Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SLECHTHORENDE KINDEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SLECHTHORENDE KINDEREN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Slechthorendheid is een veel voorkomend verschijnsel, waarmee niet alleen de slechthorende zelf, maar ook de mensen in de omgeving te maken krijgen. In ons land heeft ongeveer een miljoen mensen geen goed gehoor en de helft van hen heeft daar echt hinder van. Kinderen die ernstig slechthorend geboren worden, vertonen een achterstand in de taal-spraakontwikkeling. Over deze groep kinderen gaat het in dit artikel.

Nadat informatie gegeven wordt over slechthorendheid en de gevolgen daarvan voor de ontwikkeling van de taal en de spraak, zal het voornamelijk gaan over de opvang van slechthorende kinderen binnen het reguliere onderwijs, factoren die een rol spelen bij de toelating en consequenties die eraan verbonden zijn.

De betekenis van de geluidswereld

Slechthorendheid kan een grote handicap zijn. Hoe groot beseffen we pas als we kijken naar de betekenis van de geluidswereld voor de mens. Via het gehoor bereiken de geluiden van de omringende wereld ons. Deze geluiden vormen als het ware een verbinding met die wereld. In de eerste plaats zijn er de achtergrondgeluiden. Voor de normaal horende zijn er altijd geluiden. Slechthorenden vangen er minder van op en zijn derhalve meer geïsoleerd. Tevens hebben geluiden een waarschuwende functie. Slechthorenden zullen eerder schrikken als ze plotseling wat voor zich zien. De belangrijkste functie van het geluid is tenslotte de communicatie, het contact via de taal. Dit is voor een groot deel op het horen gebaseerd. Bij slechthorenden is de communicatie verstoord en zal zelden vanzelf verlopen. Dit is slechts gedeeltelijk te compenseren met het gezichtsvermogen.

Wat is slechthorendheid?

Vanuit sociaal-wetenschappelijk gezichtspunt noemt men iemand slechthorend als zijn gehoorfunctie gestoord is en hij desondanks in staat is via het auditieve kanaal (d.w.z. via het gehoor) taal te verwerven en te verstaan, hoe gebrekkig dan ook. Er bestaan verschillende vormen van slechthorendheid, afhankelijk van de aard en de mate van het gehoorverlies.

Dr. A. v.d. Horst (psycholoog) beschrijft slechthorendheid als een orgaandefect, een gehoorverlies en een relatiestoornis.

a. Een orgaandefect

Stoornissen in het gehoor kunnen gelokaliseerd zijn in het uitwendige oor (oorschelp en gehoorgang), het middenoor (o.a. trommelvlies, gehoorbeentjesketen, buis van Eustachius), het binnenoor (slakkehuis of cochlea) en de zenuwbanen. Is er sprake van een stoornis in het slakkehuis of de zenuwbanen, dan is het geluid dat waargenomen wordt in het gehoorcentrum in de hersenen, niet alleen minder, dan ook vervormd en onvolledig. Apparatuur kan wel helpen maar niet vervangen. Men spreekt van een perceptie (= waarnemings)slechthorendheid. Dit artikel gaat over perceptief slechthorende kinderen.

b. Een gehoorverlies

Het gehoorverlies is niet voor alle toonhoogtes hetzelfde. Dit wordt uitgezet in een audiogram. Het gehoorverlies wordt aangegeven in dB (decibel) en gemeten bij verschillende frequenties. Het spraakverstaan zal heel moeilijk worden bij een gehoorverlies groter dan 60 dB en bij een toenemend verlies in de hoge tonen. Kinderen met dergelijk verlies zullen vrijwel nooit in staat zijn regulier onderwijs te volgen zonder aanpassingen. Over deze kinderen gaat het eveneens.

c. Een relatiestoornis

Slecthorendheid verstoor in veel gevallen de relatie tussen hoorder en omgeving. Regelmatig zal het kind ermee geconfgronteerd worden dat het anders is dan de ander en dat moet spannigen oproepen, wat nog weer geaccentureed kan wordern door het gebruik van een hoortoestel of klassepaaaraat. Heel belangrijk is hierbij de opvang van het kind.

