Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE POSITIE VAN DE OUDERS - 2 Reactie op AANPASSING SCHOLENBESTAND

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE POSITIE VAN DE OUDERS - 2 Reactie op AANPASSING SCHOLENBESTAND

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Onze eerste bijdrage over de beleidsnotitie Aanpassing scholenbestand, waarover de Onderwijsraad in het advies Richtingvrij en richtingbepalend ook geadviseerd heeft, besloten we dat we over het deelnemen van enkele ouders in het bestuur geen principieel punt maken, als de kerk maar goed toezicht kan blijven uitoefenen over het principieel of geestelijk gehalte van de school.

Betrokkenheid

Het is jammer dat 'ouderbetrokkenheid' nog al eens verward wordt met ouderparticipatie. De wet, zo ook het wetsontwerp over het schoolplan, gaat op dat punt de ouders ver(der)gaande bevoegdheden toekennen. Dat is niet nodig en in feite gaat dit in de richting van het toekennen van allerhande rechten aan ouders. Recht op meespreken over het onderwijsleerproces enz. Dat is wellicht - we moeten het wetsontwerp nog even afwachten - het via de achterdeur binnenhalen van medezeggenschap.

Zonder allerlei rechten toe te kennen, kan het wel heel zinvol zijn ouders zowel thuis als op school bij het onderwijs te betrekken. Op school bijvoorbeeld in de bouwcommissie. Thuis door de opvoeding zo te geven, dat kinderen hopelijk tot goede resultaten komen.

Impulsen

Ouders kunnen impulsen geven aan de ontwikkeling van de kennis van hun kind. Ze zouden dit volgens de auteurs van een doctoraalscriptie pedagogiek, M. Houtman en W. Stikwerda, bijvoorbeeld kunnen doen door voor te lezen, met woordspelletjes en met speelgoed dat de ontwikkeling stimuleert. Ook kunnen ze als hun kind vragen stelt, wanneer ze dit op prijs stellen, het leerzame dingen vertellen, het kind voorschoolse vaardigheden aanleren en uitstapjes maken naar plaatsen die de ontwikkeling van het kind stimuleren. Het kind, zal aldus deze auteurs, dan vaker binnen spelen, het zal vragen naar het waarom van de dingen en hier antwoord op krijgen en nieuwsgierig zijn naar allerlei voor het kind belangrijke zaken.

taal worden geleerd. Voorlezen heeft ook deze functie. Kinderen maken de overgang van concrete zaken naar het zelf verwerven van betekenissen van woorden het best, als er veel met hen wordt gepraat en er regelmatig wordt voorgelezen. Ze moeten vaardigheid krijgen in het ordenen van informatie. Dat krijgen ze vooral als kinderen met volwassenen over gebeurtenissen en dingen praten en de ouders hun voorlezen of verhalen vertellen.

Theorie over ouderbetrokkenheid

De deelname en betrokkenheid van ouders verschilt over het algemeen per in sociaal-economische klasse, zo is de stelling in deze studie. Ouders uit de hogere sociaal-economische klasse hebben door eigen onderwijservaring meer kennis en begrip van het onderwijs. Ouders uit een lagere klasse hebben het wat dat betreft moeilijker. Ze zien de school veelal als een instituut waar de leerkrachten het onderwijs aan hun kinderen verzorgen. De leerkracht is de deskundige en zelf hoeven ze slechts een basisverzorging te geven. Ze hebben weinig weet van de inhoudelijke kant van het onderwijsleerproces en het is moeilijk voor hen om de gesprekken met de leerkracht te volgen. Zulke ouders zijn wel makkelijk voor de school, want ze hebben weinig kritiek op de bekwaamheid van de leerkrachten en op het onderwijsprogramma.

Opleiding als sociale scheidslijn

Hier zit zeker wel een kern van waarheid in, maar de scheiding loopt volgens een recent rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) niet naar sociaal-economische klasse, maar meer naar opleiding. De betekenis van opleiding als sociale scheidslijn wordt vaak onderschat. Ook de scholingskansen van kinderen worden daardoor beïnvloed.

