Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een drietal kampioenen voor de gereformeerde leer in de tijd van verval (1)*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een drietal kampioenen voor de gereformeerde leer in de tijd van verval (1)*

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoewel de aanleiding tot bet plaatsen uan een aantal artikelen over de predikanten Brahé, Comrie en Holtius door ds. G.H. Kersten in De Saambinder tijdgebonden was, is de inhoud uan deze serie nog uoluit actueel te noemen. De redactie plaatst deze serie in een tweetal afleueringen in Criterium met het doel ons te bezinnen omtrent onze houding en zienswijze in de huidige tijd uan verval.

Inleiding

Onlangs is in De Wekker door een der geachte hoogleraren te Apeldoorn aanmerking erop gemaakt dat ik een citaat gegeven heb van ds. Brahé, van 1752 tot 1776 predikant te Vlissingen.

Ik zou mij namelijk beroepen hebben - volgens prof. De Bruin - op schrijvers die in een tijd van verval leefden. Ontegenzeglijk was de Kerk in de tweede helft van de 18e eeuw in diep verval geraakt. De grenzen werden uitgewist en men zocht vriendschap te sluiten met de remonstranten. Zelfs de theologische professoren gingen voor en pleitten meermalen voor predikanten die van de rechtzinnige leer afweken. Met rasse schreden ging het de ondergang van Kerk en Staat tegemoet. Zo de Heere geen overblijfsel gelaten had, wij waren Sodom en Gomorra gelijk geworden.

Ik ben het volkomen met prof De Bruin eens: de tweede helft van de 18e eeuw was er een van zeer diep verval. Misschien kunnen de Apeldoornse hoogleraren er enige lering uit trekken, opdat zij niet langer pleiten voor de Bond van Wereldkerken, waarin de remonstranten en voorts allerlei dwaalgeesten zulk een ruime plaats gegeven is. Met de verloochenaars van de eeuwige waarheid hebben de aloude gereformeerden geen bond willen vormen; en het betaamt hun nazaten evenmin om dat te doen. Gods Kerk zal alleen wonen!

Wachters op Sions muren

Hoewel echter de kerk en geheel het volk in diep verval verkeerde, had de Heere enkele kampvechters gegeven voor de waarheid. Zij hielden op Sions muren getrouw de wacht, zij bliezen de bazuin, zij streden met alle macht. Hun getuigenis was naar Gods Woord. Het vond dan ook weerklank bij de oprechten en hun geschriften zijn nog bij Gods volk zeer geliefd. Prof. De

Bruin verwarde dan ook de tijd èn de van God gegeven getrouwe dienstknechten, wier getuigenis niet zwak, maar krachtig was. Jesaja leefde wel in een zeer donkere tijd. Het verval van Juda was zeer groot, doch de Heere maakte hem getrouw. Ook Jeremia werd gesteld tot een koperen muur.

Welnu, de Heere heeft ook in ons land ten tijde van het diepst verval mensen gegeven die de waarheid Gods brachten, zonder aanzien des persoons. Als ik aan hen denk, moet ik mij menigmaal veroordelen dat ik maar al te veel het oor laat hangen aan valse voorstelling en smaadreden. Onverzwakt moesten wij de waarheid Gods, de oude beproefde gereformeerde leer, voorstaan en verdedigen.

Luther en Calvijn, hun volgelingen en ook de mannen in de vijftiger jaren van de 18e eeuw zijn met scheldwoorden overladen en voorgesteld als ruziemakers en rustverstoorders. Hoe licht moesten Gods knechten in deze tijden van verval het weinig achten wat hun overkomt. Bovendien, Gods Woord tekent hun de weg van strijd, maar onthoudt hun ook de vertroosting en bemoediging niet.

Opdat de lezer iets meer bekend worden moge met degenen die in de tijd van verval het zwaard opnamen tegen de geest der eeuw, wil ik gaarne van een drietal van hen iets meedelen. Ik heb het oog op Brahé, Holtius en Comrie.

