Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET LEVEN VAN GROEN VAN PRINSTERER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET LEVEN VAN GROEN VAN PRINSTERER

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij werd op 21 augustus 1801 te Voorburg geboren.

Guillaume werd in de Franse kerk gedoopt, vandaar die Franse voornaam. Zijn vader was arts. Deze ontdekte al vroeg de bijzondere begaafdheid van zijn zoon. Van een gouvernante krijgt Groen in de prille jeugd alles in de drie moderne talen. Als Groen een brief schrijft aan zijn moeder, gebruikt hij de Franse taal. Zijn vader onderwijst de kleine jongen Nederlands, schrijven en aardsrijkskunde. Als Groen 8 jaar oud is, moet hij ook nog eens 4 avonden in de week naar de Nutsschool. Z'n vader zoekt de beste scholen: eerst naar de Latijnse school in Haarlem (1813). Dit wordt een kort verblijf in verband met de verdrijving der Fransen door de Pruisische troepen. Noodgedwongen komt Groen terecht op de Latijnse school te Den Haag. In 1815 wordt Guillaume naar de Hieronymusschool te Utrecht gestuurd. Ook hier laat vader Van Prinsterer hem afzonderlijk les geven door hoogleraren.

Op z’n Utrechtse wandelingen redt Willem een meisje van de verdrinkingsdood terwijl hij niet kon zwemmen. Daarom zorgde zijn vader meteen voor een zwemmeester.

In 1817 wordt Groen student te Leiden. Hij studeert aan 2 faculteiten: de juridische en literaire, waaronder geschiedenis ressorteert. In 1819 doet Guillaume geloofsbelijdenis in de Haagse Grote Kerk. Hij heeft de catechisaties van dominee Dermout, een moralistisch

predikant, gevolgd. In Leiden is Groen een echte student. Hij doet mee met allerlei sporten, is lid van talrijke disputen en 's zomers gaat hij op reis met z'n vrienden.

In 1820 beveelt professor Borger Groen aan als zijn opvolger in de geschiedenis. Zijn vader vindt Groen nog te jong voor hoogleraar. In Leiden gaat Guillaume ook naar het privatissium van de merkwaardige Bilderdijk.

Later heeft Bilderdijk godsdienstig invloed op Guillaume uitgeoefend. In 1823 promoveert Guillaume "summa cum laude" in de letteren en in de rechten. Groen v. Prinsterer vestigt zich als advocaat in Den Haag. In 1824 wordt Groen voorgedragen als opvolger van de hoogleraar in de rechten Kemper. Met tegenzin accepteert Groen de voordracht. Hij voelt meer voor geschiedenis. De minister van justitie Van Maanen verzet zich echter. Groen wordt verdacht van "Bilderdijkianisme". Op aandringen van zijn vader solliciteert Groen in 1826 naar een betrekking aan het Kabinet des Konings. Persoonlijk voelt hij er weinig voor. Hij luistert naar vader maar wacht onverschillig de uitslag af. Ondertussen onderneemt hij een plezierreis naar Parijs. Hij bezoekt de opera en het toneel. Ook in Den Haag gaat hij naar de Haagse kermis. Kortom, hij geniet van het mondaine leven.

In 1827 krijgt Guillaume verkering met een vriendin van zijn zuster: Elisabeth van der Hoop.

Een jaar na de sollicitatie \ ordt hij plotseling benoemd aan het Kabinet des Konings. Hij aanvaardt het bijna met weerzin. Lateisprak hij van een providentiële beschikking in verband met zijn godsdienstige omkeer in Brussel. In 1828 trouwt Groen van Prinsterer in de stad Groningen.

Het Kabinet des Konings verhuist ieder jaar: naar Brussel of Den Haag. Groen krijgt meer plezier in zijn werk als hij van referendaris secretaris wordt. Daardoor komt hij in nauw kontakt met koning Willem I.

In Brussel is het onrustig want de band tussen Holland en België staat op h^t springen. In 1829 verschijnt voor het eerst "Nederlandsche Gedachten" waarvan Groen eindredacteur is. Groen stelt zich zelfstandig op: hij levert kritiek op de Belgische eisen, maar ook op Willem I. Eens had Groen veel kritiek geleverd op een regeringsmaatregel. De koning berispte Groen. Guillaume wilde z'n ontslag aanbieden, maar Willem I wilde hem niet kwijt omdat zijn kritiek voortkwam ”uit liefde”.

