Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jeugdliteratuur, strekking en conclusies (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jeugdliteratuur, strekking en conclusies (3)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jeugdliteratuur, strekking en conclusies (3)

In Criterium jrg. 30, nr. 1 werd het tweede deel van het artikel over jeugdboeken geplaatst. Daarin werd in gegaan op strekking en de kwaliteit bij het jeugdboek tot 1960.

Na 1960 zijn er aanzetten tot vernieuwing in de beschouwingen over het jeugdboek. Zowel bij Miep Diekmann als An Rutgers van der Loeff-Basenau vinden we de pedagogisch-esthetische benadering uit de vorige periode, maar het opvoedingsideaal is gewijzigd als gevolg van een veranderde visie op het kind en een veranderde visie op de moraal. Zij pleiten niet meer voor een code van goed en kwaad, maar willen de voorwaarden scheppen voor een zelfstandige keuze en een kritische instelling. Vooral bij Diekmann zien we een nieuwe inhoud aan de pedagogische functie van kinderboeken, door te verlangen dat ze een bijdrage leveren aan de maatschappelijke bewustwording van de lezer.
Daarmee wordt al gepreludeerd op de veranderingen in het denken over het jeugdboek na 1970. In deze jaren ontstaat er werkelijk een breuk in de benadering van jeugdlectuur, mede als gevolg van de maatschappelijke ontwikkelingen in de jaren zestig. De ouderen onder ons hebben deze jaren aan den lijve ervaren; het waren de jaren van onze beginnende volwassenheid. Allerlei zaken veroorzaakten een opvallende mentaliteitsverandering; we noemen o.a. de provo-beweging, de democratiseringsgolf, de opkomst van allerlei kritische en revolutionaire bewegingen, waaronder de tweede feministische golf die uitliep op organisaties als Man Vrouw Maatschappij en Dolle Mina. Om niet meer te noemen waren ook de vredesbeweging, de milieubeweging en de seksuele revolutie van het grootste belang.
Hierdoor kwamen er ook andere ideeën over de opvoeding. Kritische leraren wilden het onderwijs in dienst stellen van de maatschappelijke bewustwording. Ik heb als jong docent aan een protestants-christelijke mavo in Zoetermeer toen leerlingen met het Rode Boekje in de hand horen oreren over wat er allemaal fout was in de maatschappij en in het onderwijs. De revolutionaire denktrant was nota bene tot een eenvoudige dorpsmavo doorgedrongen! Men richtte zich op een anti-autoritaire opvoeding, op het stimuleren van kinderen uit kansarme milieus, op een roldoorbrekende opvoeding van jongens en meisjes.
Al snel ontdekten de maatschappij-kritische opvoeders het kinderboek als middel in de opvoeding. In de moderne kinderboeken werden dientengevolge radicale standpunten ingenomen. Van de pedagogisch-esthetische benadering van het midden der 20e eeuw was niets meer terug te vinden! De kritische opvoeders concentreerden zich weer volledig op de pedagogische waarde van kinderboeken. Boeken konden volgens hen kinderen in staat stellen de wereld te veranderen; de revolutie was bij wijze van spreken onder handbereik!
Tegelijk kwam er na 1970 ook een sterke toename van de belangstelling voor kinderboeken; er kwamen bv. eigen vaktijdschriften, kinderliteratuur werd opgenomen in het leerplan voor de pabo, en zelfs in de wat traditionele m.o.opleiding kwam verandering vanuit de gedachte dat literatuuronderwijs moet aansluiten bij de leesgewoonten van de leerlingen. Tenslotte waren er ook nieuwe benaderingen in de literatuurwetenschap, met name wat de literatuursociologie betreft, die zich niet beperkte tot de 'erkende' literatuur, maar langs de weg van de zgn. receptie-esthetica belangstelling toonde voor alle soorten lezers, dus ook voor de jeugdige lezers, en hun verwachtingshorizon. Na 1970 ontstonden er dan ook verschillende werken actiegroepen o.a. de Werkgroep Kinderen Jeugdlectuur uit Eindhoven, opgericht door enkele Dolle Mina's, van wie Tonne Cox als voornaamste woordvoerster genoemd kan worden. Deze werkgroepen moesten niets hebben van de afgezaagde voorleesboekjes, waarin de eigen initiatieven van kinderen worden afgestraft, vrouwen dom zijn, het huwelijk als happy end wordt