Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Marnix als pedagoog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Marnix als pedagoog

de Johannes Hus van het gereformeerd opvoedkundig denken

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Philips van Marnix van Sint Aldegonde (1540-1598) geniet blijvende bekendheid als de - vermoedelijke - dichter van ons volkslied. Als staatsman van professie was het schrijven van een pedagogische verhandeling voor hem een incidentele gebeurtenis. De in het Latijn geschreven Ratio Instituendae luuentutis neemt dan ook onder zijn overige geschriften een bescheiden plaats in.

Met De opvoeding van de jeugd voldeed Marnix aan het verzoek van Graaf Jan van Nassau, zijn ideeën over onderwijs en opvoeding op schrift te stellen.

Het naar alle waarschijnlijkheid in 1583 geschreven tractaat verscheen voor het eerst in 1651 in druk. In 1855 publiceerde dr. Joh. van Vloten een nogal onnauwkeurige Nederlandse vertaling van een gedeelte van het tractaat. In 1881 verscheen de complete verhandeling voor het eerst in het Nederlands, echter ook nu weer slordig en onnauwkeurig vertaald.

Eerst in 1992, ruim 400 jaar na dato, verscheen een verantwoorde vertaling van de hand van mevr. H. de Wit-van Westerhuis. Drs. N.C. van Velzen heeft de uitgave, de eerste in de serie Gereformeerd Pedagogisch Erfgoed, van een gedegen historische inleiding voorzien.

De verhandeling over De opvoeding van de jeugd valt uiteen in twee delen. In het eerste deel handelt Marnix over de opvoeding in de voorschoolse periode en geeft hij enkele algemene opvoedkundige wenken.

In het tweede en verreweg het grootste deel geeft hij naast aanwijzingen over de opvoeding op school een aantal didactisch gekleurde adviezen.

Marnix begint het eerste deel met de aanbeveling aan de moeder het kind zelf te voeden. Dat is in overstemming met de natuur en de natuuriijke liefdeband tussen ouders en kinderen wordt er door gekoesterd en versterkt. In de eerste drie levensjaren van het kind staat de wilsvorming centraal. De kindedijke weerspannigheid dient door tijdige bestraffing met wortel en tak uitgeroeid te worden. Daarna kan begonnen worden met het inprenten van de beginselen van deugd en vroomheid. De ouders

moeten aansporen tot eerbied en ontzag voor Gods majesteit en hun kinderen vertrouwd maken met de zuivere leer van het geloof.

Daarnaast kan in de vorm van spel en ontspanning de basis gelegd worden voor de toekomstige vorming. Die vorming zelf vindt plaats op school, het gymnasium. Zoals gezegd vormt dat het onderwerp van het tweede deel van De opvoeding van de jeugd. I ging van Quintilianus is Marnix van oordeel dat gemeenschappelijk onderwijs beter is dan individueel onderwijs van een eigen leraar. Talenten kunnen zich ontwikkelen door het voorbeeld dat leerlingen elkaar geven.

In de eerste en tweede klas moet de taalontwikkeling centraal staan. Aan de hand van het onderwijs in het Latijn en het Grieks komen de grammatica en de regels van de syntaxis aan de orde. Men moet echter niet in de fout vervallen de leerlingen zo aan het Latijn te verslaven, dat ze zich in hun eigen taal nauwelijks kunnen uitdrukken. De jeugd behoort Latijn te leren, met het doel de moedertaal te kunnen tooien met bloemrijke beeldspraak en majestueuze rijkdom.

In de derde en vierde klas dient er met het oog op de meningsvorming veel aandacht besteed te worden aan de Griekse, Latijnse en contemporaine geschiedkundige werken. Met behulp van historische voorbeelden behoren de leerlingen oog te krijgen voor Gods raadsplan in de leiding van wereldse aangelegenheden.

De leraar dient opvoedkundig bezig te zijn en moet zich in het bijzonder richten op de vorming van de ziel, de ontwikkeling van het verstand en de verzorging van het lichaam. De vorming van de ziel vindt plaats door het aankweken van godsvrucht. Het bijwonen van predikaties draagt daartoe bij. Aanstootgevend gedrag tijdens de kerkdienst dient, desnoods met de tuchtroede, gestraft te worden. Ook catechetisch onderwijs vormt de ziel. Maar. zo houdt Marnix de lezer voor, houdt rekening met het kinderlijk begripsvermogen en het feit dat de leerlingen nog jong zijn.

Verder is het lezen van de Heilige Schrift en het voortdurend oefenen in de gebeden van belang.

Door de leerlingen te leren in eten, drinken, slapen en spelen matig te zijn, wordt de beheersing van de hartstochten en de begeerten geoefend.

Het verstand kan geoefend worden door ingewikkelde kwesties te analyseren. Beloon, wanneer leerlingen daarin slagen.

Laat de werkelijkheid naspelen zoals bij de Perzen, waar de kinderen hun eigen bestuurscollege hadden. Dat ontwikkelt het verstand en het is bovendien dienstig tot zedelijke vorming en roept op tot vroomheid.

