Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TUCHT IN  GEZIN, SCHOOL EN KERK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TUCHT IN GEZIN, SCHOOL EN KERK

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn zoon, hoor de tucht Uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet. (Spreuken 1:8a).

Vriendelijk verzocht zijnde met u te handelen over de tucht in gezin, school en kerk, zullen wij trachten van elk iets te zeggen. Elk stukje zullen wij behandelen met als uitgangspunt een tekst uit des Heeren Woord. En hopen zo het één en ander met Gods Woord te staven en te bewijzen.

Allereerst spreekt onze tekst over vader en moeder. Dit moet dan ook vóór alles onze aandacht hebben en het is niet ondienstig, ziende op de tijd in welke wij thans leven, daar eerst bij stil te staan.

In Genesis 1:27 lezen wij: En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld Gods schiep Hij hen: an en vrouw schiep Hij hen". Voorts lezen wij, dat de Heere de ribbe van Adam bouwde tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam. Dit was dus de eerste huwelijkssluiting maar ook de volmaaktste, omdat zij zonder zonde was. Zo zien wij, dat de huwelijkssluiting een scheppingsordinantie Gods is. Door de zonde is alles onder het oordeel gekomen en lezen wij in ons huwelijksformulier: dat de gehuwden gewoonlijk velerhande tegenspoed en kruis vanwege de zonde overkomt". Maar toch spreekt datzelfde formulier van "den Heiligen staat des huwelijks, waartoe de Heere door Zijn genade geroepen heeft". En spreekt er tevens van, dat de Heere "een iegelijke man, zijn eigene huisvrouw als met Zijn hand toebrengt". Zo zal de mens zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en zij twee zullen tot één vlees zijn. Het is wel noodzakelijk de Goddelijke voorzienigheid in het beleid der huwelijken op te merken. Dus houden wij eraan vast, dat het huwelijk ten eerste een scheppingsordinantie is en ten tweede dat het een heilige staat des huwelijks genaamd wordt en behoort te zijn.

Als het goed mag liggen, gaat een gebedsleven het huwelijk vooraf en zou het gebedsleven naast liefde en trouw de voornaamste pijler moeten zijn van de huwelijke staat. Man en vrouw is door het huwelijk een twee-eenheid, welke niet eerder en niet anders dan door

de dood gescheiden wordt. Onder de toelating Gods wordt menig huwelijk gesloten, maar het voornaamste zal zijn als men mag weten, dat het in de gunst des Heeren mag zijn. Want die gunst sterkt meer dan de uitgezochtste spijze, ook en wel voornamelijk in tijden van verdrukkingen in het huwelijksleven.

Dit bespreken we vooraf omdat wij een tijd beleven, waarin het huwelijksleven krachtig ondermijnd wordt. Vrije huwelijken worden gepropageerd en de leuze van ongehuwd samenwonen hoog in het vaandel van onze, mede juist daardoor wegzinkende natie, gedragen. Met de heiligheid van de huwelijke staat wordt steeds meer gespot en afgerekend. Echtscheiding is de gewoonste zaak in ons vaderland geworden en ongehuwd samenwonen met al de gevolgen van dien, is geen schande meer. Maar het rechtvaardig oordeel Gods kan over alzulks niet uitblijven.

De Heere sprak tot het eerste mensenpaar, nadat Hij hen samengevoegd had, dus in de huwelijke staat bevestigd had en hen zegende, (dit mag vooral onze aandacht wel hebben want kinderen worden veelal in onze tijd ook niet meer als een Goddelijke zegen beschouwd!): "Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde en onderwerpt haar", enzovoorts. En God zag al wat Hij gemaakt had en zie, het was zeer goed. Neen, zegt de gevallen mens, los van God, ja, weg van God en ware godsdienst uit gezin en maatschappij. Zelf uitmaken wat goed en kwaad is. Wel, dan is alleen goed wat de gevallen mens wil en kwaad wat de Heere ons in Zijn Woord voorhoudt. En, zeg mij: kan zulks bestaan en dageraad hebben?

Maar kom, keren wij ons tot het van God verordineerde huwelijk en laat ons in de verdere bespreking daarvan uitgaan. Man en vrouw in hartelijke liefde aan elkaar verbonden. Welk een bijzondere leiding vaak in het aangaan van een huwelijk. Is het geen wonderlijke zaak, dat twee vaak aan elkaar geheel onbekende personen door liefde aan elkander verbonden worden? Welk een gezegend echtpaar vinden wij beschreven in Lukas 1:6. En zij waren beiden rechtvaardig voor God, wandelende in al de geboden en rechten des Heeren onberispelijk. Gelukkig die dat ten deel mag vallen. Wij zeiden het zojuist reeds, dat het een voorrecht is, als het gebedsleven mag gevonden worden in het huwelijksleven. Inzonderheid ook als de Heere het huwelijk met kinderen wil zegenen. Nu gaan wij er u even op wijzen, welk een vreugde het geeft als een jong gehuwde vrouw mag