De ontwikkeling van het slechthorende kind

Het tijdstip waarop slechthorendheid wordt vastgesteld is afhankelijk van de mate van het gehoorverlies. Wanneer het gaat om een groot gehoorverlies, kan men bij zeer jonge kinderen het volgende opmerken:

- Na 1Vi jaar nog geen spraak; - Schrikken bij een plotselinge visuele waarneming; - Niet kijken naar een geluidsbron; - Gelaatgerichtheid; - Bepaalde klanken worden verwisseld of weggelaten.

Een eerste test krijgen alle kinderen rond 9 maanden: de Ewing-test. Een slechte reactie op deze test hoeft geen slechthorendheid te betekenen. Op het Audiologisch Centrum kan dan worden vastgesteld of er sprake is van een gehoorverlies. Tegenwoordig is men ook in staat bij jongere kinderen na te gaan of er een auditieve handicap aanwezig is.

Als het kind ouder wordt zal blijken dat de spraakontwikkeling vertraagd verloopt. De spraak is onvolkomen en de articulatie vaak slap en onduidelijk. De taalontwikkeling komt eveneens moeizaam

op gang. De woordenschat wordt langzaam een weinig genuanceerd opgebouwd, de zinsbouw is gebrekkig en de begripsvorming fragmentarisch. Vanuit het Audiologisch Centrum wordt hometraining gegeven. Deze is gericht op het steunen van de naaste omgeving in de problematiek van slechthorendheid. De hometrainer gaat aan het werk met het kind. Het doel is het kind communicatie te laten ontdekken, de gelaatgerichtheid te bevorderen, de hoorresten te benutten en hoortraining te geven. Verder wordt geholpen met de introduktie van het hoortoestel en het geven van pedagogische adviezen. Voor de ouders is het o.a. belangrijk dat ze spelen met het kind en handelingen ritualiseren en vertragen.

Rond het derdejaar kan het kind geplaatst worden op de school voor slechthorenden. Daar zal aanvankelijk aan dezelfde dingen aandacht gegeven worden. Hoortraining is een belangrijk onderdeel. De taal staat centraal.

Het kind kan tot ongeveer zijn 12e jaar op de kernafdeling van deze school blijven. Het krijgt dezelfde vakken als binnen het basisonderwijs, maar het hoofdaccent ligt op de taal. Er wordt veel gedaan aan begripsvorming en het leren zien van structuren binnen de taal. Ook de spraak krijgt voortdurend aandacht, zowel in de logopedielessen als in de groepen. Een onderdeel hiervan is het spraakafzien.

Na de de kernafdeling is het mogelijk de afdeling voor Voortgezet Speciaal Onderwijs voor slechthorenden te bezoeken (l.b.o., m.a.v.o., h.a.v.o.), als plaatsing binnen het regulier onderwijs niet mogelijk is.

Plaatsing binnen het regulier onderwijs

Het komt voor dat slechthorende kinderen geplaatst worden binnen het regulier onderwijs. In de eerste plaats zijn dit de kinderen met een minder ernstig gehoorverlies, die goed tot spraakverstaan kunnen komen.

Als de slechthorendheid ernstiger vormen aanneemt, moet met zorg overwogen worden of een plaatsing mogelijk en verantwoord is.

Faktoren die hierbij een rol spelen zijn:

- De leeftijd van het kind;

- De prestaties van het kind t.a.v. de gemiddelde prestaties van zijn leeftijdsgenoten en de aard van de gemaakte fouten;

- Het gedrag, de persoonlijke inzet en de weerbaarheid van het kind;

- Het wel of niet kunnen liplezen;

- Het aantal kinderen in de groep;

- De inzet van de leerkrachten;

- De akoestiek van de lokalen.

