De oecumenische beweging en Rome - pagina 7
waard. In die dagen is de mystiek een groote zegen geweest en men moet al zeer onwetend of bevooroordeeld zijn om voor de innige vroomheid dezer christelijke mystiek de oogen te sluiten. W i e de geschriften kent van B e r n a r d v a n C l a i r v a u x , meester E c k e h a r t , H e n d r i k S e u s e , T a u l e r , J a n v a n R u y s b r o e k , T h o m a s a K e m p i s wordt telkens weer getroffen door het feit, dat wij hier geen weeke gevoelsvroomheid vóór ons hebben, maar dat hier mannen aan het woord zijn van sterken wil, van krachtig denken, van innige begeerte om wat zij beleden te willen beleven en om ernst te maken met het woord van P a u l u s, dat de dingen, die men ziet, tijdelijk, en de dingen, die men niet ziet, eeuwig zijn. Alleen namen zij dat in anderen zin dan Paulus. Men heeft gevraagd, of de mystiek met het christendom was te vereenigen, of men terecht kon spreken van „christelijke" mystiek. Historisch is deze vraag gemakkelijk te beantwoorden. Christelijke mystiek is een verschijnsel, welks bestaan moeilijk te ontkennen is. W i j kunnen toch moeilijk zeggen, dat E c k e h a r t , S e u s e , T a u l e r , T h o m a s a K e m p i s geen christenen zijn geweest.' Een andere vraag is echter, of deze „christelijke" mystiek waarlijk christelijk was, of liever, als wij de zaak principiëeler opvatten, of de mystiek zich laat vereenigen met een theïstische Godsbeschouwing. Dat er op den bodem van theïstische vroomheid mystiek is gegroeid, is nog geen bewijs, dat dit gewas daar thuisbehoort. Natuurlijk is pantheïstische mystiek, die vereenzelviging zoekt met het goddelijke, niet met het theïstisch Godsbegrip te verbinden. W a a r o m men echter deze rasechte mystiek willekeurig den naam van „mysticisme" geeft, is mij een raadsel. Waarschijnlijk zit hier het streven vóór om de baan voor „christelijke" mystiek vrij te maken. M a a r dat zal moeilijk gaan, wanneer men de verhouding tot God opvat, gelijk het Evangelie dat doet, als de verhouding van den zondaar tot een God, met wien men alléén in aanraking kan komen, wanneer men gelooft aan de vergeving van zonden. Het is j dus een verhouding van persoon tot persoon. V a n iets, dat in ons wordt gevonden en ons in staat zou stellen met God in nauwer aanraking te komen, van eenige reiniging, of oefening, die tot
8
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1937
Brochures (TUA) | 23 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1937
Brochures (TUA) | 23 Pagina's