bemerken dat zij in blijde omstandigheden verkeert. Welk een blijde gewaarwording voor man en vrouw beiden. Alles wordt dan zo geheel anders in beider leven. Een stille en blijde verwachting in het uitzien naar de tijd van de geboorte. Maar als het nu goed mag zijn, wordt ook het gebedsleven anders! Dragen wij reeds de ongeboren vrucht aan de Heere op? Smekende of het de Heere behagen mocht dat het voorspoedig mag groeien en geboren worden? Ja, bovenal dat het een kind mag zijn dat liggen mag onder het zegel van Gods eeuwige verkiezing en op aarde mag gesteld worden tot ere Gods en welzijn van Zijn Kerk? Want de dichter zegt: "Wie kinderen voortbrengt tot Gods eer, verkrijgt een erfdeel van den Heere.”

Het kind geboren zijnde, zijn nu man en vrouw: vader en moeder. Dan begint de ontzaglijke taak van de opvoeding en vangt tevens de tucht aan. Vader en moeder zijn van Godswege met gezag bekleed. Dat ouderlijk gezag zij het kind onderworpen. Het moet reeds jong worden bijgebracht dat zij hebben te gehoorzamen. Zelfs heel kleine kinderen proberen vaak vader en moeder naar hun hand te zetten door dwingen, schreeuwen, driftbuien, enzovoorts. Hun verdorven aard komt al vroeg openbaar. Want ook zij zijn, hoe jong en klein zij ook mogen zijn, diep gevallen mensenkinderen. In zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren. Dan moet vaak reeds vroeg worden ingegrepen en dat is eigenlijk al een tuchtoefening. Het kind moet leren. Onderscheid leren kennen tussen hetgeen geoorloofd is en wat niet geoorloofd is. Vaak moet dat met dwingende en harde hand geschieden. Het boompje dient gebogen te worden als het nog jong is. Bij het opgroeien, groeien vaak de zorgen mee op. Zeker, het ene kind is gedweeër, leidzamer en gewilliger dan het andere, doch de zaden van boosheid liggen in ieders hart. Bij het ouder worden beginnen de kinderen eigen wil en zin te openbaren. De ouders dienen gedurig op de wacht te staan. Anders krijgen wij gehoorzame ouders in plaats van gehoorzame kinderen. De verleidingen waaraan onze kinderen worden blootgesteld, zijn vooral in deze tijd zeer groot. Ouders, praat met uw kinderen! Stoot hen niet af door allerlei opmerkingen zoals bijvoorbeeld: "Ik heb nu geen tijd", of: "Daar moetje nu niet mee aankomen", of: "Ach joh, waar praatje over", enzovoorts. Tracht hen, al is het in alle eenvoudigheid, te onderwijzen. Wijs hen op het verkeerde van vele dingen en het waarom. Probeer altijd te weten met wie zij omgaan, welke boeken zij lezen, waar zij vooral 's zaterdagsavonds zitten, enzovoorts. Gaan zij verkeerde wegen en helpt vermanen niet, schroom dan niet om te

tuchtigen. Dat kan op verschillende manieren gebeuren. Hen iets ontzeggen wat zij graag zouden hebben of doen, of desnoods door een goed pak slaag. Tuchtig uwen zoon als er nog hoop is. Vaak komt men erachter dat men veel heeft laten gaan en toegegeven. Dan is er dikwijls geen houden meer aan. Er kwam eens een jongen bij mij, welke ik ambtelijk had te vermanen. Hij liet er zich op voorstaan, dat hij nog nooit een pak slaag gehad had van zijn vader. Neen, die man was toch zo goed voor hem. Ik zeide tegen hem: "Dat weet ik, mijn jongen." "Hoe weet u dat, dominee? " "Weijongen, ik denk als jouw vader jou wat mee slaag gegeven had, dan was jij misschien niet zo ondeugend en ongehoorzaam geweest. Jongen, buigt jouw vader met jou de knieën wel eens? " "Welnee, dominee." Ik dacht, wij komen in alles toch zo maar alles tekort, maar dit gaf mij toch een beeld van een verkeerde liefde. Want die zijn zoon liefheeft zoekt hem vroeg met kastijding. Mijn zoon, hoor de tucht uws vaders. Dus niet alleen voelen, maar ook horen. Dus steeds maar weer zonder aflaten, leren, onderwijzen en waarschuwen. Maar weet wel: woorden wekken, maar voorbeelden strekken. Hoe leven wij in het midden van ons gezin? Is er eerbied voor Gods Woord, Zijn dag, Zijn volk? Hoe wordt er gesproken in huis over de ambtsdragers? Overhoort men de vragen voor de catechisatie, heeft men belangstelling als de kinderen, klein en groot, thuiskomen? Wijst men er steeds op dat zij eerbiedig moeten zijn? Gehoorzaam aan het over hen gestelde gezag? Waar gaan 's zondags de gesprekken over? Praat men dan juist met de kinderen? Niet over allerlei wereldse zaken, maar over het gehoorde in de kerk? Moeders, leert u de kinderen vroeg de knieën buigen? Wijst u hen gedurig op hetgeen nodig is ten leven? Weet u waar uw kinderen mee omgaan? Zoekt u hen vroeg met tuchtiging? Kinderen, verlaat de leer uwer moeder niet. Het zal u toch zo opbreken. Want wat men zaait zal men oogsten. Want het oog, dat de vader bespot of de gehoorzaamheid der moeder veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken en des arendsjongen zullen het eten. Vaders, weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven. Gij zult hem met de roede slaan en zijn ziel van de hel redden. Maar bedenkt onder alles, dat het vruchten zijn van onze huwelijksboom en dat het door onze diepe val verdorven vruchten zijn. Elke ouder vindt zijn of haar beeld terug in de kinderen. En dat mocht ons met schaamte bekleden voor het Aangezicht des Heeren. Doch ook gedurig doen smeken om des Heeren hulp in het opvoeden der ons toebetrouwde kinderen. De tucht kan niet gemist, maar de Heere geve in alle dingen wijsheid en

