Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TACHTIGJARIGE OORLOG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TACHTIGJARIGE OORLOG

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Stellingnemen in de geschiedeniswetenschap

Het is een bekend feit dat de geschiedeniswetenschap bepaald niet waardenvrij is. In nagenoeg elke wetenschap gaat de man die er mee werkt uit van bepaalde vooronderstellingen; bepaalde waarden en normen die hij als uitgangspunt kiest. Deze waarden zijn meestal levensbeschouwelijk bepaald. Juist ook in de geschiedeniswetenschap zal de levensbeschouwing van de historicus bepalend zijn voor de manier waarop hij met de geschiedenis omgaat.

Het blijkt dat iedere historicus algemeen aanvaarde feiten op zijn eigen manier interpreteert, en daarmee tot een eigen beeld van de geschiedenis komt. Een liberaal zal zich een ander beeld vormen dan een marxist, omdat hij van geheel andere vooronderstellingen uitgaat. De marxist zal bepaalde historische feiten proberen te verklaren uit de maatschappelijke verhoudingen en sociale toestanden, omdat zijn ideologie hieraan een grote waarde geeft. Vaak impliceert dit een zekere eenzijdigheid omdat andere factoren vergeten worden. Deze eenzijdigheid vinden we trouwens bij veel stromingen in de geschiedeniswetenschap. Ook de protestantse geschiedschrijving is er soms niet aan ontkomen.

Libertatis ergo — religionis ergo

De verschillende opvattingen komen duidelijk naar voren bij de geschiedschrijving van de Opstand tegen Spanje. Met precies dezelfde bronnen komen de historici tot verschillende conclusies. Heel lang hebben historici gestreden over de vraag of de Opstand nu plaats vond "libertatis ergo" of "religionis ergo".

Religionis ergo: om wille van de godsdienst; het doel van de Opstand was vrijheid van geweten en vrije uitoefening van de gereformeerde eredienst. Libertatis ergo: om wille van de vrijheid. Het dool van de Opstand was het behoud van de oude vrijheden en privileges. Volgens de laatste opvatting was de Opstand gericht tegen het streven van Filips II om van de Nederlanden een moderne eenheidsstaat te maken, met een sterk centraal gezag en een groot ambtenarenapparaat.

Dit streven riep ook bij veel rooms-katholieken verzet op, want het particularisme bloeide in de Nederlanden. In feite bestonden er zeventien aparte staatjes, geregeerd door één vorst. Iemand uit Holland voelde zich nauwelijks verbonden met iemand uit de andere gewesten. De vertegenwoordigers van de gewesten ontmoetten elkaar alleen in de vergadering van de Staten-Generaal. De gemeenschappelijke strijd tegen dezelfde vorst bracht de gewesten dichter bij elkaar.

De vraag waarvoor men streed leefde al heel sterk onder h^n die de Opstand zelf meemaakten. In Leiden waren tijdens het beleg noodmunten geslagen met het opschrift: "libertatis ergo".

De Calvinisten vonden dit niet juist omdat de strijd om de godsdienst gevoerd werd. Ds. Taling zei op de kansel "dat niet alleen om de uyterlijkeliberteit, en vrijheidt des Vaderlants, maar veel meer om de Religie en de geestelijcke vrijheidt der consciëntiën deze landen in beroerte en veranderinge waren". Verder vergelijkt hij hen, die aan vrijheid genoeg had-

den, met varkens die tevreden zijn als zij een volle trog hebben. Toen de secretaris van de stad, Jan van Hout, dit hoorde, trok hij zijn pistool en vroeg aan de burgemeester die naast hem zat "of hij hem eraf zou lichten". Het schot viel niet, maar de dominee kreeg van het stadsbestuur wel een berisping.

Deze tegenstelling hebben de historici uitgebreid besproken, en zowel het godsdienstmotief als het vrijheidsmotief zijn op hun tijd benadrukt. Later kwam men tot de overtuiging dat men deze motieven niet tegen elkaar uit kon spelen, maar dat ze beide een reden waren voor de Opstand.