In het algemeen geldt dat het heel veel tijd en inzet zal vragen van de school om vooral jonge kinderen goed op te vangen. Zelf heb ik ervaring met zeer-slechthorende leerlingen binnen het MLKonderwijs en ik denk dat er een basis aanwezig moet zijn wat betreft de artikulatie, de hoortraining, het spraakafzien en de zinsbouw, om daarop voort te kunnen bouwen. Uiteraard heeft elke school en elke leerkracht zijn eigen mogelijkheden en beperkingen hierin. Wat wel mogelijk is en ook noodzakelijk bij ernstig slechthorende kinderen, is begeleiding vanuit het Audiologisch Centrum en/of een school voor slechthorenden in de omgeving.

Een laatste overweging om een slechthorend kind op een school voor regulier onderwijs te plaatsen is nog niet genoemd, maar wel van

wezenlijk belang, namelijk de identiteit van de school. Er zijn geen reformatorische scholen voor slechthorende kinderen.

Dit is voor veel ouders een probleem en dat moet het ook zijn. Ze hebben immers beloofd naar hun vermogen hun kind te onderwijzen en te doen onderwijzen naar de leer volgens Gods Woord. En dan hun kind te plaatsen op een school waar dat niet wordt gedaan, kan ouders voor ernstige gewetensproblemen plaatsen. Denk b.v. aan de kleding, de viering van de feestdagen, maar vooral aan het feit dat de kinderen niet gewezen wordt op het Ene nodige: de bekering tot de Heere. Wanneer we zien op de doopbelofte en de eis van Gods Woord (Psalm 78) is het soms noodzakelijk kinderen toe te laten binnen het regulier onderwijs. Daarbij moeten we wel voorzichtig zijn en mogen we geen oordeel vellen. Het kan niet altijd. Het gehoorverlies kan zo groot zijn dat het kind aangewezen is op een school voor speciaal onderwijs. Denk ook aan de dove kinderen.

Het is dan ook heel moeilijk, zowel voor de ouders als voor de school, de beslissing te nemen een kind te plaatsen, als men weet dat het kind daardoor misschien minder zal leren en minder ontwikkelingskansen zal hebben. Ouders van slechthorende kinderen zullen hier steeds weer mee geconfronteerd worden en moeten beslissen wat voor hun kind het beste is.

De opvang van slechthorende kinderen binnen het basisonderwijs

De beslissing is genomen. Een slechthorend kind wordt toegelaten tot de basisschool.

We herhalen (zie: Wat is slechthorendheid? ): Het gaat hier om perceptief slechthorende kinderen met een gehoorverlies groter dan 60 dB en een toenemend verlies in de hoge tonen.

Wat zijn nu de consequenties die aan deze toelating verbonden zijn?

We gaan dit na voor de school, de leerkracht, de medeleerlingen en het kind zelf.

De school

Er komt een slechthorende leerling op school. Er moet geprobeerd worden dit kind op de juiste wijze te begeleiden. Het is van belang dat alle leerkrachten iets weten van slechthorendheid en van de wijze

waarop ze met slechthorenden kunnen spreken.

Afgesproken moet worden in welke groep het kind komt. Dat is afhankelijk van verschillende faktoren, zoals:

- De leeftijd van het kind;

- In hoeverre de taalspraakontwikkeling achtergebleven is;

- De bereidheid van de leerkracht zich in te zetten;

- De artikulatie van de leerkracht;

- Hoe de groep is. Hoe reageert de groep op "anders-zijn"?

Het maakt veel verschil of het een jong kind is of een kind dat al op een school voor slechthorenden heeft gezeten. Hoe jonger het kind, hoe meer aandacht het nodig heeft. Als besloten is in welke groep het kind komt, zijn er een aantal praktische zaken die aan de orde komen:

- Klasse-apparatuur is nodig. Het gebruik van apparatuur houdt in dat de leerkracht in de klas, voornamelijk tijdens

de instruktie, een zender draagt en de leerling een ontvanger. De kwaliteit van het geluid is beter dan van het eigen hoortoestel van het kind. Afgesproken moet worden welke apparatuur aangeschaft wordt. Scholen voor slechthorenden hebben soms tijdelijk leen-apparatuur.

- Als het nodig en mogelijk is, moet de akoestiek van het lokaal verbeterd worden. Vloerbedekking en gordijnen verbeteren de akoestiek al voor een groot deel.

- Men moet nagaan op welke manier het kind zoveel mogelijk logopedie kan krijgen.

