Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VBSO

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VBSO

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De maatschappelijke opdracht van de school Niet zo lang geleden is een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau uitgekomen. Grenzen aan de maatschappelijke opdracht van de school, waarin beschreven wordt hoe steeds meer taken door overheid en maatschappij bij de school worden neergelegd. Er is wel een grens aan het opvatten van nieuwe taken zeggen de scholen, maar waar? De wijk, de buurt, het gezin en natuurlijk ook de kinderen veranderen. Vraagt de andere schoolbevolking om een andere manier van lesgeven? De meningen in het rapport weergegeven lopen uiteen. We kunnen ons tenslotte ook nog afvragen of het beeld dat het rapport schetst over de situatie van de opvoeding in Nederland wel overeenstemt met de werkelijkheid. In dit artikel wordt ook het advies van de Onderwijsraad Sociale vorming en sociale netwerken in het onderwijs meegenomen.

VBSO

De maatschappelijke opdracht van de school Niet zo lang geleden is een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau uitgekomen. Grenzen aan de maatschappelijke opdracht van de school, waarin beschreven wordt hoe steeds meer taken door overheid en maatschappij bij de school worden neergelegd. Er is wel een grens aan het opvatten van nieuwe taken zeggen de scholen, maar waar? De wijk, de buurt, het gezin en natuurlijk ook de kinderen veranderen. Vraagt de andere schoolbevolking om een andere manier van lesgeven? De meningen in het rapport weergegeven lopen uiteen. We kunnen ons tenslotte ook nog afvragen of het beeld dat het rapport schetst over de situatie van de opvoeding in Nederland wel overeenstemt met de werkelijkheid. In dit artikel wordt ook het advies van de Onderwijsraad Sociale vorming en sociale netwerken in het onderwijs meegenomen.

Grenzen aan de maatschappelijke opdracht van de school
Als definitie van de maatschappelijke opdracht wordt gegeven: Al die maatschappelijke vragen en problemen die op de school afkomen en waarop de school - uit eigen ambitie en missie of door druk van buitenaf - kan reageren door naast de gewone onderwijstaken allerlei vormen van extra ondersteuning en zorg aan te bieden. Het woordje extra krijgt hier nadruk, omdat veel zorg en ondersteuning al tot de gewone taken van de school behoren.

Het rapport bestaat uit interviews met verschillende deskundigen, gevoerd in de periode oktober 2004 tot januari 2005. De belangrijkste politieke gebeurtenis was de moord op Theo van Gogh. Onder alle reacties was ook de opmerking te beluisteren dat de school veel meer waakzaam zou moeten zijn in het opmerken van eventuele radicalisering van jonge allochtonen. Dat is een voorbeeld van waar het in dit rapport over gaat. Bij maatschappelijke problemen, en in dit geval een buitensporig geval van 'eigen richting' dat wil zeggen het zelf voor rechter spelen, wordt onmiddellijk naar de school gekeken.
Onderwerpen als achterstandsbestrijding, opvoeding en de relatie tussen school en ouders, kinderopvang, veiligheid, sociale cohesie (samenhang) in de buurt, integratie van allochtonen, de overdracht van waarden en normen en goed burgerschap worden vaak gezien als onderdelen van de maatschappelijke opdracht van de school. Overigens waren de deskundigen die meewerkten aan dit rapport niet van mening dat kinderopvang als een eigenlijke taak van de school gezien moet worden. Velen denken daar echter anders over.