voorzichtigheid, liefde en getrouwheid. Dat Eli zijn zonen niet eens zuur heeft aangezien toen zij het heilige ontheiligden en zich uitleefden in de zonden, heeft hem smartelijk opgebroken door het oordeel des Heeren over zijn huis. Door grote luiheid verzwakt het gebint en door slapheid der handen wordt het huis doorlekkende. Vaak komt men er te laat achter dat men te slap is geweest. Te veel toegegeven en dan is er opening gegeven aan het water van veel kwaad. Het mocht de gedurige bede wel zijn: "Maak mijn voetpaden vast, o God; opdat ik mag gaan in Uw wegen, zonder te zijn voortaan genegen, tot afwijken van Uw gebod.

Maar gaan wij nu over om te spreken over de tucht op de school. Daarvoor vindt u de tekst in Spreuken 12:1: Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief, maar wie de bestraffing haat, is onvernuftig." Men wil tegenwoordig van geen tucht weten, maar Gods Woord spreekt er overvloedig van.

Opvoeding en tucht zijn niet van elkaar te scheiden. Beide moeten van de ouders uitgaan. Denk aan de doopbelofte, voor Gods Aangezicht afgelegd. Op één ding heb ik dan nog te wijzen en dat is de kindercrèche, een opvangplaats voor zelfs baby's en zeer jonge kinderen. Moeder moet immers uit werken gaan? Nee, moeder hoort thuis, bij haar kind of kinderen. Wij hebben de droeve gevolgen van werkende moeders gezien. Vooral als de kinderen groter werden. Zij liepen meest op straat en sprongen uit de band. Moeder is niet thuis en de kinderen doen allerlei kwaad. De straat voedt de kinderen op. Verkeerde vriendjes en vriendinnetjes brengen hen bij t.v. en computerspelletjes, video en allerlei schunnige boeken en blaadjes. Brutaliteit en gekkernij is schering en inslag. O, moeders let toch op uw zaak! Ik ken een jonge moeder met drie kleine kinderen, waarvan de oudste bijna 4 jaar is. Zij is de hele dag, voor zover het werk het haar toelaat, met de kleinen bezig. Zij zingt hen psalmen voor met het resultaat, dat het kind van 4 jaar al meer psalmen uit het hoofd kan zingen, dan menig kind van 8 jaar. Zij kweekt eerbied voor Gods Woord en spreekt ervan met haar kindertjes. Zij zeide eens: "Ik zal proberen met de hulp des Heeren hen nog iets bij te brengen, want het kwaad leren zij vanzelf wel." Als kinderen in een kindercrèche zijn opgenomen, missen zij de moederliefde en moederlijke zorg, maar worden ook door anderen opgevoed.

Maar kom, wij gaan nu uw aandacht bepalen bij het schoolgaande kind. Reeds op vierjarige leeftijd gaat het kind doorgaans al naar de school. De vijfjarigen zijn dan al leerplichtig. Ook al een mode van