Belangrijke conclusie is ook dat in de toekomst de verschillen in opleiding steeds minder worden. Kinderen van lager opgeleide ouders worden minder belemmerd door hun sociale herkomst dan enige tientallen jaren geleden. De auteurs van het rapport van de WRR voorspellen zelfs dat er rond 2015 D.V. geen sprake meer zal zijn van ongelijkheid in onderwijskansen. Die ongelijkheid van kansen zal inderdaad wel meevallen, maar het verschil in opleiding in zal toch niet verdwijnen. We hebben toch te maken met verschillen in aanleg? Het zal in de toekomst, als mevrouw Netelenbos haar zin krijgt, nog een hele discussie worden of je verschillen zoveel mogelijk moet proberen weg te werken - het oude socialistische stokpaardje - of dat je juist rekening moet houden met en uitgaan van de verschillen, dus 'eruit halen wat er in zit'. Dit is echter een onderwerp apart.

Hoog opgeleide ouders

Deze afstudeerscriptie gaat verder met het beschrijven van de opstelling van hoog opgeleide ouders. Zij zijn niet zo volgzaam als de lager opgeleide ouders. Ze nemen meestal zelf de leidende rol op zich, als het gaat over het on-

derwijs aan hun kinderen. Zij grijpen in. als het leerproces tegenvalt of stagneert en gaan op kritische wijze om met de school. Zij vragen bijvoorbeeld zelf extra huiswerk en speciale hulp binnen de school. Voor het kind van een hoog opgeleide ouder is het schoolgaan een met de ouder gedeelde verantwoordelijkheid. Voor het kind van de laag opgeleide ouders echter is het een zelfstandige derneming. Het slagen van schoolcarrière is afhankelijk van de intelligentie, het temperament en het karakter van het kind. Het is volgens een opvoedkundige overigens niet zo. dat lager opgeleiden geen interesse hebben. Ze hebben dezelfde verlangens ten aanzien van de opleiding voor hun kinderen als de hoger opgeleiden. Echter, ze hebben vaak zelf moeite met bepaalde basisvaardigheden. Hierdoor kunnen zij kinderen niet altijd helpen met lezen en rekenen. Ouders worden ook onzeker, omdat ze die vaardigheden niet beheersen. Ze geven dan het oefenen met hun kind eerder op. Door die onzekerheid vertrouwt de ouder sterker op de deskundigheid van de leerkracht. Ook hebben zulke ouders nog al eens het idee dat ze iemand die hoger opgeleid is, niet kunnen bekritiseren. Daarvoor missen ze de kennis. Ze hebben ook het gevoel niet als gelijken onder elkaar met de leerkrachten om te kunnen gaan.

Ze missen verder de sociale netwerken die hoger opgeleide ouders wel hebben rond het schoolgaan van hun kinderen. Deze ouders blijken in die netwerken dan nog wel eens te informeren hoe het onderwijs aan hun kind zou kunnen worden ondersteund of eigenlijk zou moeten.

Beoordeling

Het feit van een tweedeling namelijk hoger en lager opgeleide ouders, is bij onze scholen ook aanwezig. Misschien zijn er nog wel op diverse dorpsscholen in meerderheid 'eenvoudige' ouders, dat wil zeggen met een lage opleiding. Dat kan makkelijk zijn voor de school.

Wat hierboven in de theoretische achtergrond van de opstelling van ouders staat, zal echter zeker ook opgaan voor deze ouders: ze zijn niet minder gesteld op goede prestaties van hun kinderen dan hoger opgeleide. Alleen ontbreekt het hun vaak aan de kennis om in een gesprek met een leerkracht redelijke tegenargumenten te geven.

Ze varen dus nog vrij sterk op het kompas van de docent, wat het onderwijs aan hun kinderen betreft. Daar is veel voor te zeggen: de leerkracht staat in

een gezagsrelatie met de leerlingen. Hij is over hen gesteld. De kinderen moeten hem of haar dus alle eer, liefde en trouw bewijzen en zich aan zijn goede leer en straf met behoorlijke gehoorzaamheid onderwerpen en ook met hun zwakheid en gebreken geduld hebben, aangezien het Gode belieft hen door zijn hand te regeren.

Dat laatste is toch wel een krachtige motivering voor de gehoorzaamheid. Maar dit gaat over de kinderen en het is de vraag of het zomaar van toepassing gemaakt kan worden op de relatie leerkracht en ouder.

Ik meen van niet rechtstreeks. Een ouder is geen ondergeschikte van een docent. Wel is het zo, dat de opvoeding en het onderwijs voor de duur van de schooltijd aan de school is uitbesteed. Dat is natuurlijk geen blanco volmacht aan de school. Echter, de school heeft een zekere zelfstandigheid ten opzichte van de ouders. De leerkrachten zijn wel de deskundigen die toch een behoorlijke opleiding voor dit beroep hebben gevolgd.

