Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KOC

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KOC

Niet alle banden zijn even hecht

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enige tijd geleden werd mevrouw Riksen-Walraven als hoogleraar verbonden aan de katholieke universiteit in Nijmegen. De rede die zij ter gelegenheid hiervan hield, maakte nogal wat los. Uit onderzoeken in de Verenigde Staten bleek volgens haar dat baby's die meer dagen per week werden opgevangen in crèches op latere leeftijd moeilijker gedrag vertoonden dan kinderen die thuis opgroeiden. Deze conclusie werd van verschillende kanten tegengesproken. Het is daarom goed eens extra aandacht te besteden aan (de ontwikkeling van) de hechting bij jonge kinderen.

Met het begrip hechting wordt verwezen naar de band die een kind met zijn moeder (en andere belangrijke volwassenen) heeft en ontwikkelt. Deze band is van groot belang voor de verdere ontwikkeling van een kind. Al vanaf de geboorte doet een baby van alles wat de aandacht van andere mensen trekt: hij huilt, zoekt de moeder met zijn blik, kijkt ze aan, lacht en maakt allerlei geluidjes. Doordat de moeder steeds reageert op de signalen die het kind afgeeft, wordt de bestaande band steeds meer verstevigd en raakt een kind gehecht. Het kind voelt zich veilig bij zijn moeder, omdat het merkt dat er steeds op zijn signalen gereageerd wordt. Als een kind bijvoorbeeld valt en huilt, wordt het door zijn moeder getroost. Belangrijk is dat de moeder probeert aan te voelen wat een kind met een bepaald signaal of met bepaald gedrag bedoelt en daar rekening mee houdt. Ze past haar reactie zoveel mogelijk aan bij het ritme van het kind en geeft het de nodige ruimte om zelf dingen te ontdekken. 

Hans krijgt, ondanks alle goede bedoelingen, deze ruimte niet altijd. Hij is 9 maanden oud en zijn moeder is de hele dag druk in de weer om het hem naar zijn zin te maken. Als er iets uit zijn box valt, is ze er meestal al bij, voordat hij een geluid kan maken. Moeder wil Hans steeds helpen als hij aan het spelen is. Ziet hij dan niet dat hij die rammelaar omgekeerd Hans blijft huilen. vasthoudt? Snel geeft ze hem de rammelaar op de goede manier aan: "Kijk Hans, zo moet je dat doen." Maar waarom begint Hans nu opeens te mopperen? "Weet je wat, ik zal je wel even voordoen hoe je de rammelaar kunt laten rinkelen." Moeder pakt de rammelaar uit zijn handjes en doet het voor, maar nu begint Hans te huilen. Je zult wel moe zijn, denkt moeder. Ik leg die rammelaar wel weg, daarvoor ben je nu niet in de stemming. "Zo", zegt ze vrolijk, "tijd voor je fruithap en dan naar bed!" Maar Hans blijft huilen.

Een kind is na de geboorte niet speciaal aan zijn moeder gehecht. De hechting verloopt in een aantal fasen. Het verschilt per kind wanneer welke fase precies begint. In fase 1 (vanaf de geboorte tot enkele weken) herkent een baby zijn moeder nog niet en reageert op alle mensen hetzelfde. Hij reageert wel op menselijke geluiden en kijkt bijvoorbeeld als hij iemand hoort aankomen. In de tweede fase (vanaf enkele weken tot 6 a 7 maanden) gaat een baby onderscheid maken tussen zijn belangrijkste verzorgers (meestal de moeder) en andere mensen. Vanaf ongeveer 6 weken ontlokt bijvoorbeeld de stem van moeder meer glimlachjes dan de stem van een vreemde. Als een kind zo rond de 6 of 7 maanden oud is (fase 3), ontwikkelt het een duidelijke band met bepaalde personen (vader en moeder). Alleen zij zijn in staat de huilende baby echt op zijn gemak te stellen. Het kind legt zelf ook meer contacten met zijn moeder en kruipt of loopt naar haar toe. Sommige kinderen hebben in deze fase veel last van eenkennigheid. Fase 4 start als het kind ongeveer 3 jaar oud is. Het is dan in staat zich een beetje in een ander te verplaatsen en begrijpt dat een ander andere plannen kan hebben dan hijzelf. Sommige kinderen hebben dan sterk de neiging overal nee op te zeggen. Op deze leeftijd hebben kinderen er ook minder moeite mee als hun vader of moeder wat langer van hen wegblijft. De peuter weet dat vader of moeder weer terugkomt.