J.J. Brahé (1726-1776)

Jan Jacob Brahé werd 13 november 1726 te Delft geboren. Zijn vader was luitenant geweest. Zijn moeder heette Elisabeth Holtius. zuster van de godzalige predikant Nicolaus Holtius van Koudekerk. Brahé voltooide zijn studie te Utrecht en werd 5 juli 1750 predikant te Watergang. Zijn oom N. Holtius bevestigde hem. Slechts korte tijd heeft Brahé deze gemeente gediend. Op 9 januari 1752 deed hij zijn intrede te Vlissingen. in welke gemeente hij werk zaam bleef tot hij ten gevolge van een beroerte emeritaat verkreeg. Ruim een week nadat de Staten van Zeeland (27 juni 1776) hem met behoud van traktement en eer hadden ontslagen, stierf hij (5 juli 1776).

Brahé behoorde tot de stichters van het 'Zeeuwsch genootschap der Weten-

schappen", dat in 1768 (21 jan.) werd opgericht. Hij maakte met Isaac Winkelman en Justus Tjeenk het eerste bestuur uit. Brahé was een man van grote bekwaamheden en godsvrucht. Hij schreef enkele gedichten en meerdere werken in proza.

In 1758 gaf hij uit: Aanmerkingen over de Vijf Walchersche Die Aanmerkingen bedoelden e verdédiging van die artikelen te zijn. Brahé bepleitte daarin een rechtva digmaking om niet, uit louter ge de, waarin de uitverkorene lijdelijk is en alleen door het geloof van zijn rechtvaardigmaking wordt verzekerd. De griffier van de Admiraliteit in Zeeland, Pieter Boddaert, stelde zich tegen Brahé en werd gesteund door de predikant van Middelburg Aug. van der Sloot. Een hevige strijd ontbrandde, waarin ook Holtius zich in 1760 ging mengen. De classis Walcheren stelde zich aan de zijde van Brahé. De Staten van Zeeland legden hun voorts het zwijgen op.

Brahé gaf nog een apart geschrift uit over de rechtvaardigmaking des zondaars (1760).' Vooral noemen wij zijn kostelijke verhandeling over Psalm 89 (1765). Voorts gaf hij een predikatie in het licht over Het herbouwen en in wijen van den afgebranden tempel te Vlissingen en over de inw orgel (1769), alsook over het eeuwgetijde van de Vlissingse vrijheid (1772). Ook de lijkrede door hem gehouden op het sterven van Gerhardus Schortinghuis, predikant te Koudekerk, publiceerde hij. Onder meer verscheen van Brahé in druk een verhandeling voor het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen. Brahé behoorde tot de verdedigers der oude waarheid in dagen van diep verval.

N. Holtius, korte schets van zijn leven

Onder degenen die in dagen van diep verval de waarheid Gods moedig en standvastig hebben verdedigd, behoort zeer zeker de predikant van Koudekerk. Nicolaus Holtius. Hij werd op 14 september 1693 te Voorthuizen geboren, waar zijn vader, Gualterus Holtius. sinds 1682 predikant was. Deze vertrok in 1696 naar Koudekerk en werd 28 juni 1716 opgevolgd door zijn zoon Nicolaus, wiens zoon uit zijn eerste huwelijk Jacob Paridanus in zijn plaats de herdersstaf te Koudekerk opnam. Grootvader, vader en zoon zijn

dus achtereenvolgens predikant te Koudekerk geweest.

Holtius is tweemaal gehuwd geweest. Zijn eerste vrouw was Margaretha van Oosterwijck. geboren op 1 mei 1692 te Amsterdam. Ruim 25 jaren, vanaf 9 november 1720, mocht Holtius in de echt met haar verenigd zijn. Op 16 februari 1746 stierf zij. Twee jaar later op 21 januari 1748 hertrouwde Holtius met Anna Geertruida Swaen, geboren te Nijmegen op 26 augustus 1705. Deze vrouw overleefde hem. Zij stierf op 15 december 1775 te Koudekerk.

Uit het eerste huwelijk waren vijf kinderen, twee zoons en drie dochters. De jongste zoon volgde zijn vader als predikant op, terwijl twee dochters met een predikant huwden, nl. de ene met J. Boudt te Wilsveen. de andere met A. F. Matthaeus te Wognum.

Nicolaus Holtius heeft te Leiden ge studeerd. Joh. a Marck en J. Wesselius behoorden onder zijn leermeesters. Ds. Ouzeel van Leiden gaf hem bovendien les in de oosterse talen. Holtius was zeer bedreven in het Hebreeuws.

