Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De leer der verbonden in het onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De leer der verbonden in het onderwijs

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

In verband met dit onderwerp wil ik in het bijzonder uw aandacht vragen voor het achtste vers van Psalm 105, waar we lezen: Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords dat Hij ingesteld heeft tot in duizend geslachten. In die tekst wordt gesproken over een verbond, waaraan God gedenkt. Welk verbond wordt dan bedoeld? Met dit verbond wordt het genadeverbond bedoeld. Als er geen genadeverbond was, zou er geen Christelijke school zijn. Er is echter een verbond der genade.

Het werkverbond

Wij zijn allen van nature gevallen Adamskinderen. Ik moet beginnen om u daarop te wijzen. Wat is de betekenis ervan, dat wij gevallen

Adamskinderen zijn? Wel, het betekent dat wij eenmaal een verbond hebben verbroken. En welk verbond was dat dan? Dat was het verbond der werken. Het woord 'werkverbond' vinden we in de Schrift niet. Is er dan wel een werkverbond geweest? Er zijn er wel geweest die daarom hebben gezegd, dat er geen werkverbond is geweest. Maar dat die mensen dit gezegd hebben, had dan ook een doel! Die mensen hebben het willen loochenen, dat Adams schuld aan al zijn nakomelingen toegerekend wordt. Al wordt het woord 'werkverbond' niet in de Schrift gebruikt, toch leert de Schrift ons, dat God terstond bij de schepping een verbond met de mens gesloten heeft. En dat is het werkverbond geweest.

We lezen dat als de rijke jongeling tot de Heere Jezus is gekomen, hij Hem de vraag gedaan heeft: "Goede Meester, wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? " En dan was het, alsof Jezus tot hem zeide: Zo, wilt gij in het werkverbond nog het leven voor uw ziel vinden en nog door een weg van eigen werk tot het leven en tot de zaligheid komen?

In Ps. 50 lezen we: Verzamelt Mij Mijn gunstgenoten, die Mijn verbond maken met offerande. Daar wordt ook het genadeverbond bedoeld. Het werkverbond is geen verbond met offerande geweest. Als de rijke jongeling tot Jezus kwam en Hem vroeg: "Wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? " dan was het alsof Jezus zeide: "Dan behoeft ge alvast geen offerande meer te brengen." Want toen het werkverbond gesloten werd met de mens, waren er geen offeranden nodig. De mens had niet gezondigd en deze jongeling had ook niet gezondigd; althans dat dacht hij. Want als Jezus hem gezegd heeft, dat hij de geboden Gods moest onderhouden, heeft hij gezegd: "Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog? " Hij had dus ook geen offerande nodig. Maar Jezus heeft in Zijn antwoord aan die rijke jongeling heel duidelijk laten weten, dat het leven verbonden was aan het doen der wet. Heel de Schrift zegt ons dat zo duidelijk. Mozes beschrijft de rechtvaardigheid, die uit de wet is, zeggende: De mens die deze dingen doet zal door dezelve leven. God heeft Zijn heilige wet, die Hij later heeft afgekondigd op de Sinaï, ingeschapen in het hart van Adam en Eva. Maar die wet heeft Hij ook ingevoegd in het werkverbond. Hij heeft gehoorheid geëist aan die wet. Een gehoorzaamheid die de mens geven kon, daar hij volmaakt door God geschapen was.

Bedreiging en belofte van het Werkverbond

In het begin van de Bijbel lezen we, dat de Heere gezegd heeft: Van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten; maar van de boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. We lezen dus schijnbaar alleen maar van een bedreiging en niet van een belofte. Maar die bedreiging hield vanzelf een belofte in. Deze was het tegenovergestelde ervan. Als de mens niet zou eten van de verboden boom, dan zou hij het eeuwige leven ontvangen. En dat de Heere nu hier niet alleen gedreigd heeft met de straf en met de dood, maar ook het leven heeft beloofd, kan ons duidelijk worden, als we goed lezen wat ons in het begin van Gods Woord hierover wordt medegedeeld. Weliswaar lezen we alleen maar van een bedreiging: Ten dage als gij daarvan eet zult gij den dood sterven. Maar er was niet alleen een boom der kennis des goeds en des kwaads; er was nog een andere boom. Die boom was de boom des levens. En die wordt in het ons bekende vragenboekje van Abraham Hellenbroek, Voorbeelden der Goddelijke Waarheden, een sacrament van het werkverbond genoemd, omdat die boom de waarheid van de Goddelijke belofte verzegelde. Zo zeker als die boom daar stond, zo zeker zou de mens als hij in het proefgebod staande zou blijven het eeuwig onverliesbaar leven van God ontvangen.