Réveil

In Brussel kwam eerst mevrouw Groen v. Prinsterer en later ook

Groen zelf in kontakt met het Réveil. Het Réveil was een christelijke opwekkingsbeweging die zich theologisch beperkte tot de oudchristelijke waarheden en verder vooral praktisch werkzaam was in de zending, filantropie, bestrijding van ontucht en slavernij.

De hofpredikant J.H. Merle d' Aubigné was degene die de familie Van Prinsterer in kontakt bracht met het Réveil. Merle wees Groen ook op Burke (een antirevolutionair) en op Pascal. De levensstijl veranderde: Groen en z'n vrouw trokken zich terug uit het mondaine leven.

Eens als hij aangezocht wordt als minister van buitenlandse zaken blijkt één van Groens bezwaren de diplomatieke diners te zijn in verband met de mondaine sfeer.

Vanaf 1831 sticht mevrouw Groen v. Prinsterer elk jaar op haar verjaardag een woning voor behoeftige bejaarden, totdat ze een blok van 32 woningen bijeen heeft.

In 1832 staakt Guillaume de uitgave van de "Nederlandsche Gedachten". De laatste jaren redigeerde hij vrijwel alleen deze periodiek, wat ook te maken had met de overgang tot het Réveil. De mede-red akteuren verloren het kontakt met Groen, omdat zij geen Réveilmensen waren. In 1832 sterft ook zijn moeder. Groen raakt overspannen en reist naar Zwitserland om herstel. Daar ontmoet hij ook Merle d' Aubigné en Vinet. Groen las graag Vinet. Nog in 1875 wijst hij de toen godsdienstig twijfelende Savornin Lohman op de lectuur van Vinet. In 1833 is de familie weer terug in Nederland. Groen vraagt ontslag als secretaris. Z'n werk is routine-arbeid geworden en dat zint hem niet. Hij krijgt eervol ontslag. Wel blijft Guillaume belast met het toezicht op het Huis-archief der Oranjes. Hij mag van Willem I de "Archives de la maison d' Orange - Nassau" uitgeven. De hertog van Nassau schonk Groen een met edelstenen bezette ring als dank voor de uitgave van de "Archives". Op aansporing van Merle schreef Groen "Ongeloof en Revolutie" en een "Geschiedenis des Vaderlands, " een geloofsgetuigenis, waarin Groen vertelt van de daden Gods in onze geschiedenis.

Groen heeft schriftelijk en persoonlijk kontakt met internationale historici als Motley, Ranke en Guizot. Ook met Fruin onderhoudt hij schriftelijke kontakten. In 1836 maakt Groen een buitenlandse studiereis in verband met het archievenonderzoek. In Parijs bezoekt hij het graf van Pascal.

Afscheiding (1834)

Sinds 1816 was de kerk ondergeschikt aan de staat. In 1834 ontstaat de Afscheiding in verband met de onrechtzinnigheid in de Hervormde Kerk. Op aandrang van de synode worden de bijeenkomsten van de Afgescheidenen verboden. Secretaris van de synode was toen ds. Dermout, de catechisatie-dominee van Groen. Als de Afgescheidenen niet wilden luisteren, kregen ze boetes en bij nietbetaling gevangenisstraf. Groen vindt de stap van de Afgescheidenen onberaden, maar hij vindt wel dat de Afgescheidenen onrecht wordt aangedaan. Daarom schrijft hij "De maatregelen tegen de Afgescheidenen aan het staatsrecht getoetst". Vóór de publicatie zendt hij 't geschrift vertrouwelijk aan de koning. Na 3 maanden nog geen reaktie. Dan pas publiceert Groen het geschrift. Thorbecke keurt de regeringsmaatregelen tegen de Afgescheidenen wel goed. De vriendschap met Thorbecke krijgt hierdoor een knak. Ook tegenover de koning wordt de verhouding koeler.

In 1837 sterft Groens vader. Z'n vader verweet Groen dat hij de kansen in het leven vergooide. Groens vader was altijd voorzichtiger, diplomatieker geweest.

Na vaders dood woont de familie G. van Prinsterer in het ouderlijk huis op de Korte Vijverberg in Den Haag. 's Zomers wonen ze in het buitenverblijf Oud-Wassenaar.

