Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE VROUW IN DE KERK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VROUW IN DE KERK

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot de kerk behoren meer vrouwen dan mannen. Dat is meer dan een statistische eigenaardigheid. Het is een feit van betekenis. Het verschijnsel is overal waar te nemen.

Per 31 december 1981 telden de Gereformeerde Gemeenten (svn.) blijkens hun Kerkelijk Jaarboek 1982 23.936 vrouwelijk belijdende leden en 20.465 mannelijke.

De Gereformeerde Kerken becijferden per 31 december 1979 203.843 mannen en 255.145 vrouwen onder hun belijdende leden. Er zijn doopsgezinde gemeenten in het noorden des lands, die nog vrijwel uitsluitend uit vrouwen bestaan.

Hoe komt het, dat over de gehele linie vrouwen trouwer zijn aan het kerkelijk leven? Hoe komt het, dat de Demas-gestalte ("Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen", 2 Tim. 4 : 10) onder vrouwen minder voorkomt dan onder mannen? Misschien omdat zij het voorrecht hebben, dat zij minder met de "wereld" in aanraking behoeven te komen? Of is er iets in de aard of aanleg van de vrouw, waardoor zij minder geneigd is toe te geven aan de verleidingen van de wereld? Dat zou dan een vrucht zijn van wederhoudende genade en het zou goed zijn, daarop zeer zuinig te zijn.

Dit verschil is op zichzelf al een artikel waard. Maar dan zouden we over meer feitelijke gegevens moeten beschikken dan alleen die merkwaardig uiteenlopende getallen.

De redactie verzocht een artikel over "de vrouw in de kerk", speciaal toegespitst op de vragen rond de ambtsuitoefening, stemrecht etc. In deze formulering dreigt al iets discriminerends te zitten: "de vrouw", als een bijzonder soort kerklid. Belangrijker dan de kerkrechtelijke vragen is het overigens, hoe mannen en vrouwen beide hun plaats weten in de kerk en vandaaruit omgaan met elkaar.

Wat zegt de Schrift over de plaats van vrouwen en mannen in de gemeente des Heeren? Elders in dit nummer wordt geschreven over de verhouding van man en vrouw in het algemeen, en speciaal in huwelijk, gezin en samenleving. Daar zal centraal staan de scheppingsordening, Genesis 2:18. Wij zullen in dit artikel trachten te belichten de verhouding van mannen en vrouwen in de Nieuwtestamentische gemeente.

De praktijk in het Nieuwe Testament.

Fundamenteel voor ons onderwerp is Galaten 3 : 27, 28. We laten deze tekst spreken met de woorden van de kanttekening. Van al degenen die "in Christus gedoopt zijn" (kanttekening: die niet alleen de uitwendige doop des waters, maar ook de inwendige doop des Geestes ontvangen") zegt Paulus, "dat onder hen geen onderscheid meer is, van wat natie, conditie of geslacht dat ze zijn". "Dit geldt niet in de politie (burgermaatschappij) of huishouding, waar ongelijkheid is, maar aangaande de weldaden Christi". Veelzeggend is de opmerking van onze kanttekenaars: ... als een mens (is) de een zowel als de ander door Christus erfgenaam gemaakt des eeuwigen levens”.

In Christus zijn alle mensen één. Dat wil niet zeggen, dat zij nu ook gelijk geworden zijn. De genade is gelijk. Maar dat is voor de apostel geen reden om nu ook alle verschillen in het maatschappelijk leven weg te redeneren. Integendeel, hij verlangt elders juist eerbiediging van die verschillen. Het onderscheid tussen een Jood en een Griek is niet weg te nemen. De verschillen tussen een slaaf en een vrije blijven bestaan. Maar wat hun verhouding tot Christus betreft, zijn alle gelovigen één: blanken en zwarten, mannen en vrouwen, aanzienlijken en geringen enz.

