Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alle begin is moeilijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alle begin is moeilijk

OUD-PABOSTUDENTEN AAN HET WOORD

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Veel leerkrachten aan de basisschool hebben een taak als mentor om aankomende leerkrachten te begeleiden in stage en voorbereiding op hun toekomstig beroep. Wellicht denken zij dan nog wel eens terug aan hun tijd als stagiair. Zo kunnen zij ook wel aanvoelen wat het is om stagiair te zijn. Tussen het dagelijkse werk van de leerkracht en de stagiair kan een grote kloof bestaan. Dat doet de vraag bij studenten rijzen of het eerste jaar wanneer zij fulltime voor de klas zullen moeten gaan, geen 'rampjaar' is. Zullen ze zichzelf kunnen redden? Is vier jaar studie aan de Pabo wel een voldoende toerusting voor dat eerste jaar? Zulke vragen worden nog al eens gesteld. Hierna volgt een interview, gehouden met drie oud-Pabostudenten. Zij zien terug op hun opleiding en stage die ze voor hun benoeming tot leerkracht doorlopen hebben.

Dhr. P. A. Bronkhorst is in augustus 1996 afgestudeerd. Hij is 22 jaar en g les aan de Eben-Haëzerschool te Barneveld. Hier is hij onderwijzer van een groep 6.

Dhr. Euink komt uit Oosterwolde. Hij is afgestudeerd in april 1996 en kon ge lijk beginnen aan de Eben-Haëzerschool te Barneveld. Hij kreeg een groep 5 tot de zomervakantie. Nu heeft hij een groep 8.

Dhr. A. u. Manen studeerde aan Hogeschool De Driestar vanaf 1991 tot he voorjaar van 1995. Voordat hij als groepsleerkracht aan de Eben-Haëzerschool te Rhenen begon, had hij tot de zomervakantie op de Idelette van Bureschool te Scherpenzeel gewerkt. Hij geeft les aan groep 7. Hij is 23 jaar.

Op de opleiding moet het gewone doorbroken worden door nele dingen te bedenken rond de lessen. Hoe is nu de prakt

Dhr. Bronkhorst: De praktijk op de basisschool lijkt vaak in contrast te met veel dingen die je vanuit de Pabo moet doen. Toch is het zo dat het originele wat je moet bedenken wel van pas komt, vooral voor latere jaren. Als beginnend onderwijzer moet je eerst de verschillende methoden goed zien te begrijpen. ALs zo'n methode ergens niet in voorziet, moet je zelf kunnen improviseren.

Ook heb je gewenste aanvullingen meegekregen. Als een taalmethode kort stilstaat bij het onderwerp 'gedichten', kan ik nu juist uitgebreid die les behandelen, omdat we op de Pabo daar veel aandacht aan hebben besteed. De ideeën die we op de Pabo hebben opgedaan kan ik nu gebruiken bij vakken die buiten het SWP om geen methode hebben, zoals handvaardigheid en tekenen. Dhr. Euink: Het is heel goed dat originaliteit op De Driestar naar voren komt. In elke les moet iets spran lends zitten, de kinderen moeten weer leven in je les zien.

De praktijk is echter: 'doe je boek maar open', vooral bij taal en rekenen. Je geeft uitleg en de kinderen kunnen aan de slag. Maar bij aardrijkskunde en biologie kan dat niet. Door dat doorbreken van het gewone ben je toch flexibeler geworden. Dit komt ook van pas bij de verschillende lesvormen. Dhr. v. Manen-. Je komt weinig toe aan het geven van originele, zelfbedacht lessen, omdat je meestal methodelessen moet geven. Het is wel nuttig geweest om te leren zelf lessen te maken. Je leert creatief te worden.

De stage wordt vaak gekenmerkt door: 'een lesje geven e klas gaan zitten'. Hoe vindt u dat?

Dhr. Bronkhorst: Het gevoel dat je als stagiair krijgt van de sfeer in de kla heel belangrijk. Later, in Pabo 3 en daarna, kwam ik er pas achter dat je achterin de klas veel kon doen. Je zou wat kunnen doen aan oriënterend werk. Dhr. Evink: Vooral de eerste twee jaren beginnen eenvoudig. Het is goed da De Driestar begint met langzaam op te bouwen. Er is sprake van een goede start. In het begin hoefje nog niet zoveel lessen te geven. Dan is het belangrijkste ook dat je jezelf in het gareel probeert te houden.