Hoe komt het toch dat er zoveel extra druk om een steeds bredere maatschappelijke opdracht te vervullen, op de school wordt uitgeoefend? Die druk is door een samenloop van allerlei ontwikkelingen in de bevolkingssamenstelling en veranderingen in de economie, de maatschappij en het besturen toegenomen.
De samenleving is volgens deskundigen de afgelopen tientallen jaren veel complexer geworden. Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn er veel mensen uit het buitenland hier komen wonen. De emancipatie van de vrouw en de daardoor toegenomen deelname aan de arbeidsmarkt, maar ook de ontwikkelingen op het gebied van de technologie en media hebben bijgedragen aan dat ingewikkelder worden van onze samenleving. Het gevolg is ook dat de leerlingen de laatste jaren sterk veranderd zijn en dat er meer en andere eisen aan de scholen worden gesteld.
Velen zien het onderwijs als panacee (wondermiddel) voor alle kwalen. Scholen krijgen via de leerlingen ook als eerste met maatschappelijke problemen te maken. De overheid kan via scholen alle leerlingen bereiken omdat er leerplicht is. Zo kunnen ook ouders worden bereikt. In scholen werken hoogopgeleide deskundigen en scholen hebben ook wel ruimte voor buitenschoolse activiteiten. Er wordt dus extra druk op de scholen uitgeoefend. Daar komt nog eens bij dat een aantal andere instellingen zoals de kerk sterk aan betekenis hebben ingeboet. Het is dan niet verwonderlijk dat steeds vaker naar de scholen wordt gekeken door de overheid, die te maken heeft met allerlei, soms grote problemen. Natuurlijk is het gezin ook een heel belangrijke opvoedende instelling, al functioneert het in achterstandssituaties niet optimaal, maar dat kan de overheid niet aansturen. De school ziet de overheid wel als een instelling die aan te sturen is. Wettelijk gezien is de taak van de school al veranderd: zo is burgerschapsvorming opgenomen in de kerndoelen. Maar daarnaast worden de school nog heel wat andere maatschappelijke taken toegedacht, zoals we hiervoor al zagen. De school moet als reddende instelling optreden vinden velen. Mevrouw Netelenbos zei een tijd geleden al: Alle problemen komen op kindervoetjes de school binnen. Alle kinderen moeten daar naar toe en dus is het onontkoombaar dat alle problemen daar terecht komen. De school zal dus wat moeten doen. Niet alleen vanwege het feit dat de school van mening kan zijn dat ze een bredere opdracht te vervullen heeft dan alleen kennis overdragen, maar anderszins ook omdat de leerkrachten anders niet toekomen aan het geven van onderwijs. Er zijn wel basisvoorwaarden waaraan eerst moet zijn voldaan, wil het kind kunnen leren. Het zal eten, slaap, aandacht en liefde moeten krijgen, wil het werkelijk optimaal kunnen leren. De deskundigen die meewerkten aan dit rapport, zeggen dat vroeger alles anders was. Er waren toen verschillende instanties die mee opvoedden en voor de overdracht van waarden zorgden. Met de ontzuiling, het wegvallen van opvoedende instanties zoals de kerk en in sommige situaties het slecht functioneren van het gezin, blijft in feite de school als belangrijkste opvoedende instelling over. Die taak is er echter niet makkelijker op geworden. Veel scholen hebben dagelijks te maken met veranderingen in de samenleving. De buurt heeft een ander karakter gekregen, kinderen met een andere culturele achtergrond komen de school binnen, de onveiligheid neemt op verschillende plaatsen toe en veel ouders werken beiden. Ze gaan er vaak van uit dat de school maar moet aansluiten bij hun behoeften. Tijd om de kinderen op te vangen, hebben ze niet.
Overigens is het opvallend dat een ander recent rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau een positief beeld schetst van de opvoeding. De jeugd is over het algemeen best tevreden met de gezinssituatie en kan het goed vinden met zijn ouders. Met name bij tweeverdieners is volgens dat rapport de situatie gunstig. Er zouden zelfs nog iets minder opvoedproblemen zijn dan bij éénverdieners. Jongeren krijgen voldoende vrijheid om zelfstandig te handelen en vinden hun weg wel ook al zijn hun ouders vaak niet thuis. De relatie van deze jongeren met hun ouders lijkt een beetje op de verhouding van vrienden onder elkaar. Je houdt je aan bepaalde regels en hebt over en weer voldoende vrijheid. Daarnaast hebben deze opgroeiende jongeren hun vriendenkringen waarin ze ook een bepaalde vorming krijgen en zoals dat heet sociaal kapitaal opbouwen: door het netwerk heb je contacten, wissel je kennis uit en doe je op die manier ook veel kennis op, zegt ook de Onderwijsraad in een advies over sociale vorming.
Het is wel interessant om hier de uitkomst van een enquête van Netwerk KRO naast te leggen. Daar zijn de vragen niet aan de kinderen en de ouders gesteld maar aan docenten. We kunnen daarin lezen dat een meerderheid van de leerkrachten in het basisen voortgezet onderwijs een buitengewoon negatief beeld heeft over hoe in ons land kinderen worden opgevoed. Ouders hebben te weinig tijd, leggen de opvoeding bij de school neer en verwachten ook te veel van hun kroost. Ze kunnen moeilijker dan vroeger accepteren dat hun kind niet goed kan meekomen. Door alle druk die op de kinderschouders wordt gelegd, komen de kinderen moe op school. Ze hebben in toenemende mate last van stress, ook omdat ze het veel te druk hebben. Kortom, leerkrachten vinden helemaal niet dat het zo goed gaat met de opvoeding in Nederland. Ik denk dat het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau over de situatie van de opvoeding een minder betrouwbaar beeld geeft dan de ideeën die de mensen voor de klas hierover hebben.