Dat zien we dan ook in de Nieuwtestamentische gemeente. Vrouwen en mannen nemen beide met ere hun plaats in de gemeente in. Wij vinden er profetisch begaafde vrouwen als de vier dochters van Filippus (Hand. 21 : 9).

Wij lezen van vrouwen die geoefend waren in de waarheid en daarvoor ook erkend werden, als Euodia en Syntyche ("die met mij gestreden hebben in het Evangelie", Fil. 4 : 2, 3), Priscilla (Hand. 18 : 26), die met haar man door Paulus genoemd werd "medewerkers in Christus Jezus" (Rom. 16:3). Van de drie keer, dat dit echtpaar in de brieven van de apostel voorkomt, noemt hij Priscilla twee keer vóór haar man. Zulke kleinigheden zijn veelzeggend.

Daar is Tabitha, een "discipelin" genoemd, voorbeeld van christelijk hulpbetoon in de gemeente (Hand. 9 : 36-42), Febe, een "dienares" en een "voorstandster van velen" (Rom. 16 : 1, 2). Men moet zo'n heel hoofdstuk met groeten als Romeinen 16 eens aandachtig doorlezen: aria die veel voor ons gearbeid heeft... Tryfena en Tryfosa, vrouwen die in de Heere arbeiden... Persis, de beminde zuster die veel gearbeid heeft in de Heere... de moeder van Rufus... Julia... de zuster van Nereus. De brieven zijn van

vrouwennamen vol

Hetzelfde zien we ook, als we letten op Christus' omwandeling op aarde. Vrouwen volgden Hem en dienden Hem van haar goederen (Luk. 8 : 1-3). Vrouwen zijn meegegaan, de gevaarlijke reis van Galilea naar Jeruzalem (Luk. 23 : 49, 55). Vrouwen zijn meermalen éérder verwaardigd bepaalde heilgeheimen te mogen zien, dan de discipelen (b.v. Matth. 26 : 6-13). Bij Christus' begrafenis lezen we niet van de discipelen, maar "de vrouwen" worden wel weer genoemd.

Klaarblijkelijk waren deze vrouwen ("de vrouwen", Hand. 1:14) een begrip, naast de discipelen. Maar Christus riep alleen mannen tot het apostelambt.

Typerend is wel, wat gebeurde op de Paasmorgen. Vrouwen worden verkoren om de eerste verkondigsters te zijn van Christus' opstanding. Maar niet om zelf prediksters te worden. "Gaat haastiglijk heen en zegt het Zijn discipelen, moeten door de vrouwen weer teruggebracht worden tot hun roeping.

Evenzo zien we in de Nieuwtestamentische kerk nergens vrouwen "in het ambt staan". Dezelfde apostel, die in zijn brieven zovele vrouwen met blijdschap noemt, kent als ambtsdragers alleen mannen.

Iets tijdsgebondens?

Is dat iets tijdgebondens? Zo wordt het thans door velen opgevat. Zo goed als de slavernij tot in de 19e eeuw algemeen geaccepteerd werd en de apostel dan ook geen principieel verbod van slavernij uitspreekt, zo moeten wij ook niet verwachten, dat hij zich keert tegen een eenzijdig mannelijke bezetting van de ambten in de kerk. Maar nu, nu de ideeën van de vrouwenemancipatie algemeen doorbreken, zijn wij dan ook niet meer gehouden de kerkelijke praktijk van toen, die zozeer cultuurbepaald was, te handhaven.

Tegen deze redenering is heel wat in te brengen. Allereerst moet men eens beseffen wat men doet, wanneer men Christus, Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid, beschuldigt van tijdgebondenheid! Bovendien kunnen wij in de evangeliën lezen, dat Hij juist vele vooroordelen doorbrak, zoals tussen Joden en Samaritanen. Zou Hij, Die at met tollenaren en zondaren en ook uit hen Zijn discipelen koos, Zich van de keuze van vrouwen hebben laten weerhouden door een bepaald cultuurpatroon?

