Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ALGEMENE WET GELIJKE BEHANDELING EN DE INVLOED DAARVAN OP ONS ONDERWIJS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ALGEMENE WET GELIJKE BEHANDELING EN DE INVLOED DAARVAN OP ONS ONDERWIJS.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Inleiding

Het onderwerp van deze inleiding is van buitengewoon ingrijpende betekenis. in feite gaat het om de vraag, welke ruimte er in onze samenleving nog zal zijn voor hen, die naar de normen van Gods Woord willen leven. De discussie rond de Algemene (AWGB) wet gelijke behandeling houdt ons een spiegel voor van het geestelijk klimaat in onze samenleving. Ten diepste gaat het daarbij niet om politieke of juridische strijdpunten, maar om een geestelijke stnjd. .. , Daarom r^ kan , zonder , overdrij-, .. ving worden gesteld, dat er zelden in onze parlementaire geschiedenis zo'n ingrijpende wet in de Tweede Kamer is behandeld. Dat doet terugdenken aan de strijd van Groen van Prinsterer tegen de schoolwet van Van der Brugghen in 1857. De aanvaarding van deze wet, die in feite de neutrale openbare school bracht, betekende volgens Groen het einde van Nederland als Christelijke staat. Dit raakte hem zo diep, dat hij op hetzelfde ogenblik ontslag uit de Kamer nam.

Wat wij hier op het ogenblik meemaken, is het meest beslissende moment in ons staatkundig bestaan sinds eeuwen, ingrijpender dan wat in 1795 of in 1848 is voorgevallen. De Christelijke staat wordt verlaten, de geseculariseerde, straks de humanistische staat ingevoerd. De gevolgen daarvan zullen ernstig zijn, misschien niet aanstonds, maar zeker op den duur. Het Nederlandse volk wordt aan verderfelijke invloeden prijs gegeven', aldus Groen van Prinsterer met profetische blik.

Er loopt een rechtstreekse lijn van de gebeurtenissen in 1857 naar die

* Samenvatting van de inleiding, gehouden op 5 juni 1993 tijdens de jaarvergadering van de VBSO te Barneveld door mr. dr. J.T. van den Berg, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de SGP-fractie.

van 1993! De AWGB betekent een keerpunt in de richting van de anti christelijke staat. Zo ergens, dan blijkt hier dat neutraliteit onmogelijk is.

De speerpunt van de AWGBis tegen het Woord gericht, hetgeen heel duidelijk is gebleken uit de opstelling van de minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Dales, in het Kamerdebat over de AWGB. Het is de vermeende triomf van de autonome mens.

2. De achtergronden van de AWGB

De totstandkoming van de AWGB moet geplaatst worden tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de anti-discriminatiewetgeving sedert de Tweede Wereldoorlog. Richtte deze wetgeving zich aanvankelijk met name tegen discriminatie wegens ras, geloof en huidskleur (denk aan de Jodenvervolging), nadien richtte de discussie zich steeds meer op thema's als geslacht (dus de man-vrouw-verhouding), burgerlijke staat (huwelijk en andere samenlevingsvormen) en tenslotte op de sexuele gerichtheid. Onder dit laatste wordt dan niet alleen verstaan de homofiele geaardheid, maar ook de daarmee verbonden praktijk. Het is duidelijk dat het bij deze thema's om ethisch-geladen kwesties gaat, waarover Gods Woord niet onduidelijk is. Daarmee is ook de identiteit dus direct in het geding.

Juridisch bezien speelt art. 1 van de Grondwet een cruciale rol. Dit artikei bepaalt in de vorm zoals het sedert de laatste Grondwetsherziening luidt onder meer dat discriminatie, op welke grond dan ook, verbode is. De AWGB beoogt aan dit artikel nadere uitwerking te geven. Ee van de kernvragen daarbij is hoe het recht op gelijke behandeling zich verhoudt tot andere in de Grondwet verankerde grondrechten, met name de godsdienstvrijheid en de onderwijsvrijheid. Deze vraag beheerst de discussie sedert het zeer radicale Voorontwerp voor een wet gelijke behandeling uit 1981, dat met name in reformatorische kring tot een schokeffect leidde. Na enkele mislukte eerdere pogingen werd onder het huidige kabinet uiteindelijk de AWGB ingediend, nadat over dit onderwerp bij de kabinetsformatie in 1989 vergaande afspraken tussen CDA en PvdA waren gemaakt.

Artikel 1

Allen, die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Artikel 23. lid 6

(...) Bij die regeling wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd.

Dit wetsontwerp is op 16 februari 1993 door de Tweede Kamer in overgrote meerderheid (8 stemmen tegen) aanvaard en is nu in behandeling bij de Eerste Kamer.