Een overeenkomst m.b.t. het Werkverbond

Er is dus waarlijk een werkverbond geweest. Dat het leven werd beloofd op het doen van de wet, wijst ons op een overeenkomst. Zoals Comrie in zijn geschriften terecht heeft opgemerkt, had de mens van de wet, als de wet op zichzelf, geen beloning te wachten. In het burgerlijk leven is het ook zo, dat we worden gestraft als we de politieverordeningen overtreden, maar indien we ze houden krijgen we geen extra beloning. De mens kreeg echter een loon op het doen van de wet. Daarop wijst ons ook die boom des levens. Deze boom zegt ons ook dat er een overeenkomst is geweest. Dat er een werk verbond is geweest. Een verbond dat de Heere met de mens heeft willen sluiten. Dat op zichzelf is al een nederbuigende daad van Zijn goedheid geweest. Weliswaar was de mens nog niet gevallen. Hij had nog niet gezondigd. Maar dat de grote Schepper van het ganse heelal Zich als het ware naast dat nietige schepsel plaatste, was

een nederbuigende daad van Zijn goedheid.

Het Werkverbond door de mens verbroken

Hij wilde in vriendschap en gemeenschap met de mens leven en zo sloot Hij met de mens dat verbond en de mens sloot het verbond ook gewillig met zijn Schepper. Maar dat verbond heeft de mens ook moed-en vrijwillig verbroken. Dat is de diepe val des mensen geweest. Adam en Eva hebben zoals we allen weten, gegeten van de boom der kennis des goeds en des kwaads. Het verbond der werken is verbroken! De eis van dat verbond blijft God als Schepper handhaven tegenover de van Hem afgevallen mens, en dat rechtvaardig. Er wordt in dit verband in zondag 4 van onze Heidelbergse Catechismus gevraagd: Doet dan God den mens niet onrecht, dat Hij in Zijn wet van hem eist, dat hij niet doen kan? Antw. Neen Hij, want God heeft den mens alzo geschapen, dat hij dat kon doen, maar de mens heeft zichzelven en al zijn nakomelingen, door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid van deze gaven beroofd. Dus de Heere kan rechtvaardig van hem eisen, wat hij door eigen schuld niet meer kan doen. Hij heeft het verbond der werken moed-en vrijwillig verbroken.

Het genadeverbond opgericht

Nu lezen we in het vragenboekje van Hellenbroek en daaraan wil ik me het liefst houden: s er in deszelfs plaats weer een ander verbond opgericht? Ja, het VERBOND DER GENADE. En als er dan gevraagd wordt, wanneer dat verbond is opgericht, dan luidt het antwoord: erstond na de val. We worden verwezen naar de bekende moederbelofte, die we vinden in Genesis 3 : 15: k zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult Het de verzenen vermorzelen. God heeft met het schenken van die belofte het verbond der genade geopenbaard. En Hellenbroek spreekt

daarover als een oprichting van het verbond der genade en dat terstond na de val. Dus hij spreekt eigenlijk over een sluiting van het verbond der genade met de gevallen mens in de tijd.

Nu kunnen we de vraag stellen: Kwam dat nu ineens zomaar in de Godsgedachten op om in plaats van het werkverbond, dat verbroken was, een ander verbond met de mens aan te gaan? Welnee, Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. Ik wil u hiermee dan ook aantonen, dat het verbond der genade geen verbond is dat zo maar los in de lucht hangt, maar dat dit verbond zijn grondslag vindt in het eeuwig Goddelijk raadsbesluit. En welk besluit? In het verbond der verlossing of de raad des vredes. Hiermede wil ik u aantonen - en ik hoop dat u het ook aanvoelt dat het niet anders zijn kan - dat het verbond der genade nooit los te maken is van het verbond der verlossing of de raad des vredes van eeuwigheid. De eeuwige Godsgedachten werden hier aan Adam en Eva geopenbaard. God volvoerde Zijn besluit door Adam en Eva dadelijk vanuit het verbroken werkverbond te doen overgaan in het verbond der genade.