Daar komt trouwens nog iets bij. Wij zouden veel gemakkelijker

kunnen bewijzen, dat wanneer Christus en de apostelen zich in deze zouden hebben aangepast aan de gewoonten van hun tijd, de vrouw van meet af in het ambt zou hebben gestaan, zeker in de gemeenten uit de heidenen. In Klein-Azië, in de Griekse steden, in Rome zouden vrouwelijke ambtsdragers zonder meer geaccepteerd zijn. Het mag waar zijn, dat de positie van de vrouw onder de heidense volken over het algemeen minderwaardig was (anders dan in Israël, zie alleen de lof van de deugdzame huisvrouw in Spreuken 31 maar!), maar op één terrein des levens was de vrouw minstens de gelijke van de man, namelijk dat van de godsdienst. Overal kenden de heidenen hun priesteressen, hun Vestaalse maagden; het orakel van Delphi was een vrouw; in de godenwereld had men zijn godinnen enzovoort.

Merkwaardig: lleen in de godsdienst van Israël en in het verlengde daarvan het onderwijs van Christus en de Nieuwtestamentische kerk vinden wij alleen mannen in "de ambten". Geen wonder, dat dit moeite gaf, toen de kerk ook geplant werd in de heidenwereld! In dit licht bezien is het begrijpelijk, dat Paulus is zijn brieven aan heidengemeenten op dit punt soms onderwijzend moest optreden. Wij noemen 1 Korinthe 14 : 34-36 en 1 Timotheüs 2 : 11-15.

Zou Paulus zich hebben neergelegd bij een tijd-en cultuurgebonden situatie, dan zou hij de vrouw in het ambt zéker gedoogd hebben. Maar neen. Hij wijst de vrouwen die eigentijdse praktijken willen toepassen in de kerk van Korinthe, uitdrukkelijk terug met een beroep op de scheppingsordening. Kan het nog minder tijdgebonden?

Ambt en scheppingsordening.

Waaróm geen vrouw in het ambt?

Dat wij voorzichtig zijn met deze vraag. God heeft man en vrouw in Zijn schepping elk hun eigen plaats gegeven. Wel gelijkwaardig - niet gelijk, dat is maar niet een verouderd rollenpatroon of iets dergelijks. Dat is het werk van de grote Schepper en Formeerder. Dan moeten wij met de vraag naar het waarom voorzichtig zijn. "Zal ook het maaksel tot dengene die het gemaakt heeft, zeggen: aarom hebt gij mij alzo gemaakt? "(Rom. 9 : 20, verg. Jes. 45 : 9-12). Toch willen wij proberen er iets van te zeggen. Wij hebben het over het ambt. Al degenen die het ambt in de kerk niet anders zien dan een pragmatische zaak (er moet nu eenmaal leiding zijn, het uitvoerend werk moet aan bepaalde mensen worden opgedragen,

vrouwennamen vol

Hetzelfde zien we ook, als we letten op Christus' omwandeling op aarde. Vrouwen volgden Hem en dienden Hem van haar goederen (Luk. 8 : 1-3). Vrouwen zijn meegegaan, de gevaarlijke reis van Galilea naar Jeruzalem (Luk. 23 : 49, 55). Vrouwen zijn meermalen éérder verwaardigd bepaalde heilgeheimen te mogen zien, dan de discipelen (b.v. Matth. 26 : 6-13). Bij Christus' begrafenis lezen we niet van de discipelen, maar "de vrouwen" worden wel weer genoemd.

Klaarblijkelijk waren deze vrouwen ("de vrouwen", Hand. 1 : 14) een begrip, naast de discipelen. Maar Christus riep alleen mannen tot het apostelambt.

Typerend is wel, wat gebeurde op de Paasmorgen. Vrouwen worden verkoren om de eerste verkondigsters te zijn van Christus' opstanding. Maar niet om zelf prediksters te worden. "Gaat haastiglijk heen en zegt het Zijn discipelen, moeten door de vrouwen weer teruggebracht worden tot hun roeping.