In Pabo 3 moet je meer lessen achter elkaar geven. Het is wel eens goed om 's maandags fors te beginnen met gelijk zo'n vier lessen te geven. Op maandag heb je nog geen last van problemen die in de rest van de week wel naar voren kunnen komen. Ga zulke problemen (bijv. orde) niet uit de weg, ze zijn juist nuttig om van te leren.

Dhr. v. Manen: Niet elke stage is zo. dat je even een lesje geeft en weer ach ter in de klas gaat zitten. De mentoren kunnen hier verandering in aanbrengen door studenten lessen te laten observeren en dat na afloop te bespreken. Dat is voor de student zwaarder, maar veel leerzamer dan alleen maar zitten. De verplichting om de observaties op de Pabo te laten aftekenen vind ik te ver gaan. Het gaat om een stuk eigen verantwoordelijkheid van mentor en student. Het kan wel zinvol zijn om deze observaties op de Pabo te bespreken.

Voor het maken van lesobservaties zijn goede formulieren in omloop.

U hebt ook een drieweekse stage gehad. Hoe is de verhoudi dere stageweken?

Dhr. Bronkhorst: Ik denk dat je er naar toe groeit. De verhouding tot an stageweken is goed. Deze drie weken zijn een hele goede test: kan ik het nu wel of niet ? Om een hechte band met de klas te krijgen heb je wel negen weken nodig, maar als er dan iets fout gaat, gaat het ook echt fout!

Dhr. Evink: Het is goed dat deze stageperiode er is, je hebt dan veel meer antwoordelijkheid. Voor sommigen zal het te kort zijn, anderen waren blij dat deze drie weken om waren. Een negenweekse stage heeft een hele andere opbouw. Als je die goed in kunt kleden, is dat beter dan een drieweekse stage. Voor mij was het geen grote stap, het einde van de stages kwam in zicht. Je hebt echter wel een grotere verantwoordelijkheid.

Dhr. v. Manen: Dat was heel leerzaam. Mijn mentor van die groep (8) we ziek, zodat ik het echt alleen moest doen. Dan leer je pas echt wat lesgeven is. Als je iets verkeerd doet, krijg je het zelf op je bord, en je moet het zelf weer oplossen.

En hoe is de verhouding tot een vaste baan ? Is de oversta een vaste baan geleidelijk?

Dhr. Bronkhorst: Deze drie weken waren voor mij een goede overgang een vaste baan. Je komt in het ritme van 'week na week' en je hebt alles bij p de hand. Het was voor mij genoeg om helemaal te beginnen. Die 'grote stap' viel mee.

Dhr. Evink: Dat is heel verschillend per persoon, voor de een is het een h grote overstap, voor de ander is dat minder. Het is wel iets waar je naar uitziet. Voor mij ging het meer vanzelf.

Dhr. v. Manen: Van stage naar vaste baan is een grote stap: je krijgt nu de antwoordelijkheid voor al de kinderen die je toebetrouwd worden. Tijdens de stage blijft die verantwoordelijkheid primair bij de mentor liggen. De stap van niet naar wel verantwoordelijk zijn, is heel groot. Andere zaken die er bij komen zijn de klassenorganisatie en klassenregels.

Wat komt u nu in het onderwijs tegen waarvan u denkt: meer aandacht aan besteed moeten worden?

Dhr. Bronkhorst: Als eerste wil ik noemen: de hulp aan zwakke en hoo gaafde kinderen. In de stage zou je kunnen observeren wat er met die kinderen gebeurt. Ook zou er meer aandacht besteed moeten worden aan het geven van cijfers. Geef je nu een cijfer voor het kennisniveau of voor het inzichtniveau ? En hoe verwerk je dat in een rapportcijfer ? Het strafgeven in de stage is ook een obstakel. Je denkt vaak: wat zal de mentor er van denken? Dhr. Evink: Ik denk dat aan heel veel dingen genoeg aandacht is besteed.