Uit de aard der zaak blijft daar het feit dat individuele personen die bij de Opstand betrokken waren zich één van beide motieven toeeigenden. De Calvinisten legden de nadruk op de godsdienst, de rooms-katholieken zagen alleen het streven naar vrijheid als reden van de Opstand.

Daartussen bevond zich dan een groep die én vrijheid van godsdienst én behoud van de oude privileges wilde. Tot deze groep behoorde ook Willem van Oranje.

Hoewel hij later Calvinist werd, stelde hij zich niet op het strenge standpunt van de meesten van hen. Hij heeft altijd gestreden voor algemene godsdienstvrijheid, zowel voor Calvinisten als rooms-katholieken. Hij stelde dan ook voor om overal waar honderd gezinnen met eenzelfde godsdienst bij elkaar woonden, de uitoefening van die godsdienst toe te staan. Het voorstel wekte veel verzet, zowel bij protestanten als bij roomskatholieken. Datheen noemde de Prins op de kansel een libertijn "die de religie achtede en zo licht veranderde als een omhangsel van een kleed; dat hij nog om Godt nog om religie gaf, maer van staet en nut zijnen afgodt maekte, zodat indien hij wiste of dagte, dat zijn hembde iet van religie wiste ofte rieken zoude, dat hij 't selve zoude uittrekken ende in 't vier werpen ende verbranden".

Ook de rooms-katholieken waren tegen het voorstel en bijna nergens werd de godsdienstvrede afgekondigd.

Sociaal-economische benadering

Overigens is de vraag gerechtvaardigd of er nog andere factoren gespeeld hebben bij de Opstand. Het is een verworvenheid van de laatste honderd jaar, dat men meer aandacht heeft gekregen voor de sociaal-economische gegevens. Men heeft zich de vraag gesteld hoe de gewone man reageerde op de problemen die zich voordeden. De marxistische professor Jan Romein schrijft, dat hij ervan overtuigd is "dat het maatschappelijk zijn het bewustzijn der mensen bepaald, niet omgekeerd". Dit houdt in dat hij bij het zoeken naar oorzaken van de Opstand de nadruk legt op de sociale toestanden en de maatschappelijke verhoudingen.

De Nederlanden van het jaar 1566 worden door sommigen voorgesteld als een zeer rijk gebied. Anderen schrijven juist dat het een arm gebied was. Het feit dat er ongetwijfeld zeer arme groepen waren, wordt door marxistische historici dankbaar aangegrepen.

Kuttner schreef in zijn boek "Het hongerjaar", dat het volk niet naar wapens greep om enig hoger ideaal als b.v. de vrijheid van godsdienst. Volgens hem gebeurde dit alleen vanwege de armoede en de honger. Ongetwijfeld heeft dit gespeeld bij gebeurtenissen als de beeldenstorm van 1566, maar toch zullen er ook mensen geweest zijn die andere motieven hadden.

Van Schelven en Groen

Prof. van Schelven legt een heel andere nadruk. Volgens hem is het eerste verzet uitgegaan van de Calvinisten; dus een Opstand met een hoger doel. Zelfs vóór de hogere en de lagere adel zich verzetten, (resp. 1564 en 1566) verzetten de konsistoriën zich al. Toch bestond er vooral in het begin van de Opstand nog een groep lijdzame Calvinisten, die zich niet durfden verzetten, die zich afvroegen of zij wel het recht hadden zich te verzetten. Van Schelven schenkt geen aandacht aan hen. Groen van Prinsterer schrijft echter juist dat de Evangeliebelijders voor het jaar 1566 niet erg actief waren.

Geyl en de groot-nederlandse gedachte

Ondanks het feit dat bijna ieder erkent dat de Opstand zowel gericht was op het verkrijgen van vrijheid van godsdienst als op het behoud van de privileges legt ieder nog steeds zijn eigen nadruk.

Daarbij voegen zich dan de opvattingen van hen die een geheel apart standpunt innemen. Prof. Geyl b.v. beschouwt de Opstand met de gedachte dat die strijd de Nederlanden in twee kampen heeft verdeeld. Als hij een "Geschiedenis van de Nederlandse Stam"

schrijft, zegt hij in de inleiding wat hij daaronder verstaat. Onder de Nederlandse Stam verstaat hij alle volken en volksgroepen voor wie het nederlands de moedertaal is. Hij ziet een duidelijke eenheid in de Nederlanden. Die eenheid was ook het ideaal van Willem van Oranje. Deze heeft altijd geprobeerd alle 17 gewesten te verenigen. Dit scheen te gelukken bij de Pacificatie van Gent, maar het oprichten van de Unies van Atrecht en Utrecht bracht het groot-nederlandse ideaal voorgoed van de baan.