de tijd, waar volgens mij een rode draad doorloopt. Vier-en vijfjarige kinderen hebben nog zoveel zorg nodig van moeder, maar de wetten des lands zijn en worden gericht op emancipatie. Vrij zijn, geen band en geen zorg. Los en niet te veel last van kinderen! Dat is hetgeen ermee gepropageerd wordt. Wij hadden het maar liefst gehouden zoals vroeger: op 6-jarige leeftijd naar school. Maar de wet schrijft het anders voor en dan zijn wij aan dezelve onderworpen. Doch het moet ons wel steeds voor ogen staan, dat de taak van de opvoeding allereerst berust bij de ouders en dat deze taak nooit op anderen kan worden afgewenteld. Maar nu heeft de Heere helpers gegeven, namelijk de leerkrachten der school. Hier opent zich eigenlijk ook een veld waar veel van zou te zeggen zijn. Nu gaan wij ervan uit, dat de ouders behoren tot een gemeente, waar de zuivere leer der Waarheid wordt geleerd en onderhouden. De Heere bekleedt de ambtsdragers met gezag en niet het volk. Nu heeft elke kerkeraad de plicht, om toe te zien dat er goede scholen zijn, waar dezelfde zuivere leer der Waarheid wordt geleerd. Zijn er zulke scholen niet, dan hebbe de kerkeraad te bevorderen dat zij er komen, indien dit maar enigszins mogelijk is. Naar mijn gevoelen, zouden er meer scholen van eigen gemeenten kunnen zijn! Dan heeft men ook te bevorderen, dat er leerkrachten zijn, die de kinderen der gemeente in dezelfde leer in alle eenvoudigheid, naar getrouwheid onderwijzen. Het behoort voor de ouders een grote zorg te zijn, waar en hoe de kinderen worden onderwezen. Het moet geen bezwaar zijn, als daar wat kosten en moeiten aan verbonden zijn. Ook behoort het niet bezwaarlijk te zijn dat de kinderen de gehele dag van huis zijn. Het is af te keuren om hen daarom maar naar een school te doen in de eigen woonplaats; zij worden daar door een algemene verzoeningsleer vergiftigd. In zulke gevallen doet men schromelijk te kort. De Heere zal het van onze hand eisen. Ouders, zoek toch voor uw kinderen het beste, ook wat het schoolonderwijs betreft, al valt het één en ander soms niet mee. De ervaring heeft mij wel geleerd, dat moeders er meer onder lijden, vooral de eerste tijd, dan de kinderen zelf. Na zeer korte tijd weten de kinderen niet beter dan dat zij de gehele dag van huis zijn. Het best is altijd nog gebleken, dat scholen uitgaan van de gemeente, en dat de kerkeraad het bestuur daarvan in handen heeft. Ook wat de benoeming van het personeel betreft, behoort zulks bij de kerkeraad te liggen. Zij hebben in de eerste plaats te zorgen dat de kinderen der gemeente onderwezen worden overeenkomstig Gods Woord.

De kinderen dus naar school gaande, zullen eerst even moeten wennen. Daar zijn regels en wetten, waarnaar zij hebben te handelen en die zij hebben te gehoorzamen. Vaak zijn de kinderen snel het één en ander gewend. Zij moeten nu gaan leren stil te zitten, te luisteren en eerbiedig te zijn, ja, wat meer naar strakkere regels te gaan. Gehoorzaamheid is ten allen tijde een vereiste. Liefde en ontzag hebben de ouders hun kinderen bij te brengen voor de juffrouw en de meester. Ouders, spreek nooit iets ten kwade over het onderwijzend personeel waar de kinderen bij zijn. Duld het ook niet van uw kinderen. Bij het kind heeft de meester of de juffrouw het meest gedaan als er iets niet goed is. Neem dat nooit zomaar over van uw kind. Mocht er iets zijn, spreek erover met de betreffende leerkracht. Maar zeg nooit, dit of dat zal mijn kind niet doen, dan wanneer u iets zeker weet dat hij of zij het werkelijk niet gedaan heeft. Denk er altijd aan, dat het diep gevallen Adamskinderen zijn, die tot alle kwaad zijn geneigd. Het is waar, het ene kind is het andere niet, de karakters spelen ook een grote rol in deze.

Er behoort een band te zijn tussen gezin en school. En ik geloof dat dat onder ons mag gevonden worden. Moet er in het gezin al tucht zijn en ook geoefend worden, zeker ook op de school. Stel dat er een school is met zeshonderd of meer leerlingen en daar was geen tucht. Wat zou het een ordeloze benden worden en wat zou er van verantwoord onderwijs terechtkomen? Onze genoemde tekst zegt: "Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief." En dat er tegenwoordig zo weinig tucht meer is, in gezin, school en maatschappij, heeft tot gevolg dat er in plaats van wetenschap, dwaasheid en ongerechtigheid hand over hand toenemen. De tucht is profijtelijk, heilzaam en bevorderlijk voor het kind, ja voor elk mens. Een bandeloos en tuchteloos mens is tot alle ongerechtigheid in staat. De tucht kan, juist aangewend onder de zegen des Heeren, een dam zijn om het kwade te keren. Waar de tucht ontbreekt, breekt het kwaad door. Als een jongen of een meisje zich niet behoorlijk gedragen, behoren zij na ernstige vermaning gestraft te worden. Strafwerk maken kan reeds helpen. En als zij er thuis nog een beetje strafwerk bij krijgen, in welke vorm dan ook, werkt dat vaak wel goed. Als vermanen en strafwerk niet helpt, dan zou een flink pak slaag wel eens kunnen helpen. Daar gaan zij echt niet van dood hoor. Maar wel oppassen voor overmaat natuurlijk. De kinderen moet er erg in hebben dat zij de meester verdriet doen. Ja, meer nog dat zij Gods gebod overtreden en zich schuldig stellen voor het aangezicht des Heeren. Daar moet altijd op gewezen worden. De ouders kunnen het