Evenzo zien we in de Nieuwtestamentische kerk nergens vrouwen "in het ambt staan". Dezelfde apostel, die in zijn brieven zovele vrouwen met blijdschap noemt, kent als ambtsdragers alleen mannen.

Iets tijdsgebondens?

Is dat iets tijdgebondens? Zo wordt het thans door velen opgevat. Zo goed als de slavernij tot in de 19e eeuw algemeen geaccepteerd werd en de apostel dan ook geen principieel verbod van slavernij uitspreekt, zo moeten wij ook niet verwachten, dat hij zich keert tegen een eenzijdig mannelijke bezetting van de ambten in de kerk. Maar nu, nu de ideeën van de vrouwenemancipatie algemeen doorbreken, zijn wij dan ook niet meer gehouden de kerkelijke praktijk van toen, die zozeer cultuurbepaald was, te handhaven.

Tegen deze redenering is heel wat in te brengen. Allereerst moet men eens beseffen wat men doet, wanneer men Christus, Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid, beschuldigt van tijdgebondenheid! Bovendien kunnen wij in de evangeliën lezen, dat Hij juist vele vooroordelen doorbrak, zoals tussen Joden en Samaritanen. Zou Hij, Die at met tollenaren en zondaren en ook uit hen Zijn discipelen koos, Zich van de keuze van vrouwen hebben laten weerhouden door een bepaald cultuurpatroon?

Daar komt trouwens nog iets bij. Wij zouden veel gemakkelijker

een soort bestuur of commissie), moeten dit artikel niet verder meer lezen. Voor hen is het niet geschreven.

Christus is de grote Ambtsdrager in Zijn kerk. Hij doet Zijn drievoudig ambt uitvoeren door nietige mensenkinderen, die daartoe "van Gods gemeente en mitsdien van God Zeiven" (bevestigingsformulieren) geroepen worden. Hij geeft ze macht.

Daar staat in het Grieks een heel specifiek woord: xousia. Christus zeide tot Zijn apostelen: ij is gegeven alle exousia... Gaat dan heen..., Matth. 28 : 18. Hij had Zelf die macht, Joh. 5 : 27, 17 : 2. Hij leerde als macht-hebbende, Mark. 1 : 22. Hij gaf Zijn twaalve macht, Mark. 6 : 7.

Paulus beriep zich op de exousia die hij als apostel had ontvangen, 2 Kor. 10:8, 13:10. Diezelfde exousia is er ook in de uitzending van de zeventig, Luk. 10.

Deze macht, dit gezag vraagt gehoorzaamheid, niet alleen aan de apostelen, maar ook aan degenen in wie het ambt zich voortzet, ook wanneer de bijzondere ambtelijke bedienig van de begintijd een einde neemt. Dan moeten ook de "gewone" ambtsdragers erkend en gehoorzaamd worden, 1 Thess. 5 : 12, 13. Niet om hun genadestaat, om hun vriendelijkheid, hun ijver of wat ook. Niets van dat alles. "Om huns werks wil", zegt de apostel. We hebben er destijds in De Wachter Sions over geschreven. Omdat in en door hen Christus Zijn ambt in Zijn kerk uitoefent.

De ambtelijke exousia vraagt van de leden der gemeente onderdanigheid (Hebr. 13 : 17).

En nu zegt Paulus, dat de vrouwen in de gemeenten moeten zwijgen, want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt, 1 Kor. 14 : 34. Met de Wet worden de vijf boeken van Mozes bedoeld. Wij zullen hier wel hebben te denken aan Genesis 2 : 18 en 3 : 16.

Genesis 2 en 3 haalt de apostel immers ook aan, als hij in 1 Timotheüs 2 voorschrijft, dat de vrouw in de gemeente niet mag onderwijzen, noch over de man heersen, maar in stilheid dient te zijn. Het onderscheid in het kerkelijke leven verklaart hij dus rechtstreeks uit Gods wil, zoals die reeds bleek bij de schepping van Adam en Eva.