De taak der leerkrachten met betrekking tot de leer der verbonden

Hellenbroek stelt het in zijn vragenboekje helder voor op welke wijze de zondaar in de tijd in dat verbond der genade overgaat. Ik wil u erop wijzen, dat het voor elk mens noodzakelijk is uit het verbroken werkverbond over te gaan in het verbond der genade en dat door waarachtige wedergeboorte.

In verband met ons onderwerp dien ik u erop te wijzen, wat de roeping is van de leerkrachten, die in ons onderwijs werkzaam zijn. Hun roeping is om de kinderen voor te houden, dat zij bekeerd moeten worden. Ze dienen tijdens het godsdienstonderwijs de kinderen altijd die eenvoudige waarheid onder het oog te brengen, dat men een nieuw hart moet ontvangen. Dat men vanuit dat verbroken werkverbond dus moet overgaan in het verbond der genade. Waar hebben we anders onze eigen scholen voor? Vooral in onze tijd, waarin men over het algemeen niet wil weten van de noodzakelijkheid der wedergeboorte, is het daarom van zo'n groot belang dat we nog eigen scholen mogen hebben. Ik hoop niet alleen van ganser harte dat onze leerkrachten hun roeping hierin zullen verstaan, maar ook dat ze de Heere nodig zullen hebben, opdat Hij

het hun zal geven die kinderen gedurig weer met ernst, vooral in het vertellen van de Bijbelse Geschiedenissen, te zeggen, dat zij bekeerd moeten worden.

De openbaring van het Genadeverbond

Het werkverbond is verbroken. We moeten door hartvernieuwende genade overgaan in het verbond der genade. We leven wel allen onder de openbaring van het verbond der genade. De Heere heeft dat verbond der genade al aan Adam en Eva in het paradijs geopenbaard. Toen kreeg dat verbond der genade een particuliere openbaringsvorm gedurende heel de heilige geslachtslinie tot Abraham toe.

Abraham werd geroepen uit Ur der Chaldeeën. Die roeping van Abraham had voor hem persoonlijk veel betekenis, want hij werd geroepen uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. Dat was dus tot zijn eeuwige zaligheid. Maar die roeping was ook van betekenis voor zijn zaad. De Heere heeft hem tegelijk laten weten, dat hij tot een

groot volk zou worden. En dat uit hem een bijzonder Zaad zou voortkomen, waarin alle volkeren der aarde gezegend zouden worden.

Het verbond der genade kreeg toen een partriarchale openbaringsvorm. Want Abraham was patriarch, Izaak en Jacob ook, en eveneens de zonen van Jacob. Als het zaad van Abraham uitgegroeid is tot een groot volk, tot een natie, dan wordt dit volk uit het diensthuis van Egypte uitgeleid en is het gekomen bij de Sinaï. Toen heeft de Heere vanaf de Horeb Zijn heilige Wet afgekondigd. Die Wet, reeds door Adam overtreden, moet de overtreder vervloeken, want: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der Wet om dat te doen. Het ganse volk, dat gelegerd was aan de voet van de Sinaï, had dus eigenlijk in Adam als verbondshoofd die wet al overtreden. Zo moest dat ganse volk door de vloek der wet worden verteerd. En toch gebeurde dat niet! Hoe kwam het, dat het niet gebeurde? Wel, Mozes moest bloed op het volk sprengen. Heel duidelijk wordt daar gesproken over het bloed des verbonds, dat hij op het volk moest sprengen. Als hier over een verbond wordt gesproken, wordt het genadeverbond bedoeld.

Hoe gaf de Heere dus Zijn heilige wet? Hij gaf die onder de openbaring van het verbond der genade. Dat verbond werd daar aan gans Israël als natie geopenbaard. Zo kreeg dat verbond der genade een nationale openbaringsvorm. Maar het was niet al Israël wat de naam van Israël droeg. Geheel dat volk, dat daar gelegerd was aan de voet van de Sinaï, ging niet over in het wezen van het verbond der genade.

We mogen nu leven onder de kerkelijke openbaringsvorm van het verbond der genade. Israël is immers niet meer het volk van weleer, het 'bondsvolk'. Met de Pinksterdag heeft het verbond der genade weer een andere openbaringsvorm gekregen. Een universele en kerkelijke openbaringsvorm.