Vijfde gebod

Indirect is het vijfde gebod voor deze kwestie toch van belang. Ouders moeten namelijk in die zin meewerken met de school, dat ze zich positief opstellen en geen docenten aan tafel bijvoorbeeld over de hekel halen. Dat geldt ook ten opzichte van andere gezagsdragers. Ouders moeten dus naar hun kinderen toe en ook in de contacten met de school proberen het gezag hoog te houden. Alle excuses als: ze gooien zelf hun gezag weg, hoe waar soms ook, gaan niet op, als het gaat over het bekritiseren van de leerkrachten in het bijzijn van de kinderen en in afwezigheid van de desbetreffende persoon.

Klachtenprocedure

Bezwaren moeten dus tegen de leerkracht zelf kenbaar gemaakt worden. Daar kan soms reden toe zijn. Er is niet voor niets een klachtenprocedure of - regeling opgesteld. In grote lijnen: eerst bij de degene tegen wie de klacht zich richt; als je geen gehoor vindt bij hem of haar, dan bij de directeur en tenslotte kan een klacht bij het bestuur terecht komen. Het is duidelijk dat het bij een officiële klacht over een tamelijk ernstig bezwaar moet gaan.

In de meeste gevallen gaat het gewoon om een verschil van mening over de g beste aanpak van het kind. Een leerkracht is wel deskundig, maar zoals mensen, maken ook deskundigen fouten. Als het waar is, wat hierboven stond, dat het schoolgaan van een kind van hoger opgeleide ouders een gezamenlijke onderneming is. dus van ouders en kind, dan kun je verwachten, dat zulke ouders - en dat betreft in de toekomst een steeds groter deel ervan meespreken over het onderwijs aan hun kind. Ze vragen bijvoorbeeld zelf om extra huiswerk en speciale hulpprogramma's om thuis te oefenen.

Niet negatief

Ik zou dit zeker niet als negatief willen bestempelen. Misschien geeft het wel een minder behaaglijk gevoel bij de leerkrachten, die zich geen koning in hun eigen domein, de klas, kunnen wanen, maar dat gevoel mag er volgens mi niet eens zijn. Een leerkracht is een deel van het totale personeel, met een be trekkelijk grote zelfstandigheid in de klas. Het woord 'betrekkelijk' kan wel beklemtoond worden. De directeur kan een les bijwonen en zal dit zelfs moeten doen. Het bestuur woont lessen bij. Een beginnende leerkracht kan begeleid worden door een mentor. Wil hij dat effectief doen, dan zal hij toch ook wel eens moeten observeren in de klas. Zo zijn er veel zaken te noemen die de zelfstandigheid van de leerkracht tot een betrekkelijke maken.

Het meedenken van ouders met het onderwijs aan hun kind behoeft ook helemaal geen bedreiging van de relatieve zelfstandigheid van de leraar te zijn. Het kan juist een stimulans zijn voor de docent om de kinderen zo goed mogelijk te begeleiden. Misschien krijgt hij daardoor juist de zo onmisbare informatie om een kind optimaal te begeleiden.

Waar het op aan komt, is de manier waarop vragen worden gesteld of aanmerkingen gemaakt door de ouders. Ze moeten erkennen dat de leerkracht deskundig is en zij over het algemeen leken zijn. Mits de gewone regels van beleefdheid en fatsoen in acht worden genomen en ze de deskundigheid en zekere zelfstandigheid van de school eerbiedigen, is er niets verkeerds aan de hand, als ouders vragen hebben of suggesties doen over het onderwijsleerproces.

Gedeelde verantwoordelijkheid?

Het gaat mij in het algemeen wel te ver om te stellen, zoals diverse hoger opgeleide ouders blijkbaar denken, dat het onderwijs een gedeelde verantwoordelijkheid is van school en ouders.

Voor sommige dingen kan dat nog: Wilt u erop toezien dat Piet zijn psalmversje leert? Opmerkingen die ook vroeger al wel naar de ouders toe, gemaakt werden. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid die op goede afspraken berust. Het betreft hier ook niet de schoolsituatie, maar die van thuis.

Geen democratisering

Echter, in het algemeen stellen en in de wet vastleggen, dat ouders verantwoordelijk zijn voor de gang van zaken op school, zoals de regering nu toch wel wil, is de democratisering waar we ons altijd tegen verzet hebben, onder dwang doorvoeren.