De school moet volgens hen allerlei opvoedingstaken die eigenlijk door de ouders gedaan moeten worden, overnemen. Ook op het gebied van de maatschappelijke cohesie of samenhang wordt veel of te veel verwacht van de school. Nu de tegenstellingen tussen autochtonen en allochtonen zich meer toespitsen, moeten de scholen maar zorgen dat de kinderen, met name de allochtone, zich ontwikkelen tot een democratisch staatsburger in de dop.

Het is geen wonder dat scholen onder de toenemende belasting zuchten en wel eens zeggen: Er is nu een grens bereikt. Meer taken kan niet. Er wordt teveel verwacht van scholen, zeggen verschillende deskundigen in het rapport. Het onderwijsleerproces dreigt daardoor ook in de knel te komen. De verwachtingen moeten wat getemperd worden: de school kan gewoon niet alles. Taakuitbreiding leidt tot taakverzwaring. Dat heeft mede zijn oorzaak in het feit dat voor alles een plan, een protocol moet komen en er verantwoording over moet worden afgelegd. Scholen ontkomen er niet aan hun maatschappelijke opdracht te vervullen, maar het is te veel gevraagd om dat heel zwaar op de school te laten rusten, zegt een andere deskundige. Lang niet alle deskundigen zijn voor een brede school. Het is de taak van de ouders kinderen op te vangen. Maar als die het af laten weten, zeggen sommigen, kiezen we voor het minst kwade, dat is een brede school, zodat het kind niet over straat zwerft. Het blijkt wel dat veel scholen te maken krijgen met de vraag wat ze wel of niet tot hun maatschappelijke opdracht rekenen. Dat scholen niet alles op zich kunnen nemen, is duidelijk, maar wanneer is de grens aan de maatschappelijke opdracht bereikt? Doe je mee aan een project over veiligheid, doe je aan opvang en zorg voor kinderen? Scholen hebben door de toegenomen verscheidenheid van leerlingen te maken met niet alleen psychologische maar ook psychiatrische problemen. Dat laatste komt bijvoorbeeld voor bij leerlingen met trauma's, afkomstig uit (voormalige) oorlogsgebieden. In dat geval moeten scholen alleen maar signaleren, niet proberen te genezen. Dat signaleren houdt in dat deskundigen tijdig worden gewaarschuwd en dat de school de overdracht naar de deskundigen goed regelt. Eén van de meningen in het rapport is: Als een schoolbestuur en schoolleider constateren dat ze een bepaald probleem niet aankunnen, moeten ze niet bij de pakken gaan neerzitten maar een voorziening trachten te realiseren en als er geen geld is dit aan de orde stellen. Je moet ook je eigen grens kennen. Een andere opvatting is dat leraren soms kinderen met gedragsproblemen een heel interessant terrein vinden en in het begeleiden ook heel erg ver doorgaan. Dat zijn vaak leerkrachten die een speciale cursus hebben gevolgd. Ze doen het werk heel nauwgezet en zijn bijna volleerde hulpverleners. Toch zijn ze dat niet en is het hun taak ook feitelijk niet. De problemen liggen vaak in de gezinnen. Het kan toch niet zijn dat de leerkracht als een soort gezinscoach gaat fungeren. De Onderwijsraad wijst in het al eerder genoemde advies over sociale vorming erop dat scholen binnenkort de wettelijke taak krijgen inhoud te geven aan burgerschapsvorming. Dat is ook een taak die verder gaat dan het overdragen van kennis alleen. Natuurlijk zijn de ouders als eerste verantwoordelijk voor de juiste sociale vorming van jongeren. Maar dat het onderwijs een aanvullende verantwoordelijkheid hierin heeft, aldus de Onderwijsraad, is algemeen aanvaard. Steeds meer scholen zijn bewust bezig met de invulling van hun socialiserende rol. De Raad heeft wel begrip voor de werkelijkheid. Van scholen kan uiteraard niet verwacht worden dat zij alle maatschappelijke problemen oplossen. De Raad doet ook een suggestie. Zij kunnen hun socialiserende rol wellicht op relatief eenvoudige wijze versterken door beter aan te sluiten bij en gebruik te maken van de sociale netwerken van jongeren: ouders en leeftijdgenoten. De overheid zou scholen hierbij kunnen ondersteunen en faciliteren. De scholen horen daar dan ook middelen voor te krijgen. Scholen hebben soms te maken met jongeren met vergaand probleemgedrag. De school mag zo'n leerling niet verwijderen zonder dat er een andere school gevonden is, althans dit serieus geprobeerd is. Dan moet zo'n leerling soms langer op een school blijven dan redelijk geacht wordt. Dergelijke leerlingen kunnen zeer storend zijn voor het onderwijsproces, de sfeer en het gevoel van veiligheid op school. Tijdens een discussie bleek dat scholen het hier niet altijd mee eens zijn. Een deelnemer zei: "Ik kan als school niet de totale verantwoordelijkheid voor de maatschappij op mijn nek nemen. Dat wordt vanuit de politiek heel makkelijk gezegd. We moeten tegenwoordig ook al terroristjes in de dop ontdekken. Daar zeg ik ook van dat het mij een stap te ver gaat. Wij vervullen onze opdracht en overschrijdt iemand onze grenzen, dan is het probleem niet meer van mij."
Er is dus wel een grens, maar die is niet inhoudelijk vast te leggen voor alle scholen. De Raad vindt dat die wel procedureel te bepalen is. Het uitgangspunt daarbij is dat een school zo lang mogelijk de regie (leiding) over de jongere dient te behouden. Je kunt als school samenwerken in een zorgadviesteam met een maatschappelijk werker, psycholoog en orthopedagoog en zo proberen de jongere zo lang mogelijk op school te houden. Dit team bepaalt dan wanneer de grens bereikt is voor de school en stelt een vervolgtraject voor de jongere op. Dit team kan de jongere ook (tijdelijk) overplaatsen naar een speciale instelling (reboundvoorziening), als het kan laten zien dat de school een toereikend traject heeft uitgevoerd. De school volgt dan wat er daarna gebeurt met de jongere. Als het mogelijk is, keert deze na een tijd terug in het onderwijssysteem (op dezelfde of een andere school). De overheid heeft inmiddels dit voorstel overgenomen en een regeling gemaakt die middelen toekent aan samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs om reboundvoorzieningen voor leerlingen te realiseren die tijdelijk niet meer op hun eigen school te handhaven zijn. Deze leerlingen blijven gedurende een periode van enkele maanden ingeschreven op hun eigen school. De reboundvoorziening werkt aan gedragsverandering van de leerling, herstel van de verhoudingen, verbetering van de leerhouding en het inhalen van door verzuim opgelopen achterstanden. De middelen daarvan zijn beschikbaar en scholen kunnen ze dit schooljaar inzetten.