beste maar niet direct naar de school toestappen om de meester eens te onderhouden over zijn tuchtmaatregel. Want de kinderen kunnen het bloed van onder de nagels uithalen. Ik weet van een jongen die heel brutaal was tegen de meester. Dat liep zo hoog, dat hij ten slotte een flinke draai om zijn oren kreeg. Thuis komende zei hij tegen zijn vader: "De meester heeft mij geslagen". De vader zeide: "En jij had zeker helemaal niets gedaan, hè? Vertel op, wat is er gebeurd? " En ja, daar kwam het: "Ik was brutaal tegen de meester". Zo zei vader: "Dan krijg je er van mij nog een pak slaag bij." Nu, dat was niet zuinig. Maar even later zei vader: "Jongen, weet je nu wel dat je vader meer pijn gevoeld heeft dan jij? Want je bent mijn jongen, zondig en verkeerd. Weet je wel jongen, dat je tegen de Heere zondigt door zo ongehoorzaam en brutaal te zijn? " Nu dat deed de jongen meer zeer dan het pak slaag en het heeft uitgewerkt dat zulks nooit meer is voorgevallen en hij zijn meester om vergeving vroeg. O, als de tucht op school er niet was, wat moest er van terecht komen. Maar het moest wel zo zijn: "Word toornig en zondig niet'. Welk een ontzettend zware arbeid rust er toch op de schouders van het onderwijzend personeel. Mocht er voor hen maar een gedurige verzuchting opgaan naar de hemel. Wie de tucht liefheeft, heeft de wetenschap lief. Wie heeft de tucht lief? Och, een mens, ook een klein mensje, is zo afkerig van de tucht. Was hij maar zo afkerig van de zonde als van de tucht, dan zou het er alles zo anders uitzien. Ook Gods volk kan niet zonder tucht. Vaderlijke kastijdingen vallen voor het vlees niet mee, maar het is toch voor de ziel zo profijtelijk. Het wordt meest van achter verstaan. Die de bestraffing haat is onvernuftig, neemt toe in het kwade en leeft zich vaak uit als een onbandige koe. De tucht behoort geoefend te worden en blijkt veelal heilzaam te zijn ook voor het verdere leven. Op latere leeftijd komt het wel openbaar. Meer onderworpenheid aan degenen die over ons gesteld zijn, meer verwantwoordelijkheidsgevoel in de opgedragen werkzaamheden, geen lust tot staken, of protestacties. Onder onze mensen worden de minste werklozen gevonden. Ook onder de jonge mensen. Waarom denkt u? Ik geloof dat zij ook door tuchtigingen in de jeugd tot nuttige leden der maatschappij gevormd zijn geworden. En als je nu tegenwoordig het woord tucht gebruikt, dan denken ze minstens datje een barbaar bent. Tucht behoeft toch altijd niet slaan te betekenen? Men zie maar eens om zich heen en dan komt men er wel achter welke vruchten een zogenaamde vrije opvoeding afwerpt. Het land gaat te gronde, omdat er geen tucht meer geoefend wordt.

De tucht in gezin, school en kerk, daar moet men tegenwoordig maar niet mee aankomen. Los en bandeloos, is tegelijk gebonden aan zonde en liefdeloosheid. Maar wat is opvoeden dan ook een onmogelijk werk. O, denk er toch nooit te licht over. Wat is het gebedsleven ook in deze toch over het algemeen lauw en flauw. Wij kunnen de Heere ook in deze zaken toch zo aan Zijn plaats laten. Och, dat de Heere ons gebed geven mocht, vooral ook voor het onderwijzend personeel, daar zij toch een zeer zware taak hebben in het onderwijzen onzer kinderen. Het zijn de kinderen van ons huisgezin, maar ook kinderen van onze gemeenten. Wanneer zij nog op de lagere scholen zijn, dan zijn zij nog wat beschermd, vaak aanhankelijk, te leiden en onderworpen. Het begint eigenlijk pas op de hogere scholen. Dan liggen juist de gevaren van verleiding op de loer. Grotere jongens en meisjes, die menen het te weten. Scholen van enige duizenden leerlingen is geen zeldzaamheid meer in deze tijd. Ontzaggelijk is de taak van de leidinggevenden. Jongens en meisjes van boven de twaalf jaar moeten grote afstanden afleggen om de school te kunnen bereiken. Grote offers moeten worden opgebracht ook mede door de ouders en de gemeenten. Het mag nog en het kan nog. Maar.... o, ouders, let toch vooral op deze kinderen. Open uw oor en luister naar de gesprekken. Open uw oog en zie nauwkeurig toe op de kleding, vooral van de meisjes. De mode is nu voor de meisjes zeer kort. O, moeders, let toch op. Laat het onder ons toch niet gevonden worden. Straks komen de meisjes wellicht geschonden thuis en dan? Eigen schuld? Maar ook voor de jongens geldt het. Zij dragen ook veelal jacks met allerlei opschriften. Het tekent de wereldgelijkvormigheid, welk ook in onze kringen kringen zo doortrekt. Moeders, kijkt u wel eens in de tassen van uw kinderen? Wat vindt u daar voor lectuur? Vindt u misschien nog erger dingen? Drugs, of voorbehoedsmiddelen? , ik spreek uit de praktijk. Let toch goed op!