Als kinderen 1 jaar oud zijn blijken er al duidelijke verschillen te bestaan tussen de band die kinderen opgebouwd hebben met hun moeder. Er is onderscheid tussen kinderen die veilig gehecht zijn en kinderen die onveilig gehecht zijn. Een bekend onderzoek om vast te stellen of een kind veilig gehecht is, is het onderzoek met de Strange Situation. Een kind (van ongeveer 1 jaar) is dan samen met zijn moeder in een vreemde kamer met speelgoed. Op een gegeven moment verlaat moeder de kamer om na enkele minuten weer terug te komen. De manier waarop het kind op het vertrek en de terugkeer van zijn moeder reageert, zegt iets over de wijze waarop het gehecht is. Een veilig gehecht kind begint te huilen of roept om zijn moeder als deze de kamer verlaat. Als de moeder terugkomt, laat het kind zich troosten en pakt zijn speelgoed weer. Een onveilig gehecht kind reageert anders. Bij deze kinderen wordt onderscheid gemaakt in angstig-vermijdend gedrag en angstig-afwerend gedrag. Een angstigvermijdend type kind reageert vaak niet als zijn moeder weggaat en vermijdt moeder bij terugkomst. De moeders van deze kinderen wekken de indruk ongevoelig te zijn voor de behoeften van het kind en vermijden zelf vaak liefdevol lichamelijk contact. Wanneer sprake is van angstig-afwerend gedrag probeert het kind zijn moeder eerst nog wel achterna te gaan. Als moeder terugkomt, reageert het nogal boos en verzet het zich tegen zijn moeder Het wil bijvoorbeeld niet vastgehouden worden. Het angstigafwerende kind zoekt aan de ene kant contact, maar biedt daar aan de andere kant weerstand tegen. De moeders van deze kinderen wijzen hun kind niet af, maar gaan er vaak onhandig mee om. Omdat ze nogal wisselend reageren op signalen van het kind, weet het kind niet waar het aan toe is. Ze pakken hun kinderen nogal eens op een ongelukkig moment op, bijvoorbeeld als het net lekker aan het spelen is. Bovendien zetten ze hun kind vaak neer zonder dat het op z'n gemak gesteld is. Het kost hun moeite zich aan te passen aan het ritme van het kind.

De gehechtheidsrelatie die op een bepaald moment tussen moeder en kind bestaat, kan veranderen. Voor een moeder die bijvoorbeeld in een depressie raakt, is het moeilijker om in te spelen op de behoeften van het kind. Omgekeerd kan het zijn dat een moeder beter leert reageren op de signalen van het kind, waardoor het kind zich veiliger gaat voelen. Het is ook mogelijk dat een kind dat onveilig gehecht is aan de moeder, wel een goede band heeft met de vader of een grootouder. In de relatie tussen moeder en kind is vaak sprake van een wisselwerking, waarbij zowel factoren in de moeder als eigenschappen van het kind een rol spelen. Onzekerheid en de manier waarop de moeder zelf opgevoed is, zijn van invloed op haar houding ten opzichte van het kind. Het blijkt daarnaast moeilijker om een band op te bouwen met een kind dat een moeilijke aard heeft en bijvoorbeeld veel huilt. Bij zulke huilbaby's is het voor de ouders veel lastiger om in te spelen op de behoeften van het kind. Hun gevoelens van onzekerheid kunnen hierdoor versterkt worden. Door bepaalde omstandigheden als een ziekenhuisopname van moeder of kind, kan de relatie eveneens onder druk komen te staan. Kinderen moeten zich dan soms opnieuw veilig gaan voelen. Vanuit een goede gehechtheidsrelatie bouwt een kind vertrouwen op in volwassenen en andere mensen. Het voelt zich beter in staat om contacten te leggen met anderen, waaronder leeftijdsgenoten.

Als er op latere leeftijd problemen zijn, wordt door een hulpverlener ook altijd nagevraagd hoe de hechting verlopen is. Door het bieden van een stabiel, veilig en voorspelbaar opvoedingsklimaat kunnen soms bepaalde problemen voorkomen worden. Het is dan ook de vraag of in crèches voldoende ingespeeld kan worden op de specifieke behoeften van ieder kind. Gezien het verhaal van mevrouw Riksen ziet het ernaar uit dat dit dikwijls niet het geval is.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2003

Criterium | 52 Pagina's

KOC

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2003

Criterium | 52 Pagina's