Van juni 1716 tot 13 januari 1757, dus ruim veertig jaar, heeft Nicolaus Holtius de gemeente te Koudekerk qediend. Op laatstgenoemde datum ° verkreeg hij eervol emeritaat. Tot 10 februari 1773 woonde hij op zijn buitenplaats Kerklust onder Koudekerk, waar hij op die datum de eeuwige rust inging, zijnde bijna tachtig jaar oud.

Holtius’ strijd

Koudekerks leraar is geroepen geweest tot een zware strijd. Deze ving aan met een bestrijding van de sociniaanse neigingen van Lampe. Ook prof. Driessen. bij wien Comrie te Groningen gestudeerd heeft, kwam Lampe tegen, terwijl de hoogleraar Jacobus Ode te Utrecht het voor Lampe opnam.

Ter beantwoording van een vraag van ds. W. Winterswijk over Zondag 7 (vraag 21) van de catechismus schreef Holtius zijn Godgeleerde handeling over het oprecht (1747). In 1750 volgde een Verhandeling over de rechtvaardigm door het geloof, volgens de zu gronden der hervormde leer.

Holtius en Comrie verdedigden met grote kracht de rechtvaardigmaking des zondaars om niet, uit vrije genade door de verlossing, die in Christus Jezus is. Zij stelden een rechtvaardigmaking vóór het geloof, zowel als dóór het geloof.

De Leidse professoren Schultens en Van den Honert, die meermalen afwijkende gevoelens in bescherming namen, bestreden Holtius. De zaak kwam 30 juni 1758 zelfs op de classis, doch de behandeling werd uitgesteld. Door de dood van Van den Honert in 1758 kwam van behandeling niets meer.

Holtius verdedigde intussen zijn standpunt nader in twee predikaties over Zondag 23 en 24 van de Heidelbergse Catechismus, De zondaar gerecht vaardigt om niet, uit de genade Gods. Ook in Zeeland ontbrandd over de rechtvaardigmaking des zondaars voor God. Zoals we reeds schreven werd de neef van ds. Holtius, de Vlissingse predikant J.J. Brahe, die het met Holtius eens was, aangevallen door A. van der Sloot, predikant te Middelburg, en Pieter Boddaert, griffier der Admiraliteit in Zeeland. Holtius verdedigde zijn neef. De uitwerking was geweldig. Velen werden uit hun zoete slaap wakker geschud en zeer verstoord grepen zij naar de pen. Ypey en Dermout konden zelfs niet nalaten van Holtius te schrijven dat hij 'met een zo wild en woest geschreeuw zijn stem verhief, dat de ganse Nederlandsche kerk er door ontrust werd en elk verstandige er zich over verontwaardigd toonde' (Geschiedenis van de Ned. Herv. Kerk, dl III, pag. 500).

Ja, ja, de ‘verstandigen’ zijn altijd verontwaardigd als Gods vrije genade ver heerlijkt wordt. Die is voor de wijzen en verstandigen verborgen. Die 'verstandigen' kiezen alras de zijde van hen. die de scherpe lijnen van de waarheid afronden. En dat geschiedde in de dagen van Holtius. Men tolereerde, met de remonstranten. Een duidelijk bewijs daarvan ligt in de strijd die gevoerd is met de Zwolse predikant A. van der Os 2 .

De onrechtzinnigheid van Van der Os

Het optreden van Van der Os, die in 1748 te Zwolle beroepen en bevestigd

werd, verwekte grote strijd. Zijn remonstrantse en sociniaanse onrechtzinnigheden kwamen in de prediking duidelijk aan het licht. Hij loochende het werkverbond en de onmiddellijke toerekening van Adams zonde. De rechtvaardigmaking volgde, naar Van der Os zei, op het geloof en bestond in niets anders dan in de genegenheid Gods om de zondaar door Christus zalig te maken. De drie andere predikanten, die met Van der Os te Zwolle stonden, nl. Daniël de Grimmer. Jacobus Doitsma en Wilhelmus van Zutphen, vermaanden hem. maar hij hoorde niet. Geheel de gemeente kwam in grote beroering. De kerkeraad schorste Van der Os, met onthouding van het Heilig Avondmaal (18 dec. 1750). Bij de magistraat van de stad stond Van der Os in hoge gunst. Terwijl de magistraat zich in kerkelijke bladen indrong, verzocht zij de predikanten eerst en gelastte hun daarna op straffe van zware boeten, schriftelijk hem mee te delen, waarin Van der Os onrechtzinnig was. Maar de kerkeraad verbood hun aan dit onrechtvaardig bevel te voldoen en bleef bij zijn besluit, niettegenstaande zware boeten werden toegepast.