Leraren en leraressen, hoe gaat het toe op de scholen? Stuurt u meisjes met korte rokjes naar huis? Hoe staat het met de haardracht? Zegt u: "Dat is een zaak van de ouders? " Zeker in de eerste plaats, maar is er gedurig kontakt met de ouders over deze aangelegenheid? Dat is ook tucht! Sta nooit toe dat er op de school over t.v.programma's gesproken wordt. Bewaren wij onze identiteit wel, zo het een Gereformeerd volksdeel betaamt? Of is het veelal alleen nog maar naam? Toezichthouders of besturen, is er leertucht? Wordt alles maar niet voor zoete koek aangenomen? Zijn we ook in de daad en de uitleving Reformatorisch? "Houdt wat gij hebt", zegt de Heere, "opdat niemand uw kroon neme." Zijn wij dan beter? Neen, we zijn

allen even diep afgevallen, maar krachtens belijdenis hebben we wel beter te doen. Dat volk zal alleen wonen. Door de doop afgezonderd van de wereld, hebben wij ook ons leven te richten naar de inzettingen des Heeren. Anders zal het alles geen dageraad hebben. Het gebed van de oude dichter mocht door genade het onze worden, zowel van ouders, onderwijsgevenden als van de kinderen: "Och, ware het dat Gij mijn leven gans en gaar, schiktet naar Uwe wet door Uw genade. Dat ik niet af en viele hier noch daar. Zolang werd ik bevrijd voor schande en schade, als ik Uw Woord met vlijt zal merken aan, en mij zal zoeken daarmee te beraden.

Doch geven wij nu ook onze aandacht aan het derde stuk, namelijk: e tucht in de kerk. Als tekst trekken wij uw aandacht naar 1 Korinthe 15:38: Zo dan, mijn geliefde broeders, zijt standvastig, onbeweeglijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet dat Uw arbeid niet ijdel is in den Heere.”

Hier spreekt de apostel tot de gelovige Korinthiërs, maar wel voornamelijk tot degenen die over het erfdeel des Heeren gesteld zijn om dezelve te leiden, te weiden en de wacht te betrekken op Sions muren.

De jonge kinderen vallen ook onder de leden der gemeenten, zij het dan als onmodige leden. Hen geldt de kerkelijke vermaning bij afwijkend gedrag. Ernstig en oprecht hebben de ambtsdragers met hen te handelen. Doch de kerkelijke censuur strekt zich uit over de mondige leden der gemeente. Voor alles sta op de voorgrond, dat de tucht medisch is en niet juridisch. Er is geen kerkelijke rechtbank. Niet tot straf, maar tot behoud oefene men de tucht in de kerk van Christus. De ambtsdrager wordt met gezag bekleed door de Koning der kerk en niet door het volk. Zij hebben dan ook te handelen overeenkomstig Zijn Woord en alle willekeur uit te sluiten.

De merktekenen der ware kerk zijn: De zuivere verkondiging van Gods Woord, het gebruik der sacramenten naar de instelling van Christus en de handhaving der kerkelijke tucht. De kerkelijke tucht betreft ook de onmondige leden der gemeente, zij het dat zij niet verder strekt dan ernstige vermaning. Stel dat een onmondig lid zich zeer onverschillig gedraagt op de catechisatie en tracht anderen met zich af te trekken, of door zeer wereldse kleding reden tot ergenis geeft, dan hebbe de ambtsdrager dezulken ernstig te vermanen. Helpt zulks niet, dan spreke men met de ouders en roepe in de deze hun hulp in. Moch ook zulks niet baten, dan neme de kerkeraad de beslissing om in uiterste gevallen en hardnekkige wederstreving, zulkeen het bezoeken van de catechisatie te verbieden tot dat zij

beterschap beloven en betonen. Heel vaak komt het voor, dat dezulken volhardend in het kwaad, tenslotte geheel de kerk de rug toekeren en de wereld in gaan. Dikwijls zeer tot smart der ouders.

Ook komt het wel eens voor, dat doopleden als zij tot de volwasssen leeftijd gekomen zijn, toch geen belijdenis doen. Dat behoeft nog niet uit onverschilligheid voort te komen, maar toch wel uit een verkeerd standpunt. Deze hebbe men zachtmoedig te onderwijzen en te vermanen, opdat zij alsnog belijdenis afleggen en alzo hun lidmaatschap bestendigen. Doopleden van dertig jaar of ouder kennen wij niet. Men mag zich op grond van Gods Woord niet onttrekken. Persoonlijk ben ik er niet zo voor om direct van het doopregister te schrappen, doch eenmaal zal het er toch toe moeten komen. Maar, dan wel na zeer grote lankmoedigheid en gedurig vermaan. Men hebbe zich bij de kerk te voegen en bij dezelve te blijven, zolang er de drie zoeven genoemde kenmerken der ware kerk nog zijn.