3. De inhoud van de AWGB

De wet gaat uit van het systeem, dat elk onderscheid op de in deze wet genoemde gronden, waaronder dus geslacht, burgerlijke staat en heteroof homosexuele gerichtheid verboden is, tenzij er een speciale uitzonderingsgrond is. Feitelijk laat deze wet daarmee het non-discriminatie-beginsel prevaleren boven de godsdienstvrijheid en de onderwijsvrijheid. Daaraan kan immers alleen nog via uitzonderingen worden tegemoetgekomen. De reikwijdte van de wet is zeer breed; deze omvat vrijwel alle terreinen van het maatschappelijke leven, waaronder het gehele onderwijsveld en de zorgsector. Alleen voor de kerken is een algemene (overigens niet onbeperkte) uitzondering getroffen. Ik beperk mij nu verder in hoofdzaak tot de betekenis van de wet voor het onderwijs.

Artikel 5 heeft in het bijzonder betrekking op arbeidsverhoudingen. Dit artikel bevat een speciale uitzonderingsbepaling, die beoogt tegemoet te komen aan de vrijheid van onderwijs. Deze bepaling houdt in. dat een instelling van bijzonder onderwijs de vrijheid heeft om 'eisen te stellen over de vervulling van een functie, die. gelet op het doel van de instelling, nodig zijn voor de verwezenlijking van de grondslag". Deze eisen mogen echter niet leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van o.a. geslacht, sexuele gerichtheid of burgerlijke staat. Hoever gaat deze vrijheid nu eigenlijk? Daar is al zeer veel discussie over gevoerd. Deze vrijheid is in ieder geval niet onbeperkt: de rechter kan toetsen of een bestuur terecht bepaalde eisen nodig heeft geacht. Die eisen moeten bovendien nodig zijn voor de verwezenlijking van de grondslag. In de toelichting op de wet is duidelijk, dat daarbij de grenzen voor verschillende soorten functies verschillend worden getrokken. Zo wordt bijvoorbeeld verondersteld. dat een leraar godsdienst of maatschappijleer nauw betrokken is bij de verwezenlijking van de grondslag, maar dat dit bijvoorbeeld voor een leraar gymnastiek veel minder het geval zal zijn, laat staan de conciërge of schoonmaker. Aldus dreigt de wet te leiden tot een tweedeling in het personeel naar gelang men wel of niet cq. minder betrokken is bij de verwezenlijking van de grondslag.

Zeker zo ernstig is een ander punt: hoever reikt de bevoegdheid van het bestuur tot het stellen van eisen? Naar veler opvatting niet verder dan de schoolpoort! Wat men in de privé-situatie doet. bijvoorbeeld ten aanzien van de wijze van samenleven, daarmee heeft het bestuur niets te maken. zo redeneert men dan. Dat betekent dus dat een eenheid in leer en leven niet meer mag worden geëist, iets wat juist voor het opvoedkundig klimaat van zo essentiële betekenis is. Daarom is deze wet terecht een pedagogisch monstrum genoemd. De ernst van de situatie is nog klemmender geworden door de uitleg van minister Dales van het begrip 'enkele feit'. Er leek tijdens de schriftelijke voorbereiding nog enige ruimte gelaten te worden voor de opvatting, dat bijvoorbeeld het samenwonen van twee

homosexuelen als een bijkomende omstandigheid zou kunnen worden beschouwd, die toch tot ontslag aanleiding zou kunnen geven. Tijdens het Kamerdebat is de ruimte voor deze uitleg echter ontnomen: onder het enkele feit van de homosexualiteit valt volgens de regering alles wat uit de sexuele gerichtheid voortvloeit voor de vormgeving van de eigen levenssituatie. Daarmee is de feitelijke betekenis van de uitzonderingsbepaling nog verder

gereduceerd. Hier is dus zonder meer sprake van een zeer ernst - inperking van de vrijheid van schoolbesturen tot het voeren van een personeelsbeleid, hetgeen direct in strijd is met de grondwette onderwijsvrijheid. Ook de Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van de regering, en enkele staatsrechtdeskundigen hebben hier al eerder op gewezen, maar helaas zonder resultaat.

Minister Dales ging zelfs zover dat zij de Bijbelse visie op homosexualiteit in strijd met onze rechtsorde verklaarde. Schoolbesturen mogen een dergelijke opvatting nog wel hebben, maar er geen enkel gevolg voor hun beleid aan verbinden, zo stelde zij.

Wat de inhoud van de wet betreft wijs ik voorts nog op art. 7. dat betrekking heeft op de toelating tot het onderwijs. Daarbij is voor het bijzonder onderwijs een soortgelijke uitzonderingsbepaling getroffen als wat het benoemingsbeleid betreft.

Tenslotte wijs ik er nog op dat de wet een belangrijke rol toekent aan een Commissie gelijke behandeling, die de mogelijkheid heeft zelf klachten over discriminatie te onderzoeken, daarover zelf een uitspraak te doen en de rechter om een vonnis te verzoeken. Dit gevoegd bij het feit, dat de wet ook aan organisaties het recht toekent om voor de belangen van gediscrimineerde personen of groepen op te komen, moet worden gevreesd, dat met name identiteitsgebonden instellingen snel het voorwerp van dat soort acties zullen worden. De signalen zijn er al.