Bij het talenonderwijs moet ernaar gestreefd worden het gebruik van regels te beperken en de leerlingen te leren uit hun eigen waarneming zelf de regels af te leiden. Dat bereikt men door het geven van voorbeelden en logisch nadenken. Door één inductie wordt veel meer winst geboekt dan door ontelbare regels.

De oefening van het geheugen eist bijzondere aandacht. Het is immers de betrouwbaarste bewaarplaats van onze kennis.

Een matige levenswijze komt het geheugen ten goede.

De leraar dient alleen datgene in het geheugen te laten prenten, wat verdient tot het einde van het leven goed onthouden te worden. Bijvoorbeeld de brieven van Paulus, kernachtige spreuken van Griekse en Latijnse dichters, namen en voorbeelden van in heldenmoed uitblinkende mannen, namen van belangrijke steden, rivieren, meren en gebergten.

Goed opletten en serieuze aandacht bevorderen de geheugenopname. Klaslokalen vol met afleidende voorwerpen als standbeelden en schilderijen, kooien met vogels en andere dieren dienen te worden geweerd, want ze leiden de aandacht van de leerling af.

De spreekvaardigheid kan het beste geoefend worden aan de hand van Cicero en Aristoteles. Voor jonge leerlingen is ook Erasmus geschikt. Vives en Sturm zijn geschikter voor oudere leerlingen, want ze vereisen een geoefend oordeelsvermogen.

Tot de verzorging van het lichaam behoren niet alleen de zorg voor de gezondheid, de lichamelijke oefening, de ontwikkeling van de gestalte, maar ook het oefenen in een duidelijke uitspraak, het onderwijs in de beeldhouwkunst, het bespelen van een muziekinstrument en dergelijke vaardigheden.

Een goede opvoeder streeft geen wreedheid of hardheid na, maar zal zich bedienen van een aanmoediging, een complimentje of een berisping.

Eerst als woorden niets meer bereiken zal hij lichamelijke straffen gebruiken, maar met mate en zodanig dat de jongens begrijpen dat hij ze slechts tegen zijn wil en uit noodzaak gebruikt.

Het humanistisch opvoedingsideaal

In het jaar dat Mamix zijn tractaat schrijft is het Humanisme binnen de intellectuele bovenlaag van de bevolking toonaangevend. Haar opvoedingsideaal is de harmonisch ontwikkelde mens. met een wil. gericht op het goede: de geest gevoed en verrijkt met de kennis van de klassieken. Het onderliggend mensbeeld is optimistisch. Deugd is leerbaar en de mens is in wezen goed. (Bigot. Van Hees. 1958. pag. 47).

In de 15 e eeuw verschijnen in Italië, de bakermat van het Humanisme. de eerste geschriften die de opvoeding in humanistische zin beschrijven. Ze dragen het karakter van praktische raadgevingen, bedoeld voor opvoeders van prinsen en edellieden. Voorlopig zal dat elitaire karakter niet verdwijnen. Ook Mamix' geschrift is bedoeld voor de opvoeding van jonge edellieden. Buiten Italië openbaren de nieuwe pedagogische denkbeelden zich al vroeg in Spanje. Met name Vives (1492-1540) heeft daar het humanistisch opvoedingsideaal gestalte gegeven.

Volgens prof. Cornelissen - deskundige bij uitstek op het gebied van Renaissance en Humanisme - waren Vives' gedachten zelfs van een dermate importantie, dat hij te beschouwen is als de grondlegger van de moderne pedagogie. (Cornelissen, 1987, pag. 233)

Niet oorspronkelijk

De gedachten die Mamix in De opvoeding van de jeugd vorm ge voor zijn tijdgenoten niet nieuw geweest. Duidelijk sluit hij aan bij het humanistisch opvoedingsideaal als hij in zijn tractaat allerlei wenken geeft, gericht op de ontwikkeling van hoofd, hart en lichaam en grondige kennis van de klassieken onontbeerlijk acht. Nieuwe en oorspronkelijke ideeën, aldus Cornelissen. treft men in het tractaat niet aan.

Het is alles algemeen bekend leengoed. (Cornelissen, 1987. pag. 248). Mamix compileert, daarmee overigens blijk gevend van een brede belangstelling en gedegen kennis van de pedagogische lectuur van zijn tijd.

In de traditie van de Hervorming?

Op het eerste gezicht lijkt op deze conclusie wel iets af te dingen. De

nadruk die Marnix legt op de godsdienstige en zedelijke opvoeding. de godsvrucht en zaken als Bijbellezen en het naarstig bijwonen van de kerkdiensten, doen ons weinig humanistisch aan. Blijkt met name niet uit deze aspecten dat Marnix' tractaat in de traditie van de Reformatie geplaatst moet worden?