Toen de strijd te zwaar werd. gaf men uiteindelijk niet anders dan een beschrijving van het optreden van Van der Os. De raad der stad gebood nu dat V de zaak zou rusten tot de stadhouder Willem IV (1747-1751) zou gehoor zijn. Op raad van Venema (hoogleraar te Franeker, eveneens een sociniaans gezind remonstrant) werd het oordeel der theologische faculteit te Leiden ingewonnen. De Leidse professoren oordeelden in hun Advies - helaas!-dat de geschillen niet zó groot waren, dat ze niet met enige toegevendheid konden worden opgelost. Zij ontwierpen enkele vredesartikelen en voegden deze ter ondertekening voor de partijen aan hun advies toe.

Het oordeel der professoren viel zeer in de smaak van het algemeen. Reeds had zich een geest van verdraagzaamheid ontwikkeld, die weldra voeren zou naar openlijke verachting en bespotting der gereformeerde leer en die eindigen zou in de Revolutie.

De kern der geloofswaarheden was verloren geraakt. De oude gereformeerde leerstellingen werden veracht en beschouwd als oorzaak van leergeschillen. die dienden vermeden te worden.

Aan de rede werd de bevoegdheid toegekend Gods openbaring in de Schrift te toetsen. De waarheid moest van alles gezuiverd worden wat de mens stoten kon. Een 'verbroederingsgeest' ging de mensen bezielen, die niet alleen met luthersen maar zelfs met de roomsen verzoening zocht. De aanwas van de roomsen was dan ook in de jaren 1700-1750 zeer groot. Er waren 400.000 leken. 400 kerkgebouwen en 475 priesters. Zelfs werden officieren en ambtenaren tot de roomse kerk overgehaald. Het bijgelovig volk werd beroerd door het bericht, dat in 1734 Maria uit de hemel komen zou om de geuzen te verdelgen. Is het niet de dwaasheid in top? Waartoe komt men toch, als God Woord verworpen wordt! En tot welk een macht is Rome in ons diep gezonken land thans (1931, red.) gekomen? Och, dat ons volk tot inkeer kwame!

Het ontbrak aan rechtzinnige predikanten niet geheel, maar hun getal was klein en de publieke opinie was hun tegen, zodra zij naar de pen grepen om de dwaalgeesten te bestrijden. Dan werden zij geacht scheurmakers te zijn, heethoofden en ruziezoekers. Hoezeer te betreuren en te laken, de Leidse hoogleraren wilden de zoete middenweg bewandelen en in het geschil met Van der Os de vrede bewaren, zelfs ten koste van de waarheid. In 1751 werd een stuk opgemaakt dat al de Zwolse predikanten moesten tekenen om het geschil uit de wereld te helpen.

De rechtzinnige predikanten te Zwolle weigerden echter de vredesartikelen van de Leidse professoren te tekenen. De gereformeerde leer was hun te lief om die klakkeloos te verkopen. Niet alleen het Zwolse stadsbestuur, maar ook de Staten van Overijssel beschermden Van der Os, nu de Leidse professoren hem de hand boven het hoofd gehouden hadden. De aanklagers werden aan de kaak gesteld als uit nijdigheid handelende en als te dom om het gewicht van de stellingen van Van der Os te beseffen.

Merkwaardig is trouwens dat Van den Honert het tegen veler verwachting in voor Van der Os opnam; het is of in hem iets van een overgang tussen het oude coccejanisme en een meer verlichte vorm van denken zichtbaar wordt. De zaak-Van der Os deed de kerk in haar voegen kraken, maar toch viel zij niet uiteen.