Nu moeten we goed het sleutelwoord zien, in deze beide schriftgedeelten van Paulus. In 1 Tim. 2:11 vraagt hij van de vrouw onderdanigheid. Een woord waarover de moderne mens zijn afschuw uitspreekt. In 1 Kor. 14 : 34 staat in het Grieks hetzelfde woord, maar in de vertaling klinkt het nog afschuwelijker voor

moderne oren: de vrouwen... bevolen onderworpen te zijn.

Een schoolvoorbeeld hoe ons taalgevoel aangevreten en bedorven is door de moderne Babel-cultuur met haar emancipatiedriften. Want het gaat hier allerminst om slaafse onderworpenheid. Paulus wil niet dat elke vrouw zich gedraagt als een sullig doetje.

Het Griekse woord dat hij gebruikt, is van een geweldige geladenheid. "Hupotassein" betekent letterlijk: onderordenen, onderschikken. Het veronderstelt een hiërarchisch geordend bestel, waarin ieder zijn eigen plaats heeft.

Paulus ziet de hele schepping zo harmonisch geordend. Ik verzoek iedere lezer de teksten waarin dit werkwoord "hupotassein" voorkomt na te lezen:

- Alle mensen moeten onderdanig zijn jegens God en Zijn wet, Hebr. 12 : 9. Jak. 4 : 7. Rom. 8 : 7; 10 : 3. 2 Kor. 9 : 13.

- Jegens de politieke overheid, Rom. 13:1, 5. Tit. 3 : 1. 1 Petr. 2:13.

- Kinderen jegens hun ouders, Luk. 2 ; 51. 1 Tim. 3 : 4.

- Dienstknechten jegens hun heren, Tit. 2 : 9. 1 Petr. 2 : 18.

- Jongeren jegens ouderen, 1 Petr. 5 : 5.

- Vrouwen jegens hun mannen, Ef. 5 : 22. Kol. 3:18. Tit. 2 : 5. 1 Petr. 3 : 1, 5.

- De gemeente jegens Christus, Ef. 5 : 24.

En wat het alomvattende is: anneer alle dingen onderworpen zullen zijn aan de Zoon, zal de Zoon onderworpen worden aan de Vader, opdat God zij alles in allen, 1 Kor. 15 : 27, 28.

Heel de moderne emancipatiebeweging met haar feminisme, eisen van medezeggenschap en inspraak en anti-discriminatiewet is één reusachtig verzet tegen deze scheppingsorde van het "hupotassein" met als uitgesproken of onuitgesproken bedoeling: Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen.

Maar ik Gods hiërarchisch geordend scheppingsbestel is het leven goed. Want God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Ook de positie van de vrouw. Die positie moge in ongunstige zin verscherpt zijn als gevolg van de zondeval (Gen. 3 : 16), in wezen was ze reeds met de schepping gegeven (Gen. 2 : 18). Daarom kan de geschapen aard van de vrouw onmogelijk als een vernedering gezien worden. Het is onze blindheid voor de goede schepping, wanneer wij dat zo ervaren.

Over het "hupotassein" zou nog heel veel op te merken zijn, maar dat laat de toegemeten ruimte niet toe. Men leze de brief van deputaten Hoge Overheid van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland aan de minister van CRM over de anti-discriminatiewet in de Wachter Sions, speciaal de nummers van 18 en 25 februari 1982.

Onze conclusie luidt: In de Nieuwtestamentische kerk mag de vrouw niet leren, noch regeren. De ambten staan alleen voor mannen open. Een en ander volgt uit de scheppingsorde.

Een weduwenstand.

Wij hebben in de brieven aanwijzingen, dat de Nieuwtestamentische gemeenten een aparte "weduwenstand" hebben gekend. Deze weduwen hadden blijkbaar een bijzondere taak van verzorgende aard op zich genomen. Wij lezen van hen in 1 Timotheüs 5 en vermoedelijk ook in Titus 2 : 3-5.