gezien, en negers in rieten rokjes lopen. De kinderen van Tonne Cox komen in contact met mensen in een commune, met een echtpaar van wie de vrouw werkt en de man het huishouden doet en met de homofiele vrienden van hun ouders. Daarom zoekt haar werkgroep boeken met een andere strekking waarin 'de gezagsverhoudingen door kinderen worden gekritiseerd'; 'waarin piesen, poepen, en vrijen zonder taboes logisch in het verhaal voorkomen' om schuttingtaai te vermijden heb ik enkele woorden niet in de reeks opgenomen! boeken 'met spannende avonturen waarin jongens en meisjes gelijkwaardige heldenrollen spelen' of 'met omgekeerde rolpatronen'. Haar werkgroep wil dat kinderen de wereld ook 'van de andere kant' te zien krijgen. Men vecht daarom tegen een verouderd maatschappijbeeld in kinderboeken, die bovendien bijna alle afgestemd zijn op het betere milieu waarin arbeiderskinderen zich vrijwel nooit herkennen en op complete, gelukkige gezinnen met het traditionele rolpatroon. Vanuit deze opvattingen kwam men in deze en andere werkgroepen dan ook tot een lijst met alternatieve kinderboeken, zoals 'Het kinderboek vanuit een andere hoek'. Ook literatuur-critice de maatschappij-kritische toer op. Zij vonden dat ook kinderliteratuur gericht moet zijn op maatschappelijke bewustwording. Kinderboeken zijn in hun ogen veel te veel aanpassingsliteratuur, die de bestaande normen propageren en geen oplossingen bieden voor problemen, omdat ze niet meer dan een 'confectiedroom' geven. Karel Eykman bv. vond dat de kinderen de fantasie moeten gebruiken om de werkelijkheid te lijf te gaan; ze moeten materiaal krijgen, waardoor ze zich niet bij hun situatie behoeven neer te leggen; ze moeten brutaal worden in plaats van gehoorzaam, lastig in plaats van tevreden. Kortom: kinderboeken moeten bijdragen tot de emancipatie van het kind.
Deze mentaliteitsverandering leverde ook kritiek op, bv. van Piet Grijs (oftewel H.C. Brandt Corstius, de beruchte columnist). Volgens hem zijn de werkgroepen geen haar beter dan de ouders die vroeger verontwaardigd waren over Pietje Bell. Hij spreekt van een nieuw moralisme, dat weer terugvoert naar verlichtingsideeën. Lea Dasberg denkt daar ook zo over in haar in 1975 verschenen Grootbrengen door kleinhouden, waarin zij haar visie op de geschiedenis van de opvoeding geeft. Zij is hierin zoals altijd tegendraads bezig; in haar opvatting van kinderliteratuur bestrijdt zij een overtuigd socialiste de eenzijdig-materialistische visie dat kinderboeken de lezertjes moeten confronteren met hun eigen realiteit. Zij schrijft: 'Een invalide kind wil, als het na alle fysiotherapie eens eindelijk een uurtje aan lezen toe is, wel wat anders dan Beugeljong en zal genieten van de stoere avonturen van de oergezonde Zeven jongens en een oude schuit. Het goede kinderboek zal zeker terug moeten naar een wereld-oriënterende functie, maar zal daarnaast ook de kinderlijke behoefte aan avontuur, fantasie en poëzie moeten bevredigen.' We moeten oppassen, zo waarschuwt ze, niet in hetzelfde gemoraliseer te vervallen als de Verlichters in de eerste periode van het kinderboek.
In Het kinderboek als opvoeder werkt zij deze gedachten nader uit. Naast het gezin, de school en de vriendenkring beschouwt zij het boek als het vierde pedagogische milieu voor kinderen. Wil het kind zich hierin thuis voelen, dan moet het zich kunnen identificeren. Maar het kind wil zich liever identificeren met wat het wil zijn en zou willen kennen en beleven dan wat het in werkelijkheid is, kent en beleeft. Daarom moet Dasberg niets hebben van de eis, dat kinderboeken aansluiten bij de alledaagse werkelijkheid. Een kinderboek moet juist grensverleggend zijn; het moet het kind niet opsluiten in zijn leefwereld, maar daarbuiten voeren. Boeken geven het kind de kans zich terug te trekken uit de dagelijkse realiteit; het kinderboek is als het ware een 'verborgen plaats', waarin het kind zich kan afsluiten en zijn eigen realiteit scheppen, waardoor iedere leeservaring dan ook uniek is. Deze verborgen plaats is echter ook uitkijkpost, want al lezend breidt het kind zijn ervaringen uit en oriënteert het zich op de wereld.