Hedendaags oordeel van de zaak 'Van der Os'

Toch liep het met Van der Os vast. Al stouter trad hij op. Hij hield tegen het einde van 1752 een preek over Hand. 17:11, die hem zijn bediening kostte. Hij verwierp in die preek alle kerkelijke bepalingen en beweerde - wat vele verwerpers van de belijdenis nog roepen - dat Gods Woord de enige regel van geloof en leven is. De Dordtse Leerregels moesten niet als onveranderlijk worden bezien, zo beweerde Van der Os en hij ontnam haar alle bindend gezag. De Synode van Delft veroordeelde dit gevoelen in 1754. Zij sprak:

‘Een synode of concilie is wel in zichzelf feilbaar, doch ontleent al de onfeilbaarheid zijner besluiten enkel uit derzelver overeenstemming met Gods Woord. Dewijl nu de Dordtse vaders op de eed. door hen in de synode gedaan zich verzekerd gehouden hebben in hun gemoed van derzelver volkomen overeenstemming met Gods Woord en als de leraars onzer kerk door hun ondertekening verklaren van hetzelfde gevoelen te zijn, hoe zouden dan of de Dordtse vaders hebben kunnen spreken of wij nog spreken kunnen van veranderingen in die leer te maken? ’

Van der Os wilde niet buigen en de Staten oordeelden hem nu niet meer te kunnen handhaven. Door classis en synode afgezet, liet ook de magistraat hem aan zijn lot over. In 1758 trad Van der Os in dienst bij de remonstrantsdoperse gemeente te Beverwijk, waartoe hij zich zelfs weer liet dopen. De ove-

rige Nederlandse doopsgezinden verklaarden echter hem niet voor een leraar te kunnen houden, zolang hij zich niet gezuiverd had van alle verdenking wegens wangevoelens die bij de mennonieten zowel als bij de gereformeerden veroordeeld waren. Het liep met Van der Os wel droevig af en zijn levensloop is een sterke veroordeling van de houding die de Leidse faculteit heeft aangenomen. De bestrijders van Van der Os werden echter hierdoor gerechtvaardigd.

Tot die bestrijders nu behoorde ook Holtius. Hij zag met Comrie in het verdrag te Leiden opgesteld, een ontwerp van tolerantie, gemaakt om de Dordtse leer te verenigen met de remonstrantse. Deze tolerantie toetsten zij in 1753 aan de waarheid in hun beroemd werk Examen van ontwerp van tolerantie.

Holtius in conflict met Van den Honert

Intussen had Holtius zijn waarschuwende stem tegen het Leidse Advies doen horen. Van zijn hand verscheen Aanmerkingen over een geschrift, Advies der Hoog eerwaarde heeren Professoren te Leide van Ds. Van der Os; vervat in een brief aan den heer B. de schrift voegde Holtius het Advies. Hij trad tegen de faculteit op. omdat zi 'voor de struikelende waarheid niet naar behoren gezorgd hadden'. Prof. Johan van den Honert. die professor te Leiden was, diende van antwoord, doch verzweeg zijn naam. Holtius verzocht de schrijver zich bekend te maken, daar hij dan zou antwoorden, niettegenstaande dat het geschrift met vele kwetsende uitdrukkingen bezaaid was. Maar de Leidse professor kwam niet voor de dag. Holtius heeft toen uitgegeven Zakelijke verdediging Waarheid en Gerechtigheid tegen de consideratiën van schrijver.

Het was onderwijl uitgekomen dat die ongenoemde schrijver Van den Honert was. Curatoren der hogeschool hadden hem verzocht te zwijgen. Toch gaf hij nog - en dat weder anoniem - na de bekendmaking van het besluit van de curatoren een schotschrift tegen Holtius uit, waarin hij laatstgenoemde leraar schimpt als één 'wiens onrechtzinnigheden en zotheden twintig jaar geduldig waren over het hoofd gezien'. Dit optreden tekent de jonge Van den Honert. De zakelijke verdediging van Holtius was door de Utrechtse universiteit goedgekeurd. Ja, het geschrijf van Van den Honert werd in de Utrechtsche Courant van 1 november 1752 opgenomen, nadat Holtius zijn Zakelijke verdediging opnieuw had uitgegeven met een - niet geapprobeerde - na waarin hij schreef dat de Utrechtse faculteit niet nalaten kon openlijk haar verontwaardiging erover uit te spreken.

