De ceremoniëele wet - pagina 6
Referaat voor de een-en-twintigste wetenschappelijke samenkomst der Vrije Universiteit op 1 juli 1936
das
ein Innerliches, Uebersinnliches, dem religiösen Gebiete An-
gehöriges darstellt und
zur
licher Verhältnisse dient Wat
nu
den
Veranschaulichung
göttlich—mensch-
noemt
Christus
doch
op
").
Mozaïschen
beelden
cultus betreft, moet het symbolische
Witsius
Christus,
past
vs.
13
II
Sam
7 : Daar
is S a l o m o type v. d.
alleen o p S a l o m o , niet o p Christus past vs. niet
ten volle
(Lib.
IV,
C a p . V I , 9, p. 639). D e vierde canon :
„Sufficit
habe,
praestantissimae, quae in antitypo eminentissimo m o d o reperitur.
h. dass in ihm die neutestamentlichen Verhältnisse vor-
ut
14; beide
karakter worden toegestemd, „dass er aber einen typischen Charakter d.
aliquando,
o p S a l o m o , past vs. 12. O p
in
tenuis
imago sit rei
Voorbeeld
bestimmt
op, dat sommige dingen o p Christus, andere dingen bij eenzelfde
(S.
15).
Niets is echter zekerder, dan dat
(Cap. VI,
admodum
gebildet seyen, das wird von Vielen bezweifelt, von noch Mehreren verworfen
Hebr. 7 : 3
typo
10). D e vijfde canon wijst er
de schrijvers van het N. T. aan den Mozaïschen cultus dit typisch
type o p Zijn Kerk, die Zijn lichaam is, moeten betrokken worden
karakter
(Lib.
IV
van
Izaäk.
toekennen,
cf.
Col.
2 : 17, G a l . 3 : 2 4 en den brief
a. d. Hebr. Tegen
de typiek
bezwaren (S.
van
Coccejus
c.s.
heeft
Bähr
echter
drie
18). Ten eerste het gebrek aan een ideëele opvatting
Men niet
Cap.
VI
no.
11,
p.
640).
Voorbeeld :
de offerande
kan het B ä h r toestemmen, dat men met deze
ver
komt.
Te
meer,
daar zij
niet
uitsluiten,
„canones' dat Witsius
van den samenhang tusschen oud en nieuw Verbond : „der Stand-
zelf kwam tot een opvatting van den Mozaïschen cultus, die zonder
punkt
Schriftuurlijken
ist ein
zu äusserlich historischer....
hängt ein zweiter genau zusammen : der
Typen
verfahren Folge
an
festen
war,
seyn
Principien
wovon
musste.
es fehlte
und
Unsicherheit En
de
„Mit diesem M a n g e l bei
Gesetzen,
und
Deutung
nach denen zu
Willkür
regels b.v.
der
van
die natürliche
Witsius
oeconomia foederum I V 6 § 7 vlg. zijn, volgens Bähr,
in te
wij
plaats,
deze
medegedeeld,
na
derde regels
argument van
te gaan.
weergeven,
Witsius,
Witsius
onder
VI
D e Typis
p.
636
VII—XI
de
volgende
no.
Typorum.
sqq.
In
dat
is
door
geeft ze in
foederum Dei cum hominibus libri quattuor' Cap.
geweest,
om
vaag
het hier de
Bähr „De
zelf
niet
oeconomia
(Editio tertia) Lib. I V Caput
geeft
Witsius
vijf „ C a n o n e s de explicatione
D e eerste canon is, dat wij nauwkeurig moeten letten
grond
bijzonderheden
af
te
beelden
de twee naturen van Christus (a.w. 7
)
Het derde bezwaar van B ä h r c.s.
is
de
(S.
„verklaarde.'' Z o o is b.v.
de ark gedeeltelijk van hout, gedeeltelijk van goud
Lib. I V , C a p . 6, 41, p. 656.)
type
Bährs
om
hem
De
en te onbepaald. Voor
volgens
tegen
de
typiek
van
Coccejus
miskenning van de natuur en van het wezen van het
18).
Men
heeft
de betrekking
van den
„Ritualcultus"
o p het heden volkomen miskend, en slechts zijn profetisch element laten
gelden.
Toch
kunnen
wij
niet
nalaten
reeds
merken, dat het Gereformeerde standpunt anders Bähr zelf.
Plaatsruimte
ontbreekt
duiden.
is dan dat van
ons, anders zouden wij gaarne
een lang citaat geven. N u volstaan wij te
hier o p te
met
Bährs meening
aan
Volgens hem is de Mozaïsche cultus „bildliche sinn-
liche Darstelling der
Mosaischen
Religion und nicht der christlichen ;
o p het prototype Jezus, dan zullen wij des te meer eer toebrengen
die sinnliche Form, die er trägt, muss also auch zuerst und zunächst
aan
Gods
auf die eigenthümlich Mosaischen und Israelitischen Religionsideen
type
en
wijsheid
het
en
waarheid wegens het formeeren van het
feit, dat hij, die door het type werd afgeschaduwd,
er zoo nauwkeurig aan beantwoordde (VI, 7, p. 6 3 8 — 6 3 9 ) .
De
tweede is : dat wij met vrees en beven moeten te werk gaan „ne mysteria fingamus ex proprio corde nostro." ( C a p . VI, 8, p. 639). D e derde canon luidt : rem
typum
Christi
„Ubi jam constat, personam aliquam vel
esse, non est existimandum, omnia, quae in
ista vel persona vel re inveniuntur, rationem typicam habere. Fieri enim potest, ut in eodem contextu quaedam soli typo propria sint, quaedam
soli
antitypo,
quaedam utrique corrmunia.
Als voor-
') V g l . o o k Hermanni W i f s i i Miscellaneorum sacrorum Libri I V en wel Liber II. W i f s i u s acht het Apostolische voorbeeld norm (Lib. II, 3). C f . W i t s i u s ' methode toegepast.b.v. o p p. 4 0 1 , 4 0 2 , 411 (Lib. II, 11, 12, 2 5 ) . W i t s i u s heeft Spencerus heftig bestreden W i t s i u s was een gematigd Coccejaan. Coccejus is de man der z.g. n. foederaal-theologie en taxeerde de Oud-Testamentische bedeeling van het genadeverbond te laag. Hij stond zeer vrij tegenover de Schrift. V g l . over hem C h r . Ene. I bl. 4 7 0 — 4 7 1 , Diestel Geschichte des Alten Testamentes in der christlichen Kirche S . 5 2 8 ff., P . R . E. 3 I V 5 186 ff. vooral S . 191). Bijbelsch H a n d b o e k I bl. 3 7 2 noot 3 . In den tweeden druk noemt B ä h r het voornaamste bezwaar tegen de typologie van Coccejus, dot zij tusschen type en symbool geen onderscheid maakt en in de cultussymbolen slecht typen ziet (I* S . 82).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 1936
Brochures (TUA) | 14 Pagina's