De al meerdere malen genoemde Cornelissen stelt, dat het primaat van de godsdienstige opvoeding in Marnix' tractaat niet op rekening van de Hervorming of de persoonlijke levenservaring van de schrijver mag worden geschreven. "Het wijzen op de noodzakelijkheid der godsvrucht heeft met de hervorming maar heel weinig van doen. De godvrezendheid werd algemeen en vanouds beschouwd als de eerste plicht van de mens uit hoofde der wijsheid, de wijsheid die naar de aan Plato ontleende scholastieke indeling met de rechtvaardigheid, sterkte en matigheid de vier grondelementen uitmaakte van de "honestas." (Cornelissen, 1987, pag. 245).

Vanuit een andere invalshoek komt Woodward voor wat betreft Erasmus tot een overeenkomstige conclusie: "A new body of organised wisdom had been revealed to the world: it stood in true affinity to sound religion (....) the end of all wisdom is the service of God and the community, not the self-culture of the individual." (Woodward, 1971, pag.51)

Wie Marnix. voor wat zijn pedagogische denkbeelden betreft, wil plaatsen in de traditie van de Hervorming lijkt zich schuldig te maken aan annexatie, die niet gebaseerd is op de werkelijkheid, maar op een vertekening daarvan. De afwezigheid van het primaat van de religie in het humanisme van nu wordt ten onrechte geprojecteerd op het Humanisme van toen. Van Velzen wijst daarnaast op het feit dat we onder invloed van Abraham Kuyper en de zijnen vaak een beeld van het calvinisme hebben, dat niet blijkt te stroken met de werkelijkheid. De afwezigheid van "typisch calvinistisch-pedagogische gedachten" in Marnix' tractaat zou dan ook niet moeten verbazen, (pag. 26)

Accentverschillen

Hoewel Marnix in zijn verhandeling De opvoeding van de jeugd compileert en zich aansluit bij de humanistische denkbeelden over onderwijs en opvoeding, legt hij naar mijn gevoel toch wel accenten, die wijzen op een calvinistische achtergrond. Het is al eerder opgemerkt, ook bijvoorbeeld een figuur als Erasmus benadrukt de waarde van de godsvrucht. Wie echter zijn De Peuris Instituendis raadpleegt, komt tot ontdekking dat de "pietatis" slechts in het voorbijgaan wordt genoemd. (Riemens-Reurslag. 1930, pag.47) Bovendien: "He too lacked the deeper Christian awareness of man's sinfullness." (Bantock, 1980, pag. 54)

Bij Marnix daarentegen vormt de religieuze opvoeding de inzet van zijn geschrift en ook naderhand komt hij uitvoerig op dit onderwerp terug. Aan de zondigheid van de mens wordt evenmin oppervlakkig voorbij gegaan (zie bijv. pag. 42). De toonzetting van Erasmus is in genoemd geschrift ook optimistischer dan die van Marnix. Uitdrukkingen als: "Als de natuur u een zoon geeft, geeft ze u niets dan een ruwe massa. Uw taak is het die gedweeë en tot alles herleidbare materie den besten vorm te geven" (pag. 46) treft men bij Marnix niet aan, al is de gedachte impliciet niet geheel afwezig. Een vergelijking met de geschriften van de rooms-katholieke Vives zal echter wellicht tot minder duidelijke verschillen leiden.

Oordeel

In het voorwoord van de hier besproken uitgave van Marnix stelt Ds. Golverdingen dat de tekstuitgaven van de serie Gereformeerd Pedagogisch Erfgoed ook jongeren kunnen helpen om zich de essentie van het gereformeerd opvoedkundig denken eigen te maken.(pag. 7/8) Het zal duidelijk zijn dat ik zover voor het tractaat van Marnix niet wil gaan. Liever zou ik Marnix, wiens calvinistische overtuiging overigens voor mij niet ter discussie staat, willen typeren als de Johannes Hus van het gereformeerd opvoedkundig denken.

”N.a.v. het verschijnen van De opvoeding uan de jeugd. Philips van Marnix va Aldegonde. Vertaald en van aantekeningen voorzien door H. de Wit - van Westerhuis. Met een historische inleiding van N.C. van Velzen. Deel 1 in de serie Gereformeerd Pedagogisch Erfgoed, een uitgave onder auspiciën van het Begeleidingscentrum Gereformeerd Schoolonderwijs. Uitgeverij De Groot Goudriaan-Kampen, 1992.

Bantock. G.H .. Studies in the Histor; ; of Educational Theori; . Volume I. Boston/Sydney, 1980. Bigot. L.C.T., Hees. van Gilles. Verleden en heden. Groningen. 1958. Comelissen, J.D.M.. De eendracht uan het land. Amsterdam. 1987.

Riemens-Reurslag. Groei. Gedachten ouer opvoeding uit uroeger eeuwen, deel II. Utrecht. 1930 Woodward. W. H.. Desiderius Erasmus concerning the Aim and Method of Education. New York, 1971.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1993

Criterium | 59 Pagina's

Marnix als pedagoog

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1993

Criterium | 59 Pagina's