers, van geen reformatie der kerk willen weten, met andere woorden in de Roomsche Kerk vóór de Hervorming geen gedeformeerd kerkelijk instituut zagen, uit de Schrift geargumenteerd wordt met een beroep op plaatsen als 2 Tim. 69

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1936

Brochures (TUA) | 82 Pagina's

De erkenning van den doop, buiten eigen kerkverband bediend - pagina 69

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1936

Brochures (TUA) | 82 Pagina's