Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voortgezet basisonderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voortgezet basisonderwijs

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het overleg over het voortgezet basisonderwijs gaat gewoon door. De discussies worden voortgezet, experimenten worden geëvalueerd. De beslissing over invoering van het v.b.o. zal aan het eind van de tachtiger jaren genomen kunnen worden. Of het v.b.o. de enige vorm van onderwijs na de lagere school wordt is nog niet aan de orde. Dit verklaarde minister drs. W.J. Deetman in een vraaggesprek tegenover Uitleg Magazine van 5 november 1982.

Op de vraag wat de invloed is op de ontwikkeling van het voortgezet onderwijs bij samenwerking met de V.V.D. zegt de bewindsman: "De uitgangspunten van het v.b.o. zijn destijds aanvaard door het parlement. Daar is geen verschil tussen de partijen. Wel zijn er verschillen ten aanzien van de invulling van de plannen, en over de vraag of we een zogenaamd éénsporig dan wel tweesporig onderwijsstelsel moeten hebben."

(Uitleg Krant, 11/11/1982).

Taakverdeling bewindslieden onderwijs en wetenschappen

Bij beschikking van 24 november 1982 heeft drs. W.J. Deetman de taakverdeling tussen hem en de beide staatssecretarissen geregeld. De tekst van deze beschikking luidt als volgt:

I. De staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, mevrouw drs. N.J. Ginjaar-Maas, is, binnen de grenzen van het door de minister vastgestelde beleid, in het bij/onder belast met aangelegenheden op het terrein van het directoraat-generaal voor het voortgezet onderwijs, met dien verstande:1. dat, met inachtneming van de eerste verantwoordelijkheid van de minister, tevens tot haar taak wordt gerekend de ontwikkeling en vernieuwing van het voortgezet onderwijs en de daarmee verband houdende planning;

2. dat niet tot haar taak wordt gerekend de coördinatie van het onderwijsvoorrangsbeleid.

II. De staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, is, binnen de grenzen van het door de minister vastgestelde beleid, in het bijzonder belast met aangelegenheden op het terrein van:

- het directoraat-generaal voor het basisonderwijs;

- de directie verzorgingsstructuur,

met dien verstande, dat niet tot zijn taak wordt gerekend de coördinatie van het onderwijsvoorrangsbeleid.

(Uitleg Krant, (9/12/1982).

Werkgelegenheid in het onderwijs

Afgestudeerden van pedagogische academies of opleidingsscholen voor kleuterleidsters zullen in de komende jaren een kleine kans hebben om spoedig een baan in het onderwijs te vinden. Voor de meesten zal dat lange tijd kunnen duren, of zij zullen de aanstelling helemaal niet krijgen. Zelfs het uitblijven van een lichting geslaagden in 1987, als de nieuwe p.a.b.o. aan het vierde leerjaar begint, zal de werkgelegenheid slechts weinig verbeteren. Het aantal werkzoekenden is dan zo groot, dat ook de aanstellingskansen van de eerste lichting p.a.b.o.-abituriënten klein is.

Dit is één van de meest opvallende conclusies uit de zojuist verschenen negende publicatie van de Commissie Prognose Kleuter-en Basisonderwijs: "Vraag en aanbod kleuterleidsters, onderwijzers en onderwijzeressen 1982-1987".

Aan deze conclusie gaat een reeks van feiten en berekeningen vooraf. Zo wordt er in het rapport rekening mee gehouden dat het aantal geboorten in 1981 weer enkele duizenden lager is dan in 1980. Ook levert de buitenlandse migratie nauwelijks een positief saldo op. In voorgaande jaren kwamen er elk jaar in Nederland enkele duizenden kinderen in de kleuterschool-of lagereschoolleeftijd bij. Opmerkelijk is dat ruim acht procent van de in 1981 geboren kinderen van vreemde nationaliteit is. Een andere opvallende constatering is dat er, ondanks de reeds jarenlange vermindering van het leerlingenaantal er elk jaar meer scholen worden gesticht dan opgeheven. Het resultaat daarvan is dat de scholen gemiddeld steeds kleiner worden. In dit verband is het een veelzeggende constatering dat van de kleuterscholen bijna een kwart éénklassig is, en de helft tweeklassig. Bijna één op de tien lagere scholen heeft maar twee leerkrachten: meer dan de helft van de lagere scholen heeft geen zes leerkrachten.