Doch de kerkelijke vermaning en censuur betreft de lidmaten der gemeente in volle rechten. Dan hebben wij allereerst het ambt aller gelovigen. Dat houdt in, dat men uit de aard der liefde opzicht hebbe op elkander. Maar dat houdt niet in, dat men voor speurhond moet gaan spelen. Neen, verre daarvan. Men hebbe te onderscheiden tussen verborgen en openbare zonden. Verborgen zonden zijn deze, welke een persoon alleen bekend zijn en openbare zonden zijn die, welke van natuurwege openbaar komen. Ook worden verborgen zonden openbaar na ernstige vermaning onder twee of drie getuigen bij volharding in het kwaad. Daar men dan de zaak aan de kerkeraad hebbe over te geven. Altijd moet men handelen naar het voorschrift in Mattheüs 18 ons, door de Heere Zelf gegeven. Die zulks niet doet, maakt zich schuldig aan achterklap. Heimelijke zonden mogen niet zo maar aan anderen verteld worden. Neen, de Heere zegt: "Indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, zo ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen. En indien hij u gehoor geeft, zo hebt gij uw broeder gewonnen". Dat zulks met alle ernst en liefde moet gebeuren, behoeft geen betoog. Tracht er niet boven te staan, want die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. "Zijt niet hooggevoelende, maar vreest", zegt de Heere. Doch als de meer dan eens gewaarschuwde naar u niet hoort, maar zich verhardt in het kwade, zo neem één of twee getuigen met u. Maar wel mensen waarvan u zeker weet dat zij zwijgen kunnen. Beslist mag er noch in huis, noch met vrienden over de zaak gesproken worden. Valt de overtreder in, en bekent hij verkeerd gehandeld te hebben, dan volge direct vergeving en er mag dan ook nooit of te nimmer over gesproken worden.

Het was een heimelijke zonde en deze heeft dan ook geheim te blijven. Maar wil de overtreder niet horen, doch gaat hij op de ingeslagen weg voort, zegt het dan de gemeente. Maar dat wil niet zeggen, dat men dan de gehele gemeente dient af te gaan om het overal rond te bazuinen, neen, verre daarvan. Het blijve geheim. Het wil zeggen: Zeg het degenen die de gemeente vertegenwoordigen en dat is de kerkeraad. Zeg eens dat drie personen de zaak weten, dan gaan deze drie personen naar de kerkeraad. Eerlijk en oprecht, zonder enige wrok of haatgevoelens hebben zij verslag te doen van de zaak, als staande voor het aangezicht des Heeren. Droefheid behoorde het hart te vervullen en medelijden met het afwijkende lidmaat der gemeente. Dit gebeurd zijnde, gaat de kerkeraad zich met de zaak bezighouden onder strikte geheimhouding. Een lek in de kerkeraad schaadt de gehele gemeente. Deze moet onverwijld verwijderd worden. De Heere heeft de sleutelen gelegd op de schouders van leraars en ouderlingen. Koning Jezus handhaaft door hen Zijn gezag op aarde. Maar let wel! De Heere oefent Zelf Zijn gezag. De ambtsdragers, leraars en ouderlingen zijn slechts middel waardoor Hij Zich bedient. Hetgeen zij doen. hebben zij te doen op last en in de Naam des Heeren. Wanneer zij handelen naar eigen inzicht of willekeur, houdt hun gezag op, ja, zijn zij ambtsdrager uit. Altijd mocht wel de verzuchting zijn: "Heere, wat wilt Gij dat wij doen zullen? ". Nooit mag enige vorm van censuur worden aangewend als straf. Altijd moet het op het behoud van het desbetreffende lid zijn aangelegd.

Nu is men geneigd om bij censuur te denken aan bijvoorbeeld de zonden van vloeken, openbare dronkenschap, hoererij of dergelijke. Heeft u ook wel eens gedacht over het bedektelijk of openlijk een verkeerde leer aanhangen of uitdragen? Het is u bekend hoe onze Vaderen gehandeld hebben met de Remonstranten op de Nationale Synode in 1618-1619. Zo dan ook het vermaan van de Apostel: "Zo dan mijne geliefde broeders, zijt standvastig, onbeweeglijk." Zeker wanneer het de leer betreft heeft men de wacht daar te nemen op Sions muren. En niet te schromen om handelend op te treden, daar elke afwijking van de zuivere leer der Waarheid een rechtstreekse aantasting is van de Naam des Heeren. In kerken waar geen leertucht is, worden de zielen misleid voor de eeuwigheid en de gemeenten overgegeven aan de grijpende wolven die de schaapskudde verwoesten. Onze Vaderen hebben de dwalingen uitgeworpen. Het geldt zeker voor deze tijd wat de Heere sprak tot de gemeente van Filadelfia: "Houd dat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme”.