4. De consequenties voor ons onderwijs

De consequenties voor het identiteitsgebonden onderwijs zullen zonder meer ingrijpend zijn, in het bijzonder voor het benoemings-en ontslag-

beleid. Een extra-probleem vormt nog dat deze wet de omgekeerde bewijslast kent; dat betekent dat een bestuur dat van discriminatie wordt beschuldigd, zelf moet bewijzen zich niet aan verboden onderscheid te hebben schuldig gemaakt. Schoolbesturen zullen in hun benoemingsbeleid zo mogelijk nog zorgvuldiger dienen te zijn dan thans al het geval is. Daarbij lijkt het van belang in het sollicitatiegesprek diepgaand te spreken over de visie op het Schriftgezag.

Artikel 7. lid 2

Het eerste lid, onderdeel c. laat onverlet de vrijheid van een instelling van bijzonder onderwijs om bij de toelating en ten aanzien van de deelname aan het onderwijs eisen te stellen, die gelet op het doel van de instelling nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag, waarbij deze eisen niet mogen leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid. ras. geslacht, hetero-of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Onderscheid op grond van geslacht is alleen toegestaan, indien de eigen aard van de instelling dit eist en voor leerlingen van beide geslachten gelijkwaardige voorzieningen aanwezig zijn.

Een duidelijke eigen identiteit, niet alleen op papier maar evenzeer tot uitdrukking komend in een consequent bestuursbeleid en in de onderwijskundige praktijk zal, ook bij rechterlijke toetsing, van grote betekenis zijn. Niettemin moet worden onderkend, dat met name in ontslagsituaties schoolbesturen vaak slechts beperkte mogelijkheden zullen hebben om hun eigen beleid te voeren. Een en ander zal ook grote financiële consequenties kunnen hebben. Overtreding van de wet zal gevolgen kunnen hebben voor de subsidiëring.

Wat de consequenties van deze wet betreft moet verder nog gewezen worden op de mogelijke gevolgen bij toetsing van het schoolwerkplan op onderwerpen als discriminatie en sexualiteit.

Tenslotte wordt in dit verband gewezen op het feit, dat medezeggenschapsraden wettelijk de uitdrukkelijke opdracht hebben het beleid van de school te toetsen op het punt van de anti-discriminatiewetgeving. Thans is nog steeds vrijstelling van de verplichting tot het instellen van een medezeggenschapsraad mogelijk, maar de vraag rijst: hoe lang nog?

Duidelijk is, dat deze wet een verzwaring betekent voor de verantwoordelijkheid van schoolbesturen en een zeer grote belemmering zal kunnen gaan betekenen voor Bijbels genormeerd onderwijs.

5. Een revolutionaire wet

De AWGB vindt haar diepste wortel in een revolutionair gelijkheidsideaal.

De normstelling van deze wet staat haaks op normen van Gods Woord.

De opvattingen die volgens dat Woord als norm behoren te gelden, worden

in de AWGB iioogstens nog als uitzondering geduld! Dat bepaalt ons bij de ernst van de situatie. Christenen en hun organisaties worden naar de rand van de samenleving gedrongen. Zonde mag geen zonde worden genoemd. Tekenend is, dat minister Dales in het Kamerdebat stelde, dat wie in dit verband over zonde spreekt, zichzelf buiten de rechtsorde plaatst. Met al deze ontwikkelingen moeten wij ook persoonlijk in de schuld komen. Waar ligt de oorzaak? Is het zout niet smakeloos geworden? (Matth. 5).

Echter: God de Heere regeert; dwars door alle - ook deze - ontwikkelingen heen, zal Hij Zijn Koninkrijk doen komen en Zijn Raad volvoeren. Moge ook ons onderwijs door Gods genade staande worden gehouden, maar ook nog dienstbaar zijn tot Zijn eer en de komst van Zijn Koninkrijk, wat er ook aan verbonden moge zijn.

Kohlbrugge wijst er in een van zijn Schriftverklaringen op, dat de prediking van Gods Woord ons ook leert ons kruis op te nemen. En dat kruis, zo zegt hij. "bestaat niet alleen in de een of andere zware ziekte of smart, maar in een waarachtige zelfverloochening, zodat men de hitte de verdrukking niet schuwt, maar dapper Gods Woord handhaaft, in welke kring men ook geplaatst zij, en daarbij zijn vertrouwen niet zet op mensen, maar op de levende God alleen". Alleen in de beoefening van dat vertrouwen zullen wij ook persoonlijk staande kunnen blijven!

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 1993

Criterium | 28 Pagina's

DE ALGEMENE WET GELIJKE BEHANDELING EN DE INVLOED DAARVAN OP ONS ONDERWIJS.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 1993

Criterium | 28 Pagina's