Daaronder mogen wij nu met onze kinderen leven. Onze kinderen zijn gedoopt. Zij hebben het teken en zegel van Gods verbond aan het voorhoofd mogen ontvangen. Zij zijn gedoopt, omdat zij leven binnen de kring van de verbondsopenbaring. Omdat we nu met onze kinderen leven binnen de kring van de verbondsopenbaring, rust op ons de plicht - en we hebben ook beloofd om die plicht na te komen bij het ten doop houden van onze kinderen - om onze kinderen niet alleen zelf te onderwijzen in de zuivere leer der waarheid, maar ook om onze kinderen daarin te doen onderwijzen.

Schoolstrijd

Jammer genoeg wordt die plicht maar al te weinig recht verstaan. Ook zelfs door onze eigen mensen. Het is zo jammer dat, wanneer pogingen worden aangewend om tot oprichting van een eigen school te komen, er door onze eigen mensen niet spontaan alle medewerking wordt geboden, maar integendeel stuiten we dan op tegenstand. Vandaar het woord "schoolstrijd". Aan de oprichting van eigen scholen is altijd strijd verbonden geweest. De geschiedenis gewaagt van strijd, die er in ons vaderland is geweest om tot eigen Christelijk onderwijs te kunnen komen. Het ergste is als er strijd gevoerd moet worden op eigen kerkelijk terrein, doordat de noodzakelijkheid niet goed wordt ingezien om een eigen school te hebben voor onze kinderen, waar de kinderen in de zuivere leer van Gods Woord zullen worden onderwezen.

Gods verbondstrouw

In de tekst - Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords dat Hij ingesteld heeft tot in duizend geslachten - wordt gesproken over het verbond der genade. We worden hier in de tekst gewezen op onze roeping, want de Heere wil altijd middellijk werken. In de middellijke weg wil Hij de door Hem van eeuwigheid verkorenen toebrengen. Zo wil Hij daardoor zijn verbond ook bevestigen in de geslachten en daarin wil Hij Zijn trouw bewijzen, en dat in zo'n tijd waarin wij leven. Het heeft ons toch wat te zeggen dat in zulk een tijd, die echt niet rooskleurig te noemen is, nog eigen scholen geopend mogen worden. De Heere heeft ons hierin grote voorrechten willen schenken, waarin Hij betoont, dat Hij Zijn verbond nog in stand houdt. Bij alles wat wijkt en wankelt kan dat verbond niet wijken en wankelen. Dat heeft de Heere heel duidelijk gezegd, maar dat zal Hij Zijn volk ook doen weten.

Het verbond der verlossing

Dit is een onderwerp van zeer veel gewicht. De oude Gereformeerde theologen hebben in hun nagelaten geschriften de leer van het verbond der genade praktikaal behandeld. Ik moet u erop wijzen, dat er geen drie verbonden zijn in betrekking tot des mensen eeuwige

staat, maar slechts twee verbonden: het verbond der werken en het verbond der genade. Daarom heb ik hiervoor al getracht u duidelijk te maken, dat het genadeverbond niet los te maken is van het verbond der verlossing of de raad des vredes van eeuwigheid. Beide verbonden zijn dus in wezen een en hetzelfde verbond. Wij kunnen dus ook wel zeggen dat het genadeverbond van eeuwigheid al is gesloten. Om het zo maar te zeggen: Het verbond der verlossing of de raad des vredes van eeuwigheid mogen we ook wel het verbond der genade noemen. Dit hebben in het bijzonder de Engelse godgeleerden gedaan in hun geschriften en dan denk ik aan het bekende boek van ds. Thomas Boston over het verbond der genade.

Verbondssluiting in de tijd

Doch de oude Gereformeerde theologen hebben niet nagelaten om toch ook altijd te wijzen op de noodzakelijkheid van een verbondssluiting met ons in de tijd. Al zijn de door God van eeuwigheid verkorenen in het verbond in Christus reeds begrepen uit kracht van verkiezing - en omdat Christus van eeuwigheid Zich Borg voor hen gesteld heeft en Hoofd is van het verbond der genade en zo de uitverkorenen van eeuwigheid heeft vertegenwoordigd - zij komen niet met het zaad der wedergeboorte in zich in de wereld.

