Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Burgerschap in het primair onderwijs (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Burgerschap in het primair onderwijs (2)

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Burgerschap in het primair onderwijs (2)

4. Christelijk burgerschap
Dan kom ik nu toe aan de vraag wat christelijk burgerschap inhoudt. U kent waarschijnlijk allemaal het boek van Augustinus wel: 'De stad van God'. Augustinus verdeelde de mensheid in twee steden: de aardse stad en de stad van God. De aardse stad omvat allen die naar de mens, naar het vlees en niet naar God leven. De Godsstad omvat allen die naar God leven. De burgers van de Godsstad worden pelgrims genoemd. Daarmee wordt aangeduid dat zij hier hun thuis niet hebben, maar op weg zijn naar het hemelse vaderland.

Ze zijn burger van een hemels rijk geworden en daardoor bijwoners en vreemdelingen op aarde. Zij zijn zichtbaar in de wereld, omdat zij geheel anders zijn. Christenen worden geroepen de verdorven cultuur te doordringen met de zuiverende kracht van hun leven. Ze zijn een zoutend zout en een lichtend licht (Matth. 5:13,14). Wanneer zijn ze dat niet? Wanneer ze zich aanpassen aan de wereld. Dat zijn ze ook niet wanneer ze de wereld de wereld laten. Evenmin als ze de wereld de rug toekeren en zich in de eigen kring opsluiten. Ze moeten in de wereld zijn, zonder van de wereld te zijn.

Het niet van de wereld zijn en het uitzien naar een beter vaderland duiden we meestal aan met de term vreemdelingschap. Vreemdelingschap betekent niet dat christenen zich moeten terugtrekken in eigen organisaties en in het isolement. Vreemdelingschap is het vreemd zijn aan het beginsel, het patroon, de levensinstelling van de oude wereld. Christus heeft daarvan Zijn volk verlost. Zij zien uit naar de toekomst waarin de verlossing volkomen zal zijn. Op de weg naar die toekomst hebben zij een opdracht. Deze opdracht heeft de Heere direct na de schepping aan de mens gegeven en is ook na de zondeval van kracht gebleven. De mens moet de aarde bouwen en bewaren.

Dezeopdracht isookbegrepen in het bijbelse begrip rentmeesterschap. Rentmeester is een vertaling van het Griekse woord 'oikonomos'. Het betekent: de bestuurder van het huis en de huishouding in ondergeschiktheid aan de eigenaar. De mens heeft dus de opdracht namens God de aarde te besturen, beheren en bewaren. Dienstbaarheid aan de samenleving is een bijbelse plicht. Onze betrokkenheid dient gericht te zijn op de eer van God en het heil van onze naaste. Dat is immers de kern van Gods Wet.

De scheppingsopdracht is na de zondeval van kracht gebleven, maar moet onder heel andere omstandigheden worden uitgevoerd. Op alle terreinen van het leven is de doorwerking van de zonde zichtbaar. De aantrekkingskracht van de wereld is groot. Het gevaar bestaat dat we vol goede bedoelingