Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PARTICIPATIEFONDS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PARTICIPATIEFONDS

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Het streven van de overheid om de uitgaven voor wachtgelden beheersbaar te maken, heeft geleid tot de binnenkort te realiseren instelling van een Participatiefonds. Het wetsvoorstel daartoe is namelijk aangenomen in de Eerste Kamer. Schoolbesturen krijgen verantwoordelijkheid te dragen voor wachtgeldkosten die zij 'veroorzaken'. De risico's die daardoor ontstaan, kunnen zij onderbrengen oftewel verzekeren bij het Participatiefonds.

Schoolbesturen krijgen meer autonomie, dus moeten ze ook de verantwoordelijkheid maar dragen voor de kosten van ontslag van het personeel, zo is ondermeer de motivering van dit voorstel. Het is duidelijk dat de wachtgeldkosten (een miljard) een te grote last gaan vormen voor het Rijk. Er moet daarom een regeling komen die de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen voor deze kosten vergroot. Een bedrag van meer dan één miljard is dan ook geen kleinigheid. Dat wil mijns inziens niet zeggen dat de overheid dit probleem mag proberen op te lossen door schoolbesturen in beginsel aansprakelijk te stellen voor ontstane kosten van wachtgelders.

Kern

Het Participatiefonds zal o.a. ook tot taak krijgen te beoordelen of het ontslag onvermijdelijk is. Zo ja, dan gaat het fonds over tot vergoeding van de gemaakte ontslagkosten aan de Informatie Beheer Groep te Groningen, die de uitkeringen voor onderwijspersoneel betaalt. Valt de toets negatief uit, dan worden de kosten verhaald op het bestuur dat deze 'veroorzaakte’.

In de voorstellen voor het Participatiefonds en de Gele Katern van OCW wordt het woord 'veroorzaken' gekozen . Het is daarmee nog niet gezegd, dat het bestuur dan echt de 'schuldige' is.

Het kan ook dat degene die ontslag heeft gekregen het ernaar gemaakt heeft. Maakt iemand het heel bont door bijv. herhaalde weigering van een redelijk dienstbevel, valsheid in geschrifte, dronkenschap, dan kan de persoon in kwestie op staande voet ontslagen worden.

Zo'n persoon zal bij verwijtbare werkloosheid geen uitkering ontvangen, dus in dat geval behoeft het schoolbestuur ook niet te betalen.

Instroomtoets

Wanneer zal nu de toets, die wordt uitgevoerd door Centrale Financiën Instellingen (C/7), positief uitvallen voor een schoolbestuur dat is aangesloten bij het Participatiefonds?

Het ontslag moet onvermijdelijk zijn. Dat is zo, wanneer aantoonbaar is dat ontslag verleend is op grond van de onderstaande ontwikkelingen:

a. opheffing van de betrekking vanwege terugloop in de formatie en onvoldoende (verwacht) natuurlijk verloop;

b. opheffing van de betrekking, omdat het anders onmogelijk wordt het gevraagde onderwijs te verzorgen;

c. anderszins.

Bij a.: Het mag niet zo zijn dat een grote verzilvering van formatierekeneenheden ten koste van zittend personeel gaat, zodat ontslag wordt verleend.

Bij b.: Als een betrekking moet worden opgeheven, omdat anders niet voldaan kan worden aan de (gewijzigde) onderwijsvraag zal dat meestal een gevolg zijn van wijziging van het aantal leerlingen per vak/richting. We moeten dan dus vooral denken aan het voortgezet onderwijs.

Bij c.: Er zijn nog verschillende andere redenen voor ontslag dat ook onvermijdbaar genoemd kan worden. We kunnen dan denken aan opheffing van de instelling, anders dan wegens fusie, ongeschiktheid voor het vervullen van de functie, ontbinden van de arbeidsovereenkomst en andere redenen van gewichtige aard. Een ontslag wegens onverenigbaarheid van karakters (incompatibilité d'humeurs) zal onvermijdelijk genoemd worden. Het fonds zal wel bezien of en de mate waarin het bevoegd gezag wel gebruik heeft gemaakt van de instrumenten om dreigend ontslag te voorkomen.

Daartoe behoren bijv. arbeidsbemiddeling, omscholing, herplaatsing binnen of buiten het onderwijs.

Voor de zogenaamde identiteitsontslagen blijft het maar de vraag hoe de van het Participatiefonds zal uitvallen. Het zou gerekend kunnen worden tot de bijzondere gevallen, waarin ontslag echt noodzakelijk is. Het is echter niet zeker, ondanks alle geruststellende opmerkingen van de minister hierover in de Kamer tijdens de behandeling van het voorstel voor budgettering van wachtgelden en het Participatiefonds, dat het fonds zo ook in die gevallen zal oordelen. Het is niet onwaarschijnlijk dat een zelfde criterium als nu in de Tijdelijke wet arbeidsbemiddeling onderwijs (TWAO) zal worden gehanteerd, namelijk dat de instelling eisen mag stellen die gelet op grondslag en doelstelling noodzakelijk zijn om de functie binnen de instelling uit te oefenen. Een formulering die veel weg heeft van die in de Algemene Wet Gelijke Behandeling wordt gebruikt. Alleen staat daar uitdrukkelijk de beperking bij dat de vrijheid van het bijzonder onderwijs tot het stellen van deze eisen niet mag leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, godsdienst, hetero-en homosexuele gerichtheid en burgerlijke staat. Een ontslag om redenen van identiteit in die zin dat iemands levenswandel een reden tot kerkelijke censuur zou zijn, zal zeker niet met positief resultaat door de toets komen.

Tijdelijk dienstverband

Als het over onvermijdbaar ontslag gaat, wordt nogal eens de vraag gesteld of beëindiging van een tijdelijk dienstverband ook onder de werking van het Participatiefonds valt. Voorzover er een uitkering wegens werkloosheid wordt toegekend, is dit inderdaad het geval. Het aangesloten schoolbestuur hoeft de kosten van de uitkering niet te betalen, als de toets die ook bij tijdelijke benoemingen wordt aangelegd, positief uitvalt.

Het beëindigen van tijdelijke dienstverbanden wordt in ieder geval als onvermijdbaar beschouwd:

a. als ontslag uit vaste dienst ook tot een positieve uitkomst geleid zou hebben;

b. indien sprake is van een expliciete negatieve beoordeling als gevolg van een serieuze beoordelingsprocedure met het oog op het eerstvolgende schooljaar aan één van de scholen van het schoolbestuur.

Bij a. kan gewezen worden op de noodzaak van ontslag, dus niet als voor vervanging meteen na het ontslag uit de tijdelijke dienstbetrekking meteen weer een ander personeelslid benoemd wordt.

Bij b. blijkt het dus wel mogelijk na het eerste jaar dat als een proeftijd dienst doet, ontslag te verlenen, maar niet zonder meer. Het is weliswaar niet zo, dat je zo'n personeelslid eerst een jaar in het risico dragend deel der formatie (rddf) geplaatst moet hebben, voor je over kunt gaan tot ontslag, want beëindi-

ging van de betrekking na een jaar tijdelijk dienstverband blijft mogelijk, maar er moet wel een serieuze beoordelingsprocedure aan voorafgegaan zijn.

Dat is wel iets nieuws. Tot nu toe kon je zonder nadere motivering meedelen tegen betrokkene dat het dienstverband niet verlengd wordt, nu kan dit nog wel, maar om niet voor de financiële consequenties op te draaien is het wel nodig dat een serieuze beoordelingsprocedure is gevolgd.

Daaronder kan bijvoorbeeld worden verstaan dat er enkele functioneringsgesprekken en een beoordelingsgesprek zijn gevoerd. In die gesprekken mo dan wel kenbaar zijn gemaakt dat het functioneren niet naar wens is en wat er precies moet verbeteren, wil betrokkene kunnen blijven werken aan de school. Alleen het voeren van een functioneringsgesprek is dus nog niet voldoende. Het tekortschieten in het functioneren moet genoemd worden en de persoon in kwestie moet dit redelijkerwijze kunnen verbeteren. Zijn namelijk de omstandigheden bijv. door onvoldoende begeleiding van dien aard dat er voor de persoon in kwestie geen mogelijkheid bestond zijn functioneren te verbeteren, dan is het nog maar de vraag of de toets voor het bestuur positief uitvalt. In een beoordelingsgesprek moet tenslotte uitdrukkelijk een negatieve beoordeling worden gegeven. Dat is dus wel een drempel voor het beëindigen van een tijdelijk dienstverband.

Preventieve ontslagtoets

Principieel is er ook heel wat in te brengen tegen de zogenaamde preventieve ontslagtoets.