Dat is de verkeerde conclusie die Dr. Abraham Kuyper destijds heeft getrokken uit de leer van het genadeverbond van eeuwigheid. En daarom is het dat men er ons van beschuldigt dat we ook een Kuyperiaanse verbondsbeschouwing erop nahouden. Maar wij houden er geen Kuyperiaanse verbondsbeschouwing op na.

We leren hetzelfde als wat de oude Gereformeerde theologen hebben gesteld in hun beschrijving van het leerstuk van het verbond der genade. En dan neem ik weer het bekende vragenboekje van ds. Hellenbroek. Hij vraagt: Hoe gaat de zondaar over in dat verbond? De zondaar gaat in dat verbond allereerst over door de wedergeboorte. Maar die zondaar moet ook voor zichzelf bewust overgaan in dat verbond. Als God de zondaar wederbaart, gaat Hij vanuit het genadeverbond met een schuldig mens handelen en dat vanuit eeuwige liefde. Hij ontdekt hem zijn schuld. Hij maakt hem zijn ellendige staat bekend. Hij zal hem doen weten, dat hij niet in het genadeverbond is, maar dat hij in een verbroken werkverbond ligt. Hij zal hem bevindelijk doen weten dat door de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd zal worden voor God. De Heere werkt door de ontdekkende bearbeiding van Zijn Geest daarop aan, dat de zondaar op het plekje komt, dat er geen andere weg tot het leven over zal blijven dan een weg van vrije genade. Als Hellenbroek dan vraagt: Hoe gaat de zondaar over in dat verbond? dan antwoordt hij, dat de zondaar dat doet arm, gelovig, bedaard, oprecht. Want zulk een zondaar heeft zelf niets meer te verlangen en niets te eisen. Hij weet dat God rechtvaardig van hem eist, wat hij niet doen kan. Maar hij wordt het met God eens in de weg waarin Hij een schuldige zondaar tot de zaligheid wil brengen.

Ge voelt wel aan, dat hierover nog wel wat te zeggen is, want het is zeer noodzakelijk om bewust voor onszelf in dat verbond over te mogen gaan, in het verlies van alle gronden van eigen werk en om de geest te geven in een verbroken werkverbond. Ons dood-en doemvonnis te ondertekenen en het met God eens te zijn, dat Hij ons rechtvaardig moet verdoemen, omdat wij het verbond met Hem verbroken hebben. Maar om dan het grote wonder te mogen leren kennen, dat er nu een zoveel beter verbond is waarvan Jezus Borg is geworden! Het verbond der genade, waardoor die zondaar Hem als Borg en Middelaar mag leren kennen en door Hem met de God des verbonds verzoend mag worden en zo weer in het verbond der genade mag worden opgenomen. Dan wil dat zeggen: in de gemeenschap met God te worden hersteld. Want dat betekent het als God weer een verbond met ons aangaat.

Het houdt heel wat in, dat het verbond met God eenmaal is verbroken. Dat wil zeggen: de band, die God en het schepsel aan elkander verbond, is verbroken, die is doorgesneden. De mens is los van zijn Maker. Hoe komt hij nu ooit weer in verbinding met zijn Schepper? Alleen door een rechte weg. Namelijk die weg die

geopend is door de Middelaar des Verbonds en in het werk dat Hij heeft gedaan. Waardoor de Goddellijke gerechtigheid volkomen voldaan en bevredigd is, zodat een schuldig en doemwaardig zondaar op grond van recht genade van God ontvangt. Die zondaar zal zo mogen weten wat het betekent, dat er een genadeverbond is. Daar spreekt de door ons genoemde tekst van als er staat: Hij gedenkt Zijn verbond tot in eeuwigheid. Als er ooit iets is wat voor een ontdekte ziel een wonder wordt, dan is het hetgeen we hier in onze tekst lezen. Het verbond is van eeuwigheid, maar het verbond blijft ook eeuwig voortbestaan. David heeft het mogen weten aan het einde van zijn leven, en het heeft hem doen zeggen: "Alhoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is. Voorzeker is daarin al mijn heil en alle lust, hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten.”