De Christelijke staat

In 1840 begint zijn parlementaire loopbaan. De Provinciale Staten van Holland vaardigen hem af als lid van de Tweede Kamer in verband met de Grondwetsherziening. Toen die grondwet er eenmaal was, keerde Groen weer terug tot de historische studie. Groen gaat strijden voor de christelijke staat:

”Geen waarlijk rechte staat dan de christelijke". "Als kerk en godsdienst hun greep op staat en maatschappij verliezen, zullen ze terugvallen in Germaanse barbaarsheid en Romeins zedenbederf ondanks technische opbloei en maatschappelijke welvaart.”

Overigens wist Groen dat ook de christelijke staten in het verleden slecht gefunktioneerd hebben, "maar het is niet goed de verkeerdheid der toepassing op rekening van de beginselen zelf te zetten."

Groen heeft meer verdriet gehad van eigen geloofsverwanten dan van liberalen zoals Busken Huet, Pierson en Buys die hem konden waarderen.

Ten aanzien van de Christelijke staat beweerden de piëtisten: onmogelijk want "Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld".

Bilderdijk was evenals Kohlbrugge wars van menselijke aktie want herstel van de christelijke staat moet van God uitgaan. Ds. De Liefde beweerde dat voor de christen elke relatie tussen kerk en staat uit de boze is. Ook de overheidssubsidie voor de christelijke school is verkeerd. De ethischirenischen, door Groen de christelijke individualisten genoemd, waren ook niet voor de christelijke staat in de geest van Groen. Hun vroomheid trok Groen aan. Kerkrechtelijk en staatkundig waren het Groens tegenstanders.

In 1842 schrijft Groen het Adres van de "Zeven Haagsche Heeren" aan de synode. Deze heren pleiten voor terugkeer naar de belijdenisgeschriften van de Kerk. Er volgt geen reaktie. Dan richten Groen c.s. zich tot de leden van de kerk in "Aan de Hei-vormde Gemeente".

In 1845 is de eerste bijeenkomst van de Réveilkring bij de familie Pierson in Amsterdam. Bekende aanwezigen zijn: Da Costa, Capadose, Groen, Elout, Mackay, Ds. de Liefde, Beets, Heldring, Chantepie de la Saussaye, Wormser, Van der Brugghen e.a.

Groen wordt de voorzitter van deze "Christelijke Vrienden". Tien jaar lang komen ze tweemaal per jaar bijeen.

Groen kon de breuk in deze vriendenkring niet voorkomen. De ethisch-irenischen komen uit met een eigen orgaan"Ernst en Vrede". Als tegenhanger van de "Ernst en Vrede"-kring ontstaat

de Confessionele Vereniging met Groen als voorzitter. Toch probeert Groen de ethisch-irenischen terug te winnen.

Schoolstrijd

Sinds de Lager Onderwijswet van 1806 mocht de openbare school niet meer een strikt kerkelijke school zijn. Het moest een school zijn waarin niemand in zijn godsdienstige overtuiging zou mogen worden gekwetst. Daarom was leerstelligheid uit de boze. Uiteindelijk was er nog wel degelijk sprake van kerkelijke invloed want van de 56 schoolopzieners waren er 37 predikanten van de Ned.Herv.Kerk. Die kerkelijke invloed was veelal alleen negatief: invloed van Modernen en aanhangers van de Groninger Richting. De Bijbel werd wel in de school toegelaten. De roomse geestelijken mochten scholen vrij binnenkomen en controleren of er in de leesboeken en liederen iets was waar tegen de roomsen bezwaren hadden.

Wat zo'n vage, gemengde school in de praktijk betekende, is heel mooi geillustreerd door ds. J. de Liefde in zijn "Samenspraak" over de gemengde school. De heer B. Gangel, hoofd van de openbare school, werd geschorst omdat hij zijn gebed besloot met de woorden: "om onzes Heere Jezus Christus wil”.

Dat kon voor bepaalde mensen kwetsend zijn. Groen van Prinsterer pleitte voor openbaar onderwijs. Het bijzonder onderwijs is tot zijn dood voor hem surrogaat geweest. Maar de wet van 1806 vindt Groen onchristelijk: "Men verkondigt een algemene Vader der mensen zonder rekening te houden met de kloof der zonde en met de enige Middelaar.”