Zoiets valt dus niet meer onder de noemer 'ouderbetrokkenheid'. Het is te hopen en nog wel te verwachten dat ouders van kinderen die christelijke scholen op gereformeerde grondslag bezoeken, hieraan niet meewerken. Hoe zal het echter gaan, als dit wettelijk verplicht wordt?

Ouderbetrokkenheid echter, moet op zichzelf niet als een gevaar gezie

den. Voor ouders die het onderwijs erg gemakkelijk of vertrouwend overlaten aan de school, kan het geen kwaad, als een poging wordt ondernomen die betrokkenheid te verbeteren. Daarentegen zal aan de betrokkenheid van hoger opgeleide ouders weieens een grens gesteld moeten worden.

Slot

Natuurlijk is het gemakkelijk praten vanuit het kantoor, maar in de praktijk is het vaak heel wat moeilijker om om te gaan met - ook lastige - kinderen en ouders - soms ook wel eens behoorlijk arrogante mensen, die neerzien op een onderwijzer(es), - collega's, directeur en eventueel ook nog andere deskundigen als schoolbegeleider, arts en logopedist.

Er wordt veel afgebroken. De overheid houdt echt niet van een verzuilde structuur en probeert daarom ook te komen tot aanpassing van het scholenbestand. Daarnaast komen dan ook nog bestuurlijke schaalvergroting en een andere inrichting van het bestuur oftewel een afgedwongen deelnemen van ouders aan het bestuur, meer vrouwen in de directie, meer nadruk op rendement van de scholen en onderling vergelijken ervan, meer grip op de inhoud van het onderwijs door kerndoelen en niet te vergeten de grotere autonomie en daarbij behorende financiële risico's voor gebouwen en personeel.

Goed beleid noodzakelijk

Dit noodzaakt tot een goed beleid: voor de onderhoudstoestand enz. èn het personeel. Misschien moeten we dan uiteindelijk naar grotere bestuurlijke eenheden. Dit kan dan alleen op voorwaarde dat de band met de kerk en het toezicht daarvan op het onderwijs, gewaarborgd wordt. Bestuurlijke schaald vergroting niet als ideaal, maar alleen als de nood dwingt. Zoals ds. G.H. Kersten vroeger ook van mening was. In de oorlogstijd poogde de Duitse bezetter meer scholen onder één bestuur te krijgen. Ds. Kersten heeft over deze 'concentratiepogingen' een gesprek gehad met de secretaris-generaal. Dit heeft wellicht effect gehad, ik heb tenminste niet gehoord dat de poging door is gegaan. Dus eerst protest aantekenen. Zo behoort het ook. In de Weer Samen Naar School-operatie zit een beperking van de vrijheid van onderwijs, met andere woorden ook een beperking voor christelijke scholen op gereformeerde grondslag: ze moeten zich aansluiten bij een samenwerkingsverband. Protest tegen een dergelijke aantasting is geboden, al kan onderwijskundig

deze operatie zijn goede kanten hebben, met name voor basisscholen. Tegen de dwang om grotere bestuurlijke eenheden aan te gaan, behoort zeker protest te worden aangetekend. Het gevaar is niet denkbeeldig dat de identiteit in de knel komt. Echter, als er niet aan te ontkomen is en het kan op een verantwoorde manier vorm gegeven worden, dan mag dit wel. Ds. Kersten opperde indertijd de gedachte om de scholen in Zuid-Beveland onder één bestuur te brengen. Alleen als er een verdergaande verplichting kwam. Nu zou het kunnen zijn, dat ook financiële lasten zo'n verplichting inhouden. Dit zou alleen niet mogen, als de onderwijzers gedwongen werden tot aanranding van de Waarheid, zo was zijn mening.

Zo is het ook. Laten wij niet meedoen aan wat van buitenaf gebeurt, het afbreken van de verzuilde structuur, maar - niet om het instandhouden van die structuur of scholen op zich zelf - laten we proberen de mogelijkheden die er nog zijn verantwoord onderwijs te geven, in stand te houden. Opdat het rijk van satan verstoord worde en het rijk van Christus bevorderd. Dat kunnen mensen niet doen, maar ze kunnen wel ervoor gebruikt worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997

Criterium | 73 Pagina's

DE POSITIE VAN DE OUDERS - 2 Reactie op AANPASSING SCHOLENBESTAND

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997

Criterium | 73 Pagina's