De kerkeraad hebbe te handelen onder biddend opzien tot de Heere. Recht door zee te gaan en het welzijn te beogen van het afgeweken gemeentelid. Onderzoeken en ernstig vermanen, wijzende op het ontzettende van de zaak en dat daardoor op den duur de Naam des Heeren smaadheid wordt aangedaan en de gemeente in opspraak komt bij degenen die buiten zijn. Geeft hij de kerkeraad gehoor, en belijdt hij schuld, dan volgt vergeving en blijft de zaak geheim. Maar gaat hij voort in zijn verkeerde weg en wil hij van geen ernstige vermaning weten, dan volgt allereerst de stille censuur. Dat houdt in dat hem de toegang tot het Heilig Avondmaal ontzegd wordt, ja, zelfs dat hij niet mag antwoorden op de doopvragen, geen ledenvergadering mag bijwonen en dus geen stemrecht heeft. Zeer lankmoedig en vele malen hebbe de kerkeraad te vermanen en ernstig zijn dwaling onder het oog te brengen. Helpt zulks niet, dan kan de kerkeraad ten uiterste deze zaak op de classis brengen en vragen hoe verder te handelen. Het advies zal dan zijn, na ernstig onderzoek, om de eerste trap van censuur toe te passen. De kerkeraad maakt dan de gemeente bekend, dat zij zich genooodzaakt ziet, na langdurig en ernstig vermaan, een lid der gemeente onder de eerste trap van censuur te zetten wegens dit of dat gebod. De naam mag dan niet bekend gemaakt worden. Dit nog ter verzachting van het afgeweken lid. De vermaning gaat door en wel met grote ernst, want het is een ontzaggelijke zaak als men eenmaal zover moet komen, dat censuur moet worden toegepast. O, wat past toch voorzichtigheid maar ook getrouwheid. Doch de tijd der vermaning rust bij de kerkeraad. Zij handele overeenkomstig de bevelen van de Koning der Kerk. Na veel lankmoedigheid, doch bij halstarrig blijven van de zondaar, raadplege men de Classis om over te gaan tot verdere behandeling, namelijk de tweede trap van censuur. De classis onderzocht hebbende en overtuigd zijnde van de rechte handelingen des kerkeraads, zal toestemming geven om verder te gaan. En dat alles opdat het onder de zegen der Heeren mocht leiden tot behoud. De gemeente wordt dan bekend gemaakt dat de kerkeraad tot hun grote droefheid, na ingewonnen advies van de classis, zich genoodzaakt ziet om - en dan volgt de naam van de gecensureerde - onder de tweede trap van censuur te zetten vanwege de overtreding van het zoveelste gebod en de kerkeraad verzoekt de gemeente voor hem te bidden.

De vermaningen gaan door totdat na volharding in de zonde de kerkeraad tenslotte niets anders overblijft dan tot afsnijding over te gaan. Dat is het ergste wat er kan gebeuren. Vader Smijtegelt zegt:

“Ik sterf liever op het schavot, dan dat ik met de ban wordt afgesneden." Wij gaan er dus steeds vanuit, dat alles in een rechte weg geschiedt, naar Gods Woord. Nu, dan geldt het Woord des Heeren: "Wat gij op de aarde bindt, zal in den hemel gebonden zijn." Uitgesloten uit het koninkrijk der hemelen. U zult misschien vragen: "Is zulkeen nu voor eeuwig verloren? " Spreek niet te hard, geliefden. Zolang die mens nog leeft, zou hij nog bekeerd kunnen worden. Er is niet alleen een Formulier van afsnijding, maar ook van wederopneming. En als de zondaar tot inkeer mag komen, dan wordt hij na blijken van ware boetvaardigheid, weer in het midden der gemeente opgenomen. Maar zolang de zondaar volhardt, zij hij door afsnijding der gemeente als de heiden en de tollenaar. Geen gemeenschap mag dan met hem onderhouden worden, ook dat is tot zijn behoud gesteld. Hij mocht het verkeerde nog eens inzien en tot ware boetvaardigheid gebracht worden.

Zo hebben wij u dan het één en ander trachten voor te stellen over de tucht in gezin, school en kerk. Zeer veel zou er nog van te zeggen zijn, doch dit eenvoudige en geringe zij genoegzaam tot overdenking. De Heere beware voor afwijken en geve naar Zijn bevelen te handelen en te wandelen. Ook Gods ware volk moet menigmaal onder de tuchtroede gebracht, om der afwijkingen wil. Doch de Heere handelt met de Zijnen Vaderlijk, tot hun nut en opwas in de genade. Geve de Heere een ieder op zijn plaats, ouders, leerkrachten en ambtsdragers, getrouwmakende genade en beware de vrede en het welzijn der gemeenten overeenkomstig Zijn Woord. Het mocht de gedurige bede maar zijn of worden, waar wij mee gaan besluiten uit Psalm 141 : 4:

Neig nooit mijn hart tot kwade zaken, om tot goddeloosheid mij te spoên', met mannen, die verkeerdheid doen; laat mij hun lekkernij niet smaken.

Dat zij zo.

Arnemuiden

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1989

Criterium | 68 Pagina's

DE TUCHT IN  GEZIN, SCHOOL EN KERK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1989

Criterium | 68 Pagina's