Het bevoegd gezag - aangesloten bij het Participatiefonds - dat voornemens is een personeelslid te ontslaan, kan zich voorafgaand aan het geven van dat ontslag wenden tot het Participatiefonds met de vraag of het fonds de wachtgeldkosten zal vergoeden. Dit is dan wel een mogelijkheid en geen verplichting, maar dit neemt niet weg dat het risico van zelf de wachtgeldkosten te moeten betalen, wel leidt tot het volgen van deze procedure. Je wilt als schoolbestuur eerst zekerheid hebben of dit ontslag niet tot kosten voor rekening van het bestuur leidt. Je wordt dus feitelijk, al is het formeel niet zo, gedwongen om je voornemen tot ontslag te laten beoordelen door het Participatiefonds. Een inbreuk op de vrijheid van benoeming en ontslag.

Daarnaast worden behoorlijke risico's bij het schoolbestuur geplaatst. Het krijgt dan wel een premie-opslag om de kosten van wachtgeld te kunnen betalen, maar het aangesloten schoolbestuur zal deze opslag geheel of gedeeltelijk moeten doorbetalen aan het fonds. Toch blijft er het risico dat het ontslag als vermijdbaar wordt aangemerkt. Dat betekent wel, zonder dat daar een tegemoetkoming van het ministerie tegenover staat, dat je zelf moet betalen.

Premiedifferentiatie

Het is ook bepaald niet uitgesloten, vergelijk maar met de ontwikkeling bij het Vervangingsfonds, dat een school die als risicovol te boek komt te staan, extra

premie zal moeten betalen boven de opslag die ze ontvangt van het ministerie. Het eerste jaar zijn de opslag en de te betalen premie nog precies gelijk. Daarna gaat de mogelijkheid van differentiatie wel in. Het werd in het versterken van de betrokkenheid van het onderwijsveld een belangrijk instrument genoemd. Tot nu toe is de druk van wachtgelden namelijk niet voelbaar voor scholen. Die premiedruk wil de overheid nu duidelijk zichtbaar maken. Dat stimuleert namelijk de actieve bemoeienis op schoolniveau. Scholen moeten ook in dit opzicht, zo zegt de minister in zijn nota van antwoord aan de Kamer, gaan functioneren als normale arbeidsorganisaties. In de marktsector moeten werkgevers en werknemers de kosten van premiestijgingen voor de sociale verzekeringen voor hun rekening nemen. In het onderwijs heeft tot nu toe een duidelijk besef van een directe relatie tussen werkloosheidskosten (en andere kosten van inactiviteit) en het niveau dat aan voorzieningen gerealiseerd kan worden, ontbroken. In moderne verhoudingen tussen overheid en onderwijs zal deze relatie beter zichtbaar moeten worden gemaakt. Het onderhavige voorstel geeft hiertoe een aanzet, aldus de minister. Dit kan wel passen bij deze moderne verhoudingen, maar het is toch onjuist om het onderwijs zo zakelijk te benaderen. Er wordt stilzwijgend van de veronderstelling uitgegaan, dat er veel ten onrechte wordt uitgegeven. In deze wet worden de financiële lasten gelegd bij de schoolbesturen die de belangrijkste veroorzakers zijn, zo zegt de minister.

Schoolbesturen worden dus met zoveel woorden als de veroorzakers van de lasten aangewezen. We moeten ervan uitgaan dat een ontslag in de huidige situatie pas echt in geval van uiterste noodzaak wordt gegeven. Je bent dan lang niet altijd een veroorzaker van de financiële lasten.

Instrumenten om wachtgeldkosten te beperken

De zogenaamde poortwachtersfunctie die het Participatiefonds en de schoolbesturen krijgen, houdt in dat ze zo veel mogelijk proberen te voorkomen dat onderwijsgevenden werkloos worden. Daar hebben ze enkele instrumenten voor gekregen.

Met behulp van premiedifferentiatie kunnen schoolbesturen ges worden om voorafgaande aan een ontslag dat bijv. door de dalende ont keling van het leerlingenaantal onvermijdelijk zou zijn, door middel van persoonlijke begeleiding, outplacement en samenwerking met andere schoolbesturen te voorzien in een alternatieve arbeidsplaats voor betrokkene. Deze is overigens ook gehouden hieraan zijn volledige medewerking te geven.