Het behaagt de Heere Zijn volk vanuit dat eeuwig verbond te brengen en te onderhouden, opdat zij altijd weer als gans schuldig in zichzelven bij dat verbond worden bepaald, waar Hij met eerbied gesproken niet vanafkan, omdat Hij de Eeuwige, de Onveranderlijke en de Getrouwe is, Die zegt: "Ik de Heere worde niet veranderd en daarom zijt gij, o kinderen Jacobs niet verteerd.”

Tot in duizend geslachten

Maar tevens wil ik u aan de hand van deze tekst erop wijzen, wat dit verbond te zeggen heeft met betrekking tot onze kinderen. Dat staat hier in de tekst, als er wordt gezegd: "Des woord dat Hij ingesteld heeft tot in duizend geslachten." Onlangs werd mijn aandacht bij het zingen van Psalm 105 het vijfde vers bepaald bij: "Tot in het duizendste geslacht". Ook in de berijming van Datheen wordt gesproken over het duizendste geslacht. Staat nu in de onberijmde psalm ook 'het duizendste geslacht'? Toen ik de onberijmde psalm opgeslagen had, zag ik dat hier inderdaad wordt gesproken over 'tot in duizend geslachten'. De kanttekening zegt ervan: Dat wil zeggen, in vele geslachten. Andere verklaarders zeggen weer: ontelbare geslachten. Er wordt hier een bepaald getal gebruikt voor een onbepaald getal, zoals zo dikwijls in de Bijbel geschiedt. We kunnen allen wel begrijpen wat het te zeggen heeft als hier staat: Des woords dat Hij heeft ingesteld tot in duizend geslachten. Het wil zeggen, dat de Heere Zijn verbond bevestigen zal de eeuwen door tot het eind der

dagen toe.

Onze eigen scholen zijn er een blijk van dat de Heere Zijn verbondstrouw aan ons wil openbaren, onder al wat er gebeurt en wat ons beangstigen en bedroeven moet. Hij gedenkt aan Zijn Woord en wat uit Zijn lippen is gegaan blijft vast en onverbroken. En Hij gedenkt tot in duizend geslachten.

Dat wil zeggen tot in het late, ja, tot in het laatste nageslacht, zolang als de wereld staat. Dan zijn er nog die zalig moeten worden, die toegebracht moeten worden in de middeljjjkg weg De Heere zal daartoe niet alleen de prediking van Zijn Woord gebruiken en Zijn Geest met de prediking van Zijn Woord gepaard doen gaan, maar Hij wil daartoe ook het onderwijs op de Christelijke school middellijk gebruiken. Ik hoop dat we dat nog zullen mogen zien. Wat zou het zeer verblijdend zijn, als we zouden mogen zien dat de eigen scholen er niet voor niets gekomen zijn.

De Heere wil nog betonen dat Hij in de middellijke weg gedenkt aan dit late nageslacht. Ik wens dat de Heere zo Zijn verbondstrouw nog aan onze gemeenten en scholen mocht willen betonen. Dat de Heere Zich in Zijn werken nog wil doen kennen door Zich als de God des eeds en des verbonds te openbaren, ook aan onze kinderen. Opdat zij ook eens zullen mogen gewagen van de grote daden des Heeren, aan hun ziel verheerlijkt. Dat dan ook Gods ware volk er zich in zou mogen verblijden.

Dat de Heere nog zou willen gedenken aan een trouweloos geslacht. Bij ons nageslacht is de laatste jaren toch zoveel verwildering te aanschouwen. Een losbandigheid en onverschilligheid. Daar is zo'n geheel andere geest, die zich thans openbaart onder de jeugd, dan vroeger. De onderwerping aan het gezag is er niet meer, zoals die er

vroeger was. Alles maakt zich rijp voor de bange oordelen Gods, die wellicht nog over ons zullen komen. En toch, al moeten we met vreze daaronder vervuld zijn, onder alles wat er geschiedt blijft dit woord waar: Hij gedenkt Zijns verbonds tot in eeuwigheid en des woords, dat Hij ingesteld heeft tot in duizend geslachten.

Enigszins gewijzigd openingswoord, gehouden op 24 juni 1981 ter gelegenheid van de officiële opening van de Dr. C. Steenblokschool te Goes.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1988

Criterium | 59 Pagina's

De leer der verbonden in het onderwijs

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1988

Criterium | 59 Pagina's