Zo heb ik in een wat literair-historisch gehouden betoog geprobeerd iets te zeggen over de visie op spanning, kwaliteit en strekking van het jeugdboek. Het wordt nu echter tijd dit verhaal met enige afsluitende opmerkingen te beëindigen.

Enkele conclusies
Slechts enkele afsluitende opmerkingen.

• We hebben in ons overzicht wat gedobberd tussen het uitsluitend nadruk leggen op de inhoud en daarnaast op het hanteren van een strikt esthetisch uitgangspunt. Het is m.i. duidelijk, dat we beide zienswijzen in hun absoluutheid moeten afwijzen. In alle literatuur hebben we naast de vorm met de inhoud te maken. We moeten vanuit een bijbelse levensovertuiging de vraag naar en het beoordelen van christelijke kinderliteratuur blijven stimuleren.

• Het is belangrijk ons de vraag te stellen, hoe onze identiteit op het terrein van het jeugdboek daarbij het beste tot uiting kan komen. Ik stel mij op het standpunt dat we niet moeten uitgaan van de idee dat deze identiteit iets exclusiefs is, in de zin van een extraatje, een 'surplus'. Ik denk dat het geboden overzicht heeft aangetoond dat elke neiging tot een programmatische kinderliteratuur in de geest van onze eigen levensovertuiging tot mislukken gedoemd is. Ik zou het zo willen zeggen: overtuigde christenen die daartoe de nodige kunstzinnige gaven hebben ontvangen, moeten het beleefde leven vertellen in hun verhalen; dan zal vanzelf de eigen toon hoorbaar worden! En dan heeft juist hierdoor het christelijke kinderen jeugdboek een meerwaarde. Maar een slecht geschreven boek wordt niet goed, als daarin een goede christelijke strekking is. Een goed verhaal in een slechte verpakking schaadt uiteindelijk. We hebben een prachtige kans om mede d.m.v. een goed geschreven boek onze kinderen enige esthetische, kunstzinnige opvoeding te geven. Vorm en inhoud behoren ook hier één te zijn. Het boek moet verantwoord zijn geschreven, graag in een beeldende en frisse taal; het moet een goede compositie hebben en een verantwoorde karaktertekening. Het kind voelt meestal heel fijn aan of een boek kwaliteiten in zich heeft of niet. Het knapt af op een slecht geschreven boek. Een kind knapt ook af op een te sterk gedoseerde boodschap. De moraal gaat dan het verhaal overwoekeren. Een normaal kind gaat lezen om het verhaal, dat spannend, boeiend, interessant moet zijn. Als het dan tegelijkertijd een goede moraal heeft, dan is dat in de goede zin van het woord 'meegenomen' en wordt deze op een natuurlijke wijze door het kind en de jongere overgenomen en in zijn denken geïntegreerd.

• De inhoud van het verhaal zal een sterk waarheidskarakter moeten hebben. We mogen de bijbelse werkelijkheid van ons door de zonde getekende bestaan, onze verbroken verhouding tot God zoals die ook voor onwedergeboren kinderen geldt, niet uit de weg gaan. Maar we moeten daarbij wel zorgvuldig zijn in het gebruik van woorden. Woorden kunnen maken en breken; het gaat om de zuiverheid, het doorproeven van de woorden, ten diepste om de bijbelse vulling van onze woorden, die ik met twee woorden zou willen tekenen: zonde én genade.

• Het verhaal moet zich kenmerken door een perspectief, wat geen 'suikergoed'-uitkomst mag betekenen, maar wel zicht moet geven op Gods Koninkrijk dat er al is én dat komt.

• Er moet een mogelijkheid zijn tot zelf-identificatie voor het kind, d.w.z. dat het zich kan verplaatsen in één of meer figuren in het verhaal. Het verhaal en de figuren moeten voor het kind beleefbaar zijn. Daar hangt de geloofwaardigheid van een verhaal ook mee samen.

• We mogen de actuele vragen over bv. rassendiscriminatie, gastarbeiders, andere culturen en godsdiensten, sociaal-economische verhoudingen, abortus en euthanasie, milieuproblematiek en kernenergie, niet uit de weg gaan. Ze mogen sober en eerlijk in onze kinderen jeugdlectuur worden verwerkt. We kunnen onze kinderen niet isoleren; ze leven in déze maatschappij. Daarbij moeten we wel een bijbels-principieel en duidelijk standpunt innemen in aansluiting op Gods Woord. En dan kan het niet anders of dat standpunt staat op gespannen voet met de gevestigde meningen. Het luistert hier wel nauw, juist omdat het kinderen jeugdboek als 'medeopvoeder' beschouwd kan worden. Daarom moeten we wel weten wat we onze kinderen voorzetten. Juist op dit vlak dienen we de bijbelse normen strak aan te leggen, opdat onze kinderen niet al lezend zich een mentaliteit eigen maken die haaks staat op bijbelse normen.

• Het verhaal moet iets spiegelen van werkelijke creativiteit, scheppingskracht; we moeten pogen de chaos om ons heen te herstructureren; het jeugdboek als een plaats van veiligheid en geborgenheid! En dan is de Wet des Heeren toch het beste en meest onwankelbare oriëntatiepunt; die moet dan ook centraal staan in de opvoeding. Ook de lectuur van onze kinderen dient naar deze hoge norm te worden gemeten. Het gaat in de wet des Heeren allereerst om de vreze van Gods Naam. Daarnaast gaat het om liefde, respect voor de medemens en om eerbied voor de schepping. Het is goed om deze trits vast te houden, ook wanneer we voor de taak staan de lectuur van onze kinderen als het ware dóór te lichten wat de verhouding daarin betreft tussen spanning, kwaliteit en strekking.

Opm.: Als er geen andere bronvermelding is, zijn de citaten uit het bovenstaande uit Wat heten goede kinderboeken? Opvattingen over kinderliteratuur in Nederland sinds 1880 door Anne de Vries; uitg. van Querido, Amsterdam, 1989.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 2001

Criterium | 48 Pagina's

Jeugdliteratuur, strekking en conclusies (3)

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 2001

Criterium | 48 Pagina's