Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De erkenning van den doop, buiten eigen kerkverband bediend - pagina 72

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De erkenning van den doop, buiten eigen kerkverband bediend - pagina 72

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het tweede punt, waar ik nog even op inga is, dat ,,de werking van den doop naar de Schrift niet afhangt van de waardigheid van den persoon, die hem bedient, omdat het God of Christus is, die ons doopt en niet een mensch." Dit moet zeker volmondig toegestemd. Wie dat niet zou doen is verstrikt in de onschriftuurlijke dwaling van Montanisme en Donatisme en Anabaptisme en weerspreekt de Schrift. Maar dan mag niet vergeten worden, dat door genoemde ketters onder die waardigheid van den bedienaar van den doop niet anders verstaan werd dan zijn geestelijke kwaliteit, zijn zelf deel hebben aan de genade, die hij door den doop bediende. Maar dat is vanzelf heel iets anders dan dat men voor de doopserkenning meent te moeten rekenen met de ambtelijke kwaliteit van den bedienaar. 28 ) Zoodoende kan ook deze schriftuurlijke grond weer zeer wel worden aangevoerd, wanneer het gaat tegen de Wederdoopers, gelijk de situatie ten tijde van de Hervormers was, maar heeft het geen beteekenis voor het vraagstuk der doopserkenning in de situatie van tegenwoordig. Zoodat het mij niet mogelijk is tot een andere conclusie te komen dan deze, dat Prof. Kuypers bezwaar tegen mijn veronachtzamen van de Schriftuurlijke gronden voor de doopserkenning niet voldoende gestaafd is door hetgeen hij te dien aanzien heeft aangevoerd. Hs* * Als zesde bezwaar wordt genoemd, dat de voorwaarden voor de doopserkenning worden gelijkgesteld aan die voor de doopsbediening. Prof. Kuyper geeft mijn meening in dezen aldus weer: „Het drietal eischen, die onze Synodes gesteld hebben voor de erkenning van den doop buiten onze Kerken bediend, meent 28

) Het in rekening brengen van de ambtelijke kwaliteit van den bedienaar van den doop beteekent zeker niet, dat wij in de vraag der doopserkenning het objectieve standpunt verlaten en in subjectivisme verloopen, in den trant van de Donatisten e.d. In dezen geest wordt het voorgesteld door Prof. Kuyper in zijn Postacta pag. 162, waar hij het standpunt, door de Synode van Dordrecht 1618/1619 ingenomen inzake de erkenning van den doop prijst als het „objectieve" tegenover het „subjectieve" van hen, die om nadere verklaring vroegen. Naar zijn meening nam zelfs Voetius eenigermate het subjectieve standpunt in. Uit bovenstaande blijkt wel, dat naar mijn meening die voorstelling niet kan aanvaard worden.

72

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1936

Brochures (TUA) | 82 Pagina's

De erkenning van den doop, buiten eigen kerkverband bediend - pagina 72

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1936

Brochures (TUA) | 82 Pagina's