- Begeleiding kan aangevraagd worden bij een school voor slechthorenden en/of het Audiologisch Centrum.

De leerkracht

Een slechthorende leerling in de groep. De leerkracht zal in de meeste gevallen niet precies weten wat hem te wachten staat. Enerzijds betekent het misschien een uitdaging, anderzijds kunnen gevoelens van onzekerheid hem overvallen.

Belangrijk is dat de leerkracht begeleiding vraagt, problemen bespreekt met anderen, al of niet deskundig.

In het begin zal het niet meevallen duidelijk te artikuleren en zich aan te passen aan het taalniveau van het kind. Niet even, maar de hele dag door. En ook later valt het niet altijd mee alert te zijn op het slechthorende kind, het geduld te bewaren en alle moeilijkheden het hoofd te bieden.

Ik bespreek nu een aantal aspekten van het slechthorend-zijn waar de leerkracht mee te maken krijgt, daarbij voor een deel uitgaand van mijn eigen ervaringen met slechthorende leerlingen.

Voorbereiding op de komst van het kind

Toen ik hoorde dat ik slechthorende kinderen in de groep zou krijgen, wist ik eerst niet wat dat inhield. Ik dacht: Die kinderen horen wat minder, ik zal wat duidelijker en harder moeten spreken, en voor de rest zal het wel gaan. Deze veronderstelling bleek niet juist te zijn. Het is wèl van belang dat de leerkracht zich van te voren al enigszins verdiept in de problematiek van het slechthorende kind. Dit kan o.a. door het lezen van literatuur, kennis te maken met het kind, zich op de hoogte te stellen van de werking van de klasse-

apparatuur en te oefenen in duidelijk artikuleren.

Plaats van het kind in de klas

De leerkracht moet zorgen dat het kind de juiste plaats in de klas krijgt. Het is fijn als het kind zoveel mogelijk andere leerlingen kan aankijken, hij verstaat de anderen niet, als hij ze niet kan zien.

Het kind moet de leerkracht goed kunnen zien. Het beste is een plaats aan de kant van het raam, zodat hij niet tegen het licht in hoeft te kijken. In de lagere groepen is het fijn voor het slechthorende kind als tijdens het klassegesprek 's morgens de stoeltjes in een kring staan.

Artikulatie van de leerkracht

Dit is al verschillende keren genoemd en het is ook van uitermate groot belang. Het slechthorende kind zal het voor een groot gedeelte moeten hebben van het spraakafzien en een leerkracht die onduidelijk spreekt, is daarmee een belemmering voor het kind.

Naast artikulatie zijn ook de mimiek en het maken van natuurlijke gebaren ondersteunend.

Kennis van de fonologie

De leerkracht zal zich enige kennis van de vorming van de spraakklanken eigen moeten maken. Niet alleen voor zijn eigen spraak, maar ook om de kinderen te kunnen helpen. Als hij weet hoe een klank gevormd wordt kan hij ook aanwijzingen geven als het kind een klank verkeerd uitspreekt. Uiteraard is hierin samenwerking met de logopedist(e) aan te bevelen.

Taaldidaktiek

Slechthorende kinderen hebben veel problemen met de taal. Ze gooien lidwoorden door elkaar, vergeten voorzetsels, komen moeilijk tot een goede zinsbouw. Ze denken vaak heel concreet, abstracte begrippen zijn moeilijk. Een groot probleem is de werkwoordsvor-

ming. Dit alles is heel begrijpelijk. Als de kinderen luisteren, letten ze op de kernwoorden van de zin, daar horen b.v. de lidwoorden niet bij. Normaal horenden horen het verschil tussen fiets, fietst, fietsen, fietsten, slechthorenden horen dat niet.

Alle aspekten van de taal (vorm, inhoud en gebruik) vragen dan ook veel aandacht. Een systematische opbouw is noodzakelijk. Juist met taal is dit belangrijk, omdat dit zijn invloed heeft op bijna alle andere schoolse vaardigheden.