Een andere suggestie van de Raad is het contact met de ouders te verbeteren. Vooral op scholen voor voortgezet onderwijs bezoeken ouders minder de contactavonden en ook al doen ze dat wel, toch laat de communicatie tussen ouders en school te wensen over. Veel ouders zeggen dat ze weinig weten over de wijze waarop de school omgaat met opvoeding. Ook zijn het vaak alleen de negatieve dingen die ze te horen krijgen, terwijl de school naar hun mening ook positieve signalen moet doorgeven. Zowel ouders als mentoren in het voortgezet onderwijs geven aan dat ze meer contact zouden moeten hebben. Scholen zoeken naarstig naar manieren om de ouderbetrokkenheid te vergroten. Scholen in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs herstellen het huisbezoek bijvoorbeeld in ere of voeren dat in. Het huisbezoek is bedoeld om de drempel te verlagen tussen ouders en school.

Verder is het volgens de Raad goed ontmoetingsmomenten voor ouders tot stand te brengen, zodat ze vragen over de opvoeding met andere ouders kunnen bespreken. Ze kennen elkaar zeker in het voortgezet onderwijs vaak niet. Ze worden door de jongeren ook nogal eens tegen elkaar uitgespeeld. De kans is groot dat er geen gemeenschappelijke basis is bij het bepalen van wat wel en niet kan. De Raad denkt de scholen een functie toe om de ouders bij elkaar te brengen en zo hun gezamenlijke opvoedende kracht te versterken. Ook dient er een aanbod te zijn voor opvoedingsondersteuning. Dit is een taak van diverse instanties zoals huisartsen, consultatiebureaus en jeugdzorg. Ik denk dat de schoolbegeleidingsdienst kan worden toegevoegd aan deze opsomming. Deze opvoedingsondersteuning valt onder de verantwoordelijkheid van zowel de gemeente als de provincie. Er is door het kabinet structureel geld voor gereserveerd.