Meer aandacht is nodig voor het omgaan met kinderen die moeilijk zijn in hun gedrag en voor moeilijk lerende kinderen. Dhr. u. Manen: In de stage z je naast de lesobservaties ook bewust bezig moeten zijn met de klassenorganisatie en klassenregels. Schrijf op wat mentoren op dit gebied doen. Je hoeft niet zelf het wiel uit te vinden.

Een ander punt is het leuk maken van methodelessen, de meeste lessen die je later geeft zijn methodelessen. Denk maar aan rekenen en taal: hoe maak je die lessen elke dag weer boeiend ? Dat is erg moeilijk.

Wat komt u nu in het onderwijs tegen waaraan volgens u i aandacht zou moeten worden besteed?

Dhr. Bronkhorst:1. Meer aandacht voor het echte straffen.

2. Hoe moet je houding zijn tegenover de ouders. Het is moeilijk om tegen de mening van ouders in te gaan als dit noodzakelijk is, je bent dan immers zelf jonger dan hen.

3. Een deel van wat je in de stage leert, zou op de Pabo zelf moeten gebeuren. Ik denk dan aan mijn verdiepingsvakken, aardrijkskunde en bewegingsonderwijs, die waren echt praktijkgericht. De vakken buiten je verdiepingsvakken om zouden meer praktijkgericht mogen zijn.

Dhr. Evink: Het contact met ouders mag wel meer aan de orde gesteld w den. En daarbij is aandacht nodig voor de vraag: Hoe ga je met ouders om die problemen maken?

Iets wat ik ontzettend belangrijk vind is, dat De Driestar meer naar haar identiteit moet kijken. Het kleine gedeelte studenten dat tot de rechterflank van de gereformeerde gezindte behoort en die voor hun mening proberen uit te komen, mag niet achteruit geschoven worden ! Maar die studenten mogen hun achtergrond ook niet loslaten.

Dhr. v. Manen: Als stagiair heb je vaak het idee dat je geen fouten mag m ken. Fouten maken is persoonlijk falen. Door sommige docenten wordt dit, misschien onbewust, versterkt. Een mislukte les tijdens stagebezoek moet een student juist impulsen geven om van de fouten te leren. Het vereist van mentoren en docenten dan ook de juiste vaardigheden om studenten, waarbij een les mislukt, positief te benaderen, en niet door allerlei kwetsende opmerkingen de student als persoon te gaan beoordelen.

Het is verheugend dat Pabo-docenten zijn geschoold in het reflectief bege den. Ook mentoren hebben daarin cursussen kunnen volgen. Verder die en daarbij grijp ik even terug op wat ik net gezegd heb, in de opleiding meer aandacht gegeven te worden aan het geven van rnethodelessen. Hoe maak je die boeiend?

Pabo-docenten zouden zelf ook vaker eens voor de klas moeten gaan, om te ervaren wat het is om les te geven op de basisschool. Een Pabo-docent die, na benoeming op de Pabo, nooit meer op een basisschool les gaat geven, verliest het contact met de basisschool.

Ook zou er op de Pabo meer geoefend moeten worden door studenten voor hun eigen groep basisschoollessen te laten geven. Ik herinner me dat dit bij dhr. Bergacker het geval was. Van elkaar kun je dan veel leren. Ook zouden docenten zelf aan studenten basisschoollessen moeten geven, en dan bedoel ik vooral vertellingen. Niet alleen mentoren, maar ook docenten moeten een voorbeeld voor studenten zijn. Van dhr. Kruidenier heb ik geleerd hoe je met mimiek om moet gaan. Nog steeds denk ik er onder mijn vertellingen aan terug hoe hij met zijn gezicht en houding omging. Daar leer je van, evenals de manier waarop dhr. Huisman les gaf!

Deze suggesties richting Pabo zijn bedoeld als opbouwende kritiek. Er wordt nu gevraagd naar wat ik graag veranderd zou willen zien. Er zijn ook veel zaken die zo moeten blijven, maar dat is nu niet aan de orde.

Wat is voor u het kenmerkende verschil tussen stage en n Dhr. Bronkhorst: Je draagt nu de verantwoording voor je eigen klas. Je v nu echt de zorg voor je leerlingen. Het mooiste is wel: waar je in de stage nauwelijks een band met de klas had, is die band er nu wel en nu kun je een klas vormen.