Er zijn mensen die gaan emigreren omdat ze hun kinderen geen chr. opvoeding kunnen geven in het land. Daarom zegt Groen:

”Schoolonderricht in de lering en vermaning des Heeren wordt in Nederland onder de wanbedrijven geteld." Voor Groen is de christelijke staatsschool altijd ideaal gebleven. Deze school zou alle kinderen van het volk moeten bereiken.

De periode van de schoolstrijd laten we verder rusten, omdat deze elders uitvoeriger aan de orde komt.

Later werd Groen lid van de Evangelische Aliantie, een protestantse oecumenische groepering van personen, niet van kerken.

Deze alliantie was vooral praktisch bezig: armenzorg, pleiten voor vervolgde protestanten, zending.

Groen is ook vele jaren voorzitter geweest van de Nederlandse Vereniging tot opheffing van de slavernij in onze koloniën.

Groen verwierp de gelijkheid van alle mensen als tegennatuurlijk. Vandaar z'n verzet tegen algemeen kiesrecht. Hij streed wel voor de gelijkwaardigheid van alle mensen. Hij was een van de eersten in ons land die de Boeren in Z-Afrika de les las over de onwaardige behandeling van Zoeloes en Hottentotten. Groen had ook een open oog voor het sociale vraagstuk. Om de slechte woningtoestanden te verbeteren werd hij een van de oprichters van de eerste woningbouwvereniging in Den Haag.

Hij ziet de gevaren van het liberalisme. Groen weet dat door de ongebreidelde concurrentie de werklieden slaven zijn geworden. Hij verguisde de socialisten en communisten niet hoewel hij de doelstellingen verderfelijk vond.

Hij begreep waarom de arbeiders zich aangetrokken voelden tot deze revolutionaire bewegingen.

De "Verklaring van de rechten van de mens", vond Groen over het algemeen juist. "De fout van de Revolutie was dat deze rechten van hun oorsprong zijn los gemaakt. Wat de Revolutie voorspiegelt, groeit alleen op christelijke bodem.”

Laatste levensjaren

In 1871 verhuist de familie Groen van Oud-Wassenaar naar Blankenburg als buitenverblijf. In deze tijd verzorgt hij de bronnenuitgave: "Hoe de onderwijswet van 1857 tot stand kwam." Groen is bang dat latere generaties een verkeerde voorstelling zullen krijgen van zijn konflikt met Van der Brugghen.

Tegenover Motley verdedigt hij Maurits in zijn "Etude historique Maurice et Barnevelt”.

In de laatste levensjaren ordent Groen ook zijn briefwisseling die van publiek belang is. Die briefwisseling stond hij bij testamentaire beschikking af aan het Rijksarchief met de bepaling dat zij eerst 50 jaar na z'n dood zou mogen worden opengemaakt.

De zuiver persoonlijke briefwisseling vernietigt hij.

Het jaar 1876 wordt zijn sterfjaar. Op zijn sterfbed wordt hij tweemaal getroost door bovenaards licht.

Op 19 mei overlijdt Groen in Den Haag aan de Korte Vijverberg. In het sterfhuis leidt Gunning een korte rouwdienst. Gunning was een vriend van Groen ondanks menig verschil van inzicht. Groen we werd begraven op "Ter Navolging" te Scheveningen.

Op het graf spraken Elout en Brummelkamp. De Vereniging van christelijke onderwijzers nam de zorg voor de graven van Groen en zijn vrouw op zich en zorgde voor een eenvoudig monument op "Ter Navolging". Op dit monument staat de tekst uit Openbaringen 7 : 9-17. Deze tekst heeft Groen voor het laatst onderstreept met potlood, want hij kon toen niet meer spreken.

Op initiatief van mevrouw Bosboom-Toussaint werden in de gevel van het huis aan de Korte Vijverberg twee gedenkstenen aangebracht. Zo kwam het einde voor Groen van Prinsterer die eens schreef: "Wat zou er voor de christen heerlijker zijn dan iets te mogen gevoelen van het "de ijver van Uw huis heeft mij verteerd".

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1976

Criterium | 40 Pagina's

HET LEVEN VAN GROEN VAN PRINSTERER

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1976

Criterium | 40 Pagina's