Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Hij dan zeide: Zou Mijn aangezicht moeten medegaan, om u gerust te stellen? Toen zeide hij tot Hem: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken!" (Exodus 33, vers 14 en 15)

Als wij het verband van de stof van onze overdenking in Exodus die aan de tekstwoorden voorafgaat, en dit geldt ook voor het 32ste hoofdstuk, nagaan, dan zullen wij de aanleidende oorzaak verstaan van de vraag die de HEERE aan Mozes stelt en die Mozes beantwoordt met een gebed tot God om Zijn genadige tegenwoordigheid voor hemzelf en voor het volk dat hij leiden moest door de woestijn, naar het beloofde land Kanaan.
Het volk van Israël had zwaar gezondigd tegen de HEERE met hun afgoderij van het gouden kalf. Hadden ze niet uitgeroepen: "Dit zijn uw goden, Israël die u uit Egypteland opgevoerd hebben." Welk een God onterende uitroep tegenover de majesteit en heerlijkheid van de énige, waarachtige en drie-enige God van Israël die hun zoveel goedertierenheid had betoond en bewezen. Die zoveel wonderen had verricht. Die hen door een hoge hand en een uitgestrekte arm uit het diensthuis van Egypte uitgeleid had. Die hen door de Rode Zee geleid had. Die bij de berg Sinaï met hen een verbond gemaakt had en hun Zijn heilige Wet had gegeven. Door Mozes' voorbede vanwege de eer van Jehovah waren ze net niet verteerd. Over de leiding, de bewaring, de opvoering van zulk een volk naar het aan hen beloofde land, loopt nu de vraag van de HEERE aan Mozes en het antwoord van Mozes aan God. Hij, dat is de HEERE, dan zeide. Wat een eeuwig wonder dat God in Zijn nederbuigende goedheid zo sprak tot en liefdevol vroeg aan Mozes: 'Zou Mijn aangezicht moeten medegaan, om u gerust te stellen?' Hij, Die Heilige en Rechtvaardige, Die te rein van ogen is dat Hij het kwade zou kunnen aanschouwen en voor Wie de heilige troongeesten (die nooit gezondigd hebben) hun aangezichten bedekken, zei dit vragenderwijs tot Mozes, die wel een zeer begenadigd kind van God was (de man Gods). Maar hij was ook een Adamskind, in zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren. O, welk een onuitsprekelijke liefde en genade bewijst die getrouwe Verbondsgod opnieuw aan Mozes door zo tot hem te spreken en zo aan hem te vragen, maar ook door opnieuw aan hem te verklaren waarom God dit doen kan, aan zo een man, aan zo een volk. Want de inhoud van de vraag is: "Zou Mijn aangezicht moeten medegaan, om u gerust te stellen?' Wat betekent toch 'Mijn aangezicht'? Niemand minder wordt bedoeld dan de Heere Jezus Christus, de Zoon van God, de beloofde Messias, Die met een zichtbaar teken van Zijn majesteit tegenwoordig was in de vuuren wolkkolom en daarin voor Israëls aangezicht optrok. Hij was de Engel in Wiens binnenste Gods Naam was. Die God heenzond voor Zijn aangezicht. Door iemands aangezicht wordt iemand kenbaar. Zo is God kenbaar geworden aan de mensen in en door Zijn Geliefde Zoon, om Zichzelf aan hen te openbaren tot genade en zaligheid. De apostel en evangelist Johannes schrijft in Gods Woord: 'Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.' Hij, de Heere Jezus Christus, de Zoon van God, is het beeld 'van de onzienlijke God'. Nu dan, God vraagt Mozes 'Zou Mijn geliefde Zoon in en door Wie Ik alleen een genadig en barmhartig God voor u en Mijn volk kan wezen, als zijnde God in Christus, met u moeten meegaan om u Mijn gunst te doen ervaren? Mijn bijzondere liefde en genegenheid, om u gerust te stellen, is het u daar om te doen?