Dhr. Evink: Het dragen van de verantwoordelijkheid. Die drukt zwaar. M het orde houden is het fijn dat je je vrij voelt: er zit geen mentor meer achter in de klas.

Dhr. v. Manen: Het dragen van verantwoordelijkheid voor je eigen groep.

Hoe staat u tegenover de overdracht van waarden en nor door de groepsleerkracht aan het kind?

Dhr. Bronkhorst: Je kunt er aan werken door de kinderen eerbied en on bij te brengen. Het is heel belangrijk dat er met ernst over Gods Woord ge-

sproken wordt. Je moet ook laten voelen dat verkeerde dingen verkeerd zijn. Bij bijbelverhalen gaat het hier vooral om de toepassing en de noodzakelijkheid van de waarachtige bekering. Daarbij hebben we te bedenken dat we dat gene, waar we de kinderen op wijzen, zelf ook nodig hebben.

Dhr. Euink: Een reformatorische school is niet alleen een school waar m psalm, gebed en bijbelverhaal begonnen wordt. Nee, door de hele dag heen is de identiteit te zien. Wij schieten daar als onderwijzer in te kort. Allerlei maatschappelijke dingen komen aan bod zoals radio, t.v., maar ook de oorringetjes die de kinderen niet mogen dragen.

De normen en waarden die je haalt uit Gods Woord en die je je eigen gemaakt hebt, liggen in de gedachten opgesloten. Zo draagt je houding, je benadering van de kinderen enz. die waarden en normen over. Iemand die niet onze opvoeding gehad heeft, kan nooit die waarden en normen overdragen al zou hij zelfs hetzelfde zeggen. Er zijn ook wel eens momenten dat je zegt: 'Jongens en meisjes, leg de pen eens neer, ik moet je wat vertellen.' Dan heb je het onvoorbereid bijvoorbeeld over sterven. Dat komt over bij de kinderen. Zoiets kom je op een openbare school niet tegen.

Dhr. u. Manen: De groepsleerkracht kan ontzettend veel aan de overdrac van waarden en normen doen. Hij moet zich daarvan bewust zijn. Vooral in de toepassingen in bijbelvertellingen naar de kinderen toe. vindt die overdracht plaats (als het goed is!). Maar ook gewoon tussen de lessen door. Als er bijvoorbeeld bastaardvloeken gebruikt worden, blijf er dan elke keer wat van zeggen.

En natuurlijk geldt hier ook dat goed voorbeeld goed volgen doet: gebruik dergelijke woorden zelf ook niet! Overdracht van normen en waarden op school moet in overeenstemming zijn met datgene wat thuis wordt verteld. Zo kan de groepsleerkracht de ouders tot steun zijn.

Leg ook uit waarom we ergens op tegen zijn. Dat vraagt van jezelf soms ook studie, maar dat is nooit verkeerd. De Schildserie-lessen zijn bij de overdracht van normen en waarden een goede handreiking. Ze zijn voor groepsleerkrachten in de bovenbouw een must!

Ten slotte: wat zou u de studenten die nu nog op de opleid len geven?

Dhr. Bronkhorst: Doe vooral je best in de stage. Ga moeilijke situaties nie de weg, maar probeer er mee om te gaan en ervan te leren.

Dhr. Evink: Er moet vanuit jezelf genoeg draagvlak zijn. Je moet voor jez weten dat je het onderwijs in wil, je moet liefde voor de kinderen hebben, en die overdragen. Want de kinderen moeten straks voelen, dat ze veilig zijn bij jou.

Eén ding vind ik heel belangrijk voor je houding op De Driestar: blijf eenvoudig, wees kritisch, luister kritisch. Maar je mag je nooit verheven voelen. Laat niet los wat je van huis uit meegekregen hebt. Je moet jezelf kneden, zodat je

weet waar je over praat. Je moet (met het oog op het geloof) geen dingen maken die er niet zijn.

Dhr. V. Manen: it zou ik mee willen geven: Geef mij verstand met Godd licht bestraald, Ps. 119:17' en 'Vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin', Jer. 6:16!

Hartelijk bedankt voor uw medewerking.

tweedejaars student

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1997

Criterium | 69 Pagina's

Alle begin is moeilijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1997

Criterium | 69 Pagina's