Wij zullen hier te denken hebben aan een georganiseerde weduwendienst (georganiseeerd, omdat 1 Tim. 5 doet denken aan een officiële benoeming door de kerkeraad) om armen te verzorgen, zieken te verplegen, misschien ook wel gezinsverzorging te doen en jonge weduwen te onderrichten. Misschien is van invloed geweest, dat zij toegang hadden tot vrouwen, waar zulks voor de mannelijke ambtsdragers onbetamelijk werd geacht.

Deze weduwenstand komt ook voor in de brief van Ignatius aan Smyrna, geschreven omstreeks het jaar 110. De oude kerk heeft ze zo nog lang gekend, de helpsters die dienden in ziekenverzorging, chariatieve arbeid, en ook als hulp bij doop van vrouwen (immers door onderdompeling). Merkwaardig dat Ignatius schrijft van "maagden die weduwen worden genoemd", een aanwijzing dat "weduwen" toen al een functieaanduiding was geworden, net zoals bij ons "ouderling" niet noodzakelijkerwijs op een bejaarde hoeft te duiden.

Nergens is echter enige gefundeerde aanwijzing, dat we in deze weduwenstand met een ambt te maken zouden hebben.

Het zg. stemrecht.

Wat nu met betrekking tot het zg. stemrecht met betrekking tot ons onderwerp? Om hierop een antwoord te kunnen geven, dienen wij eerst te weten waarover wij het hebben.

De beroeping tot het ambt, onverschillig of het dat van predikant, ouderling of diaken betreft, verloopt in drie tappen:1. de electio; 2. de approbatie; 3. de confirmatio - ofwel 1. verkiezing, 2. goedkeuring en 3. bevestiging.

Ten aanzien van de eerste trap hebben onze vaderen gesteld, dat de verkiezing kan geschieden met medewerking van de gemeente, maar het hoeft niet. Zo kan men nu nog altijd in artikel 22 onzer kerkenordening lezen, dat de kerkeraad een dubbeltal kan stellen "om het halve deel bij de gemeente verkoren te doen worden", maar de verkiezing ook helemaal in eigen hand kan houden, zodat de gemeente er dan pas aan te pas komt in de tweede trap, de goedkeuring. Oudtijds werd ook wel het lot geworpen om te beslissen tussen een tweetal, Hand. 1 : 23-26.

Daar ligt dus in, dat men de gemeente niets wezenlijks onthoudt. De kerkeraad kan haar medewerking inroepen bij de electio, hij kan het ook niet. (Althans, zo was het in de 17e eeuw. Thans is het een bestendig gebruik, de gemeente te laten kiezen uit dubbeltallen, en

van een bestendig gebruik moet een kerkeraad niet afwijken.)

Maar als de kerkeraad de gemeente bij de verkiezing betrekt, is dat een zaak van regering. Wanneer de kerkeraad op een ledenvergadering laat stemmen over een tweetal, is het resultaat van die stemming immers niet een advies aan de kerkeraad, maar een beslissende daad. Daarom is het dan ook, dat b.v. Voetius de vraag of vrouwen mogen meestemmen, ontkennend beantwoordt. Omdat het een daad van kerkregering is, Politica Ecclesiastica I, 33.

De tweede trap van de beroeping tot het ambt, de approbatie of goedkeuring, is een zaak van de gehele gemeente. Iedereen (mannen, vrouwen, ook doopleden) mag bezwaren inbrengen tegen een gekozene. Dat is zelfs plicht, wijl allen geroepen zijn toezicht te houden op de zuiverheid in leer en leven opdat geen onwaardige in het ambt kome. Dat behoort bij het ambt aller gelovigen.

Maar stemmen is een medewerking aan de regering der kerk. De uitslag is maar niet een advies waaraan de kerkeraad zich niet hoeft te storen, maar een "keurstem", dat is een stem die beslissende invloed heeft.

In andere gevallen dan de genoemde medewerking aan de verkiezing van ambtsdragers bestaat het stemrecht in de gemeente niet.