Comrie. bestrijder uan Van

Dit voorbeeld breng ik hier des te meer by , om dat ik vreeze dat de zoogenoemde Kampvechter in dit ftuk mede niet recht cn flaat. In welk vermoeden ik zeer beveiligd ben, eensdeels uit het geen te vinden is gedrukte handelingen des E. Kerkenraads van Zwolle ; waar uit wy weeten, dat hy het verfchil over hst Zoonfchap van Chriftus, tuflehen de regtzinnigeen de Ketteren .eerftheeft toegefchreven aan liefdeloosheid , waar door men malkanderen niet wilde verdragen.

Wij merkten reeds op dat Holtius sinds 1752 een trouw bondgenoot gevonden had in ds. Alexander Comrie. Zij vormden, misschien wel samen, een genootschap van calvinisten, dat zich tegen de tolerantiegeest verzette. Hun eerste strijdschrift was een Aanspraak van Ds. A. van de door een der leden van de Calviniaansche Sociëteit, 17 den Honert wierp zich - helaas! - op als de beschermer van Van der Os. De 'Calviniaanse Sociëteit' antwoordde met Banier vanwege de waa opgericht tegen Van den Ho Leidse hoogleraar kon niet nalaten in het geheim te schelden op Holtius. Maar deze laatste bleef hem het wederwoord niet schuldig. In april 1758 stierf Van den Honert. Dat Holtius en Comrie niet veel roem over hem zouden hebben, is te verstaan. Zij schreven in de voorrede op de tiende samenspraak van het Examen van Tolerantie, dat Van den Honert 'pijle hele en halve pelagianen ontleend in het hart van het inwendig christendom gestoken had en zijn gal met grote gulpen over de vromen in Nijkerk had uitgegoten'. En had Holtius het niet recht?

Holtius in conflict met Schultens

Een nieuwe strijd ontbrandde met prof. J.J. Schultens over de uitgave van Comries catechismus. Het allergeweldigst ging Schultens echter te keer over het reeds genoemde Examen van Tolerantie. Zelfs de tegenstande Holtius spreken schande van het geschrijf van Schultens. De Staten van Holland - vanouds bekend om hun remonstrantisme - bemoeiden zich tenslotte met de strijd. Uitgave van anonieme boeken werden verboden, tenzij kerkelijk goedgekeurd.

Aan Holtius werd, wijl de weduwe van Van den Honert zich beklaagd had, niettegenstaande zijn verdediging verboden zonder bijzondere toestemming der Staten enig theologisch boek meer uit te geven op straffe van het verlies van zijn jaarwedde als emeritus.

Hoewel Holtius zich niet een bekendheid wist te verwerven als Comrie, stond hij geheel op de bodem van de oude, onveranderde waarheid en heeft hij die door genade zonder schroom ijverig verdedigd. Noch hoon, noch scheld-

woorden hebben hem doen versagen. Het ware te wensen, dat in deze tijden van verval mannen als Holtius in de kerk mochten opstaan.

* Overgenomen uit De Saambinder, diversen, jrg.12, 1931.


Noten

1 nl. Godgeleerde stellingen over de leer der Regtuaardigmaking des schrijf hij nog Kerkelijke Redenvoering, ter gelegenheid van het tweede eeuw Vlissingsche vrijheid (den zesden van grasmaand, 1772).

2 Dr. L. Praamsma stelt in zijn De kerk uan alle tijden, dl. 3. pag. 100: 'Deze manne uitstekend op de hoogte te zijn met de theologische ontwikkelingen sinds de synode van Dordt en toonden aan, hoe op bijna alle fronten de gereformeerde, naar hun overtuiging volkomen Schriftuurlijke Belijdenis, in het kruisvuur van de gemeenschappelijke aanval van rationalisten en toleranten lag.' Hij stelt op pag. 101 hoe ongenuanceerd het oordeel is van hen die Comrie en Holtius over de hekel halen als onverdraagzame mensen.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1997

Criterium | 70 Pagina's

Een drietal kampioenen voor de gereformeerde leer in de tijd van verval (1)*

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1997

Criterium | 70 Pagina's