Tegelijk met de invoering van het Participatiefonds zijn de volgende zaken verplicht voor de schoolbesturen:

a. ten minste een jaar voorafgaand aan een dreigend ontslag moet dit in het formatieplan worden vastgelegd; gedurende dit jaar hebben werkgever en werknemer de verplichting alles te doen om werkloosheid te voorkomen.

b. de verplichte bestuursaanstelling: bij meerdere scholen onder één bestuur

betekent dit dat met het personeel - uiteraard niet willekeurig-geschoven kan worden tussen de scholen,

c. afschaffing van het deelontslag waardoor de arbeidsbemiddeling sterk wordt vereenvoudigd.

Tijdpad

Met ingang van 01-08-1995 gaat C/i de instroomtoets uitvoeren. De meldingen van ontslagen uit vaste dienst die leiden tot een aanvraag voor een uitkering bij de Informatie Beheergroep Groningen, moeten dus bij het ministerie worden gedaan vanaf die tijd. De beëindiging van tijdelijke dienstverbanden (uitgezonderd vervangingsbetrekkingen) per 1 augustus 1995 moet eveneens gemeld worden bij C/i. Het ministerie heeft daarvoor een formulier opgesteld. Steekproefsgewijs gaat het na of de beëindiging van het tijdelijk dienstverband onvermijdbaar is. Er vindt in deze periode nog geen premiebetaling plaats. Vanaf 01-01-1996 wordt de premie-opslag toegekend. Het eerste jaar nog geen premiedifferentiatie. Daarna bestaat die mogelijkheid wel.

Positie gemoedsbezwaarden

Gemoedsbezwaarde besturen krijgen ontheffing en dienen dan ook alle kosten van wachtgeld die ontstaan door ontslag bij deze scholen, voor eigen rekening te nemen. Daar staat tegenover dat de opslagpremie dan ook naar hen gaat en niet naar het Participatiefonds. Ze zullen zelf een afdoende andere voorziening moeten treffen om de risico's zo op te vangen dat de voortgang van het onderwijs niet in gevaar komt. De minister zal de andere voorziening beoordelen op het waarborgkarakter voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen. Hij laat het daarna over aan de verantwoordelijkheid van de desbetreffende scholen die de voorziening verder tot uitvoering dienen te brengen. Het is goed voor te stellen dat alle premie-opslagen die de vrijgestelde schoolbesturen ontvangen, worden overgemaakt naar een gezamenlijke rekening, een zogenaamd leenfonds, waar per bestuur tussenschotjes worden aangebracht, zodat de ingelegde premie ten name van een bestuur blijft staan. Het voordeel is dat een hogere rente gekweekt kan worden en het beter mogelijk is de scholen waar hoge kosten van werkloosheidsuitkeringen ontstaan, een lening te verstrekken uit dit leenfonds. Het is beslist niet zo dat er een eigen waarborgfonds wordt opgezet, want dan zouden de godsdienstige bezwaren tegen verzekeren ook daarvoor gelden.

Beoordeling

Het argument voor aansluiting bij het Participatiefonds: vroeger maakten wij er toch ook geen probleem van als het Rijk de wachtgelden betaalde, gaat mijns inziens niet op, want toen had alleen het ontslagen personeelslid aanspraak op een wachtgelduitkering.

Daar gaat het nu niet over, maar over een risico dat het schoolbestuur voorheen niet had en nu wel krijgt. Daarvoor moet een weloverwogen beslissing worden genomen: namelijk willen wij dat risico verzekeren of niet? Niemand moet hier min over denken en iemand die dit risico niet durft te dragen daarom verdacht houden. Anderzijds: wat vroeger in strijd werd geacht met de leer van het geloof in de voorzienigheid Gods, is nu nog zo. We nemen tenminste aan dat verzekeren inderdaad strijdt met het geloof in de voorzienigheid.

Zondag 10 van de Heidelberger Catechismus leert ons dat onder ander vruchtbare en onvruchtbare jaren, rijkdom en armoede en alle dingen ons niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen. Waartoe dit weten dient, wordt ons ook geleerd in vraag en antwoord 28: ... en in alles een goed toevoorzicht hebben op onze getrouwen God en Vader enz. Aan u de beantwoording van de vraag of we tegelijk met het (willen) uitsluiten van financiële rampen of tegenslagen nog wel een goed toevoorzicht kunnen hebben op onze getrouwen God en Vader.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995

Criterium | 54 Pagina's

PARTICIPATIEFONDS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995

Criterium | 54 Pagina's