Het opvangen van communicatiestoornissen

Communicatiestoornissen doen zich ongetwijfeld voor. Dit kan zijn tussen de leerkracht en het kind of tussen kinderen onderling. Een slechthorend kind begrijpt gemakkelijk iets verkeerd en voelt minder snel de intentie aan van wat anderen zeggen. Daardoor kan hij verkeerd reageren, iets "doms" zeggen of dingen zeggen die hij anders bedoelt.

De leerkracht moet duidelijk aangeven hoe hij iets bedoelt: "Ik ben nu niet boos, maar...”

Problemen doen zich ook voor als het kind gewoon niet hoort dat er is gezegd: "Opruimen!”

De medeleerlingen

Voor de andere kinderen is het eerst even wennen. De leerling die erbij komt is toch wel anders. De apparatuur wekt belangstelling en kan een aanknopingspunt betekenen.

Het is voor de kinderen niet altijd even gemakkelijk om met hun slechthorende klasgenootje om te gaan. Het kind praat anders, lijkt soms dom en kan niet altijd leuk meespelen. Toch leren kinderen in het algemeen snel om tegen het slechthorende kind duidelijk te praten en even zijn aandacht te trekken als ze wat willen vertellen. De houding van het slechthorende kind speelt hierbij ook een rol.

Het kind zelf

Het slechthorende kind loopt op een basisschool meer kans geïsoleerd te raken dan op de school voor slechthorenden. Daar staat

tegenover dat hij nou met broertjes en zusjes mee naar school kan gaan en niet zo snel wordt gestigmatiseerd. Op de basisschool zal het kind de taal minder gestructureerd aangeboden krijgen als op een school voor slechthorenden, maar de spraak en het taalgebruik van normaal horende kinderen zijn meer een voorbeeld. Van groot belang is de overeenkomst tussen thuis en school op gebied van levensbeschouwing. Op een reformatorische school zal het kind meer van thuis herkennen, komt ngetje p het de niet steeds in aanra--0 king te met "dingen die niet mogen". Hierdoor zal het kind zich op de gewone school veiliger voelen.

Aanwijzingen t.a.v. het spreken met slechthorenden

Er volgen nu nog een paar praktische aanwijzingen voor leerkrachten en verder voor iedereen die omgaat met slechthorenden. Als u met een slechthorende spreekt is het volgende van belang:

- Trek eerst even de aandacht. Beter op de schouder tikken dan schreeuwen;

- Zorg voor oogcontact. De slechthorende moet uw gezicht kunnen zien;

- Spreek duidelijker, artikuleer goed. Niet te snel, ook niet te langzaam. Schreeuwen helpt niet;

- Ga zo staan of zitten dat het licht op uw gezicht valt. Het is vermoeiend tegen het licht in te kijken;

- Natuurlijke gebaren en mimiek werken ondersteunend;

- Als de slechthorende u niet begrijpt: herhaal het in andere woorden. Ook de onbelangrijke dingen;

- Probeer geduld te hebben en niet geïrriteerd te raken.

Ten slotte

U heeft nu het een en ander gelezen over slechthorende kinderen en de opvang van deze kinderen binnen het regulier onderwijs. De informatie die u gekregen hebt is onvolledig en beperkt. Het zal u wel duidelijk zijn dat slechthorendheid meer inhoudt dan alleen maar: slecht horen.

Literatuur:

Roger D. Freeman e.a., Als je kind niet horen kan. Baam: Ambo B.V, 1984.

Prof. dr. L.B.W. Jongkees, Slecht horen. Amsterdam: Wetenschappelijke Uitgeverij B.V., 1978.

C.L. v. Ligtenberg e.a., Over horen en slecht horen. Alphen aan den Rijn: Stafleu, 1982.

RR. Berkhout, Het dove, slechthorende en spraakgebrekkige kind. Uit: Niet alle kinderen gaan naar de basisschool, deel B. Nijkerk: Callenbach, 1978.

M. Rodenburg e.a.. Geen goed gehoor, wat nu... Lochem-Gent: De tijdstroom, 1984.

Ede

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1988

Criterium | 51 Pagina's

SLECHTHORENDE KINDEREN

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1988

Criterium | 51 Pagina's