O, welk een diepte van ontferming, welk een uitlating en nieuw bewijs van Gods goedertierenheid ligt er in deze vraag besloten. Vandaar de grote mate van vrijmoedigheid die Mozes opnieuw ontvangt om des HEEREN vraag aan hem gesteld, met zo'n gebed te beantwoorden. Mozes laat in dit verzoek waarmee hij bij de HEERE aandringt, zeer duidelijk uitkomen wat hem alleen gerust kan stellen, namelijk dat Gods Zoon als de Engel of Bode van het genadeverbond blijvend zou inwonen in de vuuren wolkkolom en met hem en het volk zou blijven optrekken. Het gaat Mozes er ten diepste om dat God in Christus Hem en het volk Zijn gunst en tegenwoordigheid voor het toekomende uit genade zou willen meedelen en schenken. Daar komt het voor Mozes boven alles op aan. 'Uw gunst sterkt meer dan de uitgezochtste spijzen' en alleen in Die gezegende Verbondsmiddelaar en Zijn aangebrachte gerechtigheid kan een heilig en rechtvaardig God Zijn gunst aan een ellendig en arm volk toezeggen en bewijzen.
Vandaar het antwoord in zijn gebed: 'Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken!'
O, als de HEERE dan niet mee zou gaan, zou dat een kennelijke blijk zijn van Gods nog durende toorn. Dit was voor Mozes een allerellendigste gedachte. Nu zag hij nog in de vuuren wolkkolom het teken van Gods tegenwoordigheid, hetwelk voor hem het bewijs was dat Israël Zijn volk is en liever koos hij dan bij het genot daarvan in de woestijn te blijven en te sterven, dan zonder Gods gunst in Kanaan te leven. Gods nabijheid stond bij hem op veel hogere prijs, dan het beloofde land met al zijn vette inkomsten.
Geliefde lezers! Als wij deze meditatie zullen mogen lezen, dan zijn wij weer een nieuwe jaarkring ingegaan en of we hem ook zullen uitgaan, weten wij niet. De dichter zegt: 'Gedenk o HEERE, hoe zwak ik ben, hoe kort van duur.' De grote vraag is nu: Hoe zijn wij ieder persoonlijk het nieuwe jaar ingegaan? Waar is het ons om te doen? Hij, de HEERE voor Wiens ogen alle dingen (dus ook ons hart) naakt en geopend zijn, weet volmaakt waar het ons om te doen is. Is het in ons leven ooit om God te doen geworden, in waarheid en oprechtheid uit oorzaak dat het God om ons te doen was? Op dit laatste komt het aan: dan zal het eerste zeker volgen. Hij is ten allen tijd en in alles de eerste en van ons geldt 'dat er niemand is die zegt waar is God mijn Maker, die de psalmen geeft in de nacht.' O, eeuwig wonder van genade als het in ons leven om God te doen wordt.
In Mozes' vraag en bede hebben we beluisterd dat het hem voor en boven alles ging om God en om Zijn gunst, dat is Zijn genade voor tijd en eeuwigheid. Lezer, de HEERE make ons in een rechte weg uit genade verlegen om Zijn gunst voor ziel en lichaam als het nog nooit gebeurd is. Hij doe ons door de Heilige Geest roepen en schreeuwen om genade door recht en om vergeving door vergelding. Hij is toch Die God Die de doden levend maakt en Die de dingen die niet zijn, roept alsof ze waren. En Gij, die God vrezen mag en van Hem gekend zijt, die uit de ervaring van uw zielenleven weten mag wat Mozes van de HEERE bad en vroeg. De HEERE schenke u bij vernieuwing een afhankelijk en verlegen geloofsleven aan de troon van Gods genade in het jaar dat weer voor ons ligt, persoonlijk en ambtelijk. De HEERE doe ons in waarheid gedurig vragen: 'Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken', en Hij verlene ons in antwoord op ons gebed te ervaren 'Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten'.

Laat mij vroeg Uw genaad' aanschouwen,
Op U staat mijn hoop in 't benauwen;
Maak mij toch den rechten weg kond,
Dien ik gaan moet; want, Heer vol trouwe,
Tot U hef ik op hart en mond. 
                              (Psalm 143 vers 8 Datheen)

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Criterium | 84 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Criterium | 84 Pagina's