Slot
De roep om het vervullen van de maatschappelijke opdracht voor scholen neemt met name vanuit de overheid toe. Duidelijk is wel dat de school volgens de wet hierin een bepaalde taak krijgt. De plicht tot burgerschapsvorming brengt dit bijvoorbeeld met zich mee. Het karakter van het christelijk onderwijs op gereformeerde grondslag houdt dit in zekere zin ook wel in. Dit onderwijs probeert ook waarden en normen over te dragen. Dat er orde, een goede sfeer, een klimaat van rechtvaardigheid en openheid behoren te zijn, heeft met de identiteit zeker te maken. Zorg voor elkaar is ook een belangrijk aspect daarvan. Maar toch moeten we niet uit het oog verliezen dat een school vooral bestemd is om kennis over te dragen. Natuurlijk kan de school de ogen niet sluiten voor het feit dat steeds meer problemen ook in reformatorische kring, de school binnenkomen. Die problemen worden ten dele veroorzaakt door een tekortschietende opvoeding. Dat wil niet zeggen dat scholen alles waarin ouders tekort komen, zouden moeten compenseren. Ook gaat het niet aan om het onderwijs verantwoordelijk te stellen voor het oplossen van de grote maatschappelijke vraagstukken.
Het zal de spanningen tussen autochtonen en allochtonen niet weg kunnen nemen. Wel moeten scholen proberen discriminatie tegen te gaan. Dat betekent niet dat zonde maar als normaal geaccepteerd moet worden. Wat tegen Gods wet ingaat, kan niet goed of normaal zijn. Wél dat medezondaars niet worden veracht of bespottelijk gemaakt. Dat geldt ook voor mensen met een andere godsdienst. De normen die zo'n andere godsdienst voorschrijft, mogen we niet op één lijn stellen met die van Gods Woord. Maar het afwijzen van zulke gewoonten of normen richt zich niet tegen personen. Wat de opvoedingsondersteuning die geboden kan worden, betreft, kunnen we niet instemmen met het idee dat één stijl van opvoeden namelijk de autoritatieve, de wetenschappelijke standaard zou moeten zijn, die consultatiebureaus en andere pedagogische voorzieningen zouden moeten uitdragen. Ik begrijp wel dat de relatie tussen ouders en kinderen verandert naarmate de kinderen ouder worden. Maar dat ouders over een toenemend aantal zaken moeten onderhandelen met de jongere, is niet goed. Er zou steeds overleg moeten zijn over nieuwe afspraken en regels die passen bij de fase van ontwikkeling van de jongere.
Opvoeders moeten natuurlijk wel rekening houden met de voortschrijdende ontwikkeling van de jongere, maar afgedwongen overleg is heel wat anders. Het blijkt volgens onderzoek goed te zijn als gezinnen gebaseerd zijn op onderlinge afhankelijkheid en emotionele steun. Jongeren uit dergelijke gezinnen zijn bekwamer, hebben meer zelfvertrouwen en minder problemen. Alleen hoeft de manier waarop dat bereikt wordt, niet die van de autoritatieve opvoeding te zijn. De jeugd wordt tegenwoordig wel eens erg veel zelfstandigheid gegeven, waarbij de controle over het kind verloren wordt. Ik besef wel dat ook de jongeren onder ons meer geneigd zijn die zelfstandigheid op te eisen, zeker nu ze ook van anderen horen dat die allerlei dingen wel mogen. De verhalen waarmee ze hun ouders proberen over te halen, zijn niet altijd geloofwaardig, bijvoorbeeld dat iedere jongere van zestien jaar om drie uur in de nacht zou mogen thuiskomen. Zulke verhalen hoeven geen indruk te maken, maar in de praktijk wordt het dan toch gauw een kwestie van onderhandelen. Menigmaal moeten we pijnlijk ervaren dat we leven in een gebroken wereld. Het onderhandelingsgezin kan voor ons echter geen norm zijn. Het moet ook niet algemeen aanvaard worden als de enig wetenschappelijk verantwoorde standaard. Tot de wet en de getuigenis, indien ze niet spreken naar dit woord, zij zullen geen dageraad hebben. 40 J A A R G A N G 3 4 N R . 5 O K T O B E R 2 0 0 5

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2005

Criterium | 60 Pagina's

VBSO

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2005

Criterium | 60 Pagina's