In Geyl's boeken vinden we dan ook steeds spijt over deze "kunstmatige" scheiding. Hij wijst er steeds weer op dat het feit dat België katholiek en Nederland protestant is, niet de oorzaak is van de scheiding, maar een gevolg. En hij veroordeelt dan ook alle historici die, hetzij in Nederlands-nationale zin, of Belgisch-nationale zin geschiedenis schrijven.

Prof. Geyl heeft ook een duidelijke mening over de vraag of de Opstand een volksopstand was of niet. Volgens hem was er geen sprake van een volksopstand. Enkele groepen watergeuzen veroverden wat steden in Holland en Zeeland en vestigden een gereformeerde dictatuur. Later werden de oostelijke provincies op hardhandige wijze protestant gemaakt. Het feit dat de Noord-Nederlandse staat zich wist te handhaven schrijft hij toe aan het "toeval" dat Parma bleef steken voor de grote rivieren. Hierdoor is volgens hem ook de scheuring in de Nederlandse Stam toeval.

Bremmers kritiek

Dr. R.H. Bremmer weerlegt in zijn boek "Van Opstand tot Konin-

krijk" deze visie uitgebreid. Hij toont aan dat het volk er wel degelijk bij betrokken was. De regenten werden door het volk gedwongen de poorten te openen voor de watergeuzen. Toch was dit ook weer niet het gehele volk; een grote groep hield zich nog afzijdig. Onder de actieven ruimt Bremmer een grote plaats in voor de Gereformeerden. Volgens hem sleepten zij de bevolking in de beslissende momenten mee.

Romein en het vergruisde beeld

Al met al denkt iedere historicus die iets over de Opstand heeft geschreven er op zijn eigen manier over. Romein heeft gesproken over "Het vergruisde beeld" van de Opstand. Het beeld is inderdaad vergruisd. Ieder gebruikt de feiten op zo'n manier dat ze zijn ideeën ondersteunen.

Gods hand in de geschiedenis

Tussen deze waaier van opvattingen moeten wij onze positie bepalen. Norm hierbij moet zijn de Bijbel en de belijdenisgeschriften. Wij hebben de taak de leiding van God te tonen; de "hand Gods in de geschiedenis" te laten zien.

Maar hier liggen ook grote problemen.

Daarom moeten wij heel voorzichtig zijn met het aanwijzen van Gods ingrijpen in de loop der historie. Al vele malen is daar misbruik van gemaakt. Ook mogen we niet alles zoveel mogelijk met ons verstand verklaren en de volstrekt onverklaarbare dingen alleen aan Gods leiding toeschrijven. Gods voorzienigheid gaat over al het gebeuren, ook over de gebeurtenissen in de geschiedenis. Door de gehele geschiedenis heen voltrekt de Heere Zijn Raad. Wij kunnen proberen daar van iets na te gaan, maar altijd blijft daar het Woord: Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan uw gedachten". (Jes. 55 : 9) Dit betekent een duide-

lijke grens. Hiervoor moeten wij blijven staan. Wij mogen ons niet begeven in speculaties.

Dit gevaar wordt nog groter als wij ons gaan bezig houden met de moderne geschiedenis. Die staat niet zover van ons af en wij moeten oppassen niet vanuit onze eigen symphatieën Gods hand in de geschiedenis aan te wijzen.

Het is de taak van de christelijke historici te wijzen op de grote daden die God aan de Nederlanden gedaan heeft, zowel gedurende de Opstand als daarna. Daarbij moeten we duidelijk stellingnemen tegen elke geschiedbeschouwing die niet vanuit Gods W 7 oord werkt.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1977

Criterium | 40 Pagina's

DE TACHTIGJARIGE OORLOG

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1977

Criterium | 40 Pagina's