In tegenstelling tot deze afnemende vraag, staat de ontwikkeling van het aantal werkzoekenden. (Op dit moment zijn dat ongeveer 3.500 kleuterleidsters en 10.700 lagereschoolleerkrachten.) Daarbij komt dat het aantal vacatures elk jaar al minder wordt, bijvoorbeeld doordat de doorstroom naar het voortgezet onderwijs afneemt en gehuwde vrouwen langer in het onderwijs blijven werken.

(Uitleg Krant, 23/12/1982).

Interimwet Speciaal onderwijs aanvaard

In de vergadering van 14 december 1982 heeft de Eerste Kamer met algemene stemmen de Interimwet speciaal onderwijs aanvaard. Staatssecretaris drs. G. van Leijenhorst verdedigde het wetsontwerp een

week eerder in het senaat.

Met het aanvaarden van de Interimwet beschikt het buitengewoon onderwijs (speciaal onderwijs is de nieuwe benaming) voor het eerst in de geschiedenis over een eigen wettelijke grondslag. Voorheen was het buitengewoon onderwijs geregeld bij een besluit, dat gekoppeld was aan de Lager-onderwijswet 1920. Met de invoering van het basisonderwijs vervalt de Lager-onderwijswet 1920 en daarmee ook het besluit buitengewoon onderwijs.

De Interimwet speciaal onderwijs die nog werd voorbereid door staatssecretaris Hermes, zal na ongeveer tien jaar worden vervangen. In die tien jaar moet bekeken worden hoe het speciaal onderwijs er in de toekomst gaat uitzien. In een Wet speciaal onderwijs zal de nieuwe situatie dan worden vastgelegd. Het buitengewoon onderwijs zal in grote lijnen gelijk zijn aan het bestaande. Een van de vernieuwingen als gevolg van het van kracht worden van de wet is dat ook scholen voor moeilijk lerende kinderen en scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen afdelingen krijgen voor kleuters die in hun ontwikkeling bedreigd worden. Bij scholen voor kinderen met leer-en opvoedingsmoeilijkheden kent men deze afdelingen al.

Andere vernieuwingen zijn onder andere: mogelijkheden tot aansluiting bij scholen voor lager technisch en lager huishoud-en nijverheidsonderwijs; begeleidingsmogelijkheden voor leerlingen die vanuit het speciaal onderwijs terug kunnen naar het gewone onderwijs; integratie van scholen voor kinderen met leer-en opvoedingsmoeilijkheden, moeilijk lerende, zeer moeilijk opvoedbare en ziekelijke kinderen wordt mogelijk. De beoordeling van schoolstichting wordt gedelegeerd aan de provincies. Dit omdat de scholen voor speciaal onderwijs doorgaans een streekfunctie vervullen '

(Uitleg Krant, 23/12/1982).

Nationale Onderwijs Tentoonstelling 1983

De Nationale Onderwijs Tentoonstelling 1983, een tweejaarlijks terugkerend evenement waarop o.m. alle grote en minder grote leveranciers van allerlei onderwijsmateriaal vertegenwoordigd zijn, wordt gehouden van D.V. 6t/m 13 april 1983, met dien verstande dat de beurs op zaterdag 9 en zondag 10 april gesloten is. Zoals gebruikelijk wordt de N.O.T. gepresenteerd in de Jaarbeurshallen te Utrecht.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1983

Criterium | 61 Pagina's

Voortgezet basisonderwijs

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1983

Criterium | 61 Pagina's