Ik ga hier voorbij aan kerkeraden, die de "ledenvergadering" laten beslissen over vragen als "moet er een nieuw orgel gekocht? " of "moet de kerk verbouwd? " Kerkeraden die de beslissing over zulke zaken aan de leden overlaten, handelen daarin niet gereformeerd. Het is wat anders, wanneer men meent zo'n stemming te moeten houden om de mening te peilen, als een zekere richtingwijzer, een advies aan de kerkeraad. Maar de kerkeraad behoort zelf de beslissing te nemen. De enige beslissende stemming die het gereformeerde kerkrecht kent, waarbij de mansleden betrokken mogen worden, is bij de verkiezing van ambtsdragers.

Er is zeker geen bezwaar tegen, wanneer er een ledenvergadering belegd wordt, waarop ook de vrouwelijke leden toegang hebben. Dat gebeurt een enkele maal ook wel, b.v. bij grote gebeurtenissen in het kerkelijke leven die diep ingrijpen en waarover de kerkeraad voorlichting wil geven. Het behoeft niet op principiële bezwaren te stuiten, wanneer deze mogelijkheid uitgebreid zou worden, zij het steeds met inachtneming van Paulus'regels uit 1 Kor. 14enlTim.2.

Slot.

Wij kwamen tot de conclusie dat naar het normatief getuigenis van de Schrift aan de vrouw de toegang tot het ambt en de medewerking aan leren of regeren in de kerk niet toekomt.

Laat niemand zeggen: ik ken vrouwen die net zo goed en waarschijnlijk zelfs nog wel beter dit of dat ambt zouden kunnen bekleden. Want niemand kan het. Ieder is en blijft steil diep afhankelijk van de ambtelijke genade die van boven moet komen. En die kunnen wij zeker niet verwachten, wanneer wij moedwillig zo

duidelijk zouden afwijken van de instelling van de Koning der kerk. Anderzijds is meer doordenking van de plaats der vrouwen in ons kerkelijk leven zeker wenselijk. Hoe we ons ook precies de weduwenstand van 1 Timotheüs 5 moeten indenken, in ieder geval wilde de kerkeraad er verantwoordelijkheid voor dragen. Thans is het enige georganiseerde hooguit de naaikrans, en dan voornamelijk voor onderlinge gezelligheid en liefdadigheid ten behoeve van de zending. Ik kleineer dat niet, maar naar het richtsnoer van 1 Timotheüs 5 en Titus 2 zouden wij wellicht tot andere dingen komen: meer georganiseerd tot dienstbetoon in de gemeente.

Bekend is, dat de kerk der Reformatie geprobeerd heeft, de stand der diaconessen weer in te voeren, voor armenzorg en ziekenverpleging, doch niet als draagsters van een kerkelijk ambt. Voetius stelde deze diaconessen op één lijn met kosters, ziekentroosters en dergelijke.

Wij moeten afsluiten.

Het kader waarin dit artikel staat, maakte het nodig vooral front te maken tegen de emancipatiebeweging en de nadruk te leggen op de verschillende geaardheid van man en vrouw en hun verschillende taak en plaats, ook in het kerkelijke leven. Het gevaar is dan groot, dat we ons alleen nog maar bezig houden met het accentueren van die verschillen en hoe die in deze tijd afgebakend moeten worden. Daarom aan het slot nog eens de fundamentele gelijkwaardigheid. Wat de Schrift getuigt van zovele vrouwen in de kerk (we noemden er iets van), maakt iedere man beschaamd die neerbuigend over de vrouw in de kerk spreekt. Maar het maakt ook iedere vrouw beschaamd, die zich taken in de kerk zou willen toeëigenen, waarvan déze vrouwen nimmer hebben willen weten.

Vrouwen en mannen hebben elkaar in het kerkelijke leven van deze tijd hard nodig.

Mocht bovenal het besef levend zijn, dat beide, mannen en vrouwen, God nodig hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1982

Criterium | 64 Pagina's

DE VROUW IN DE KERK

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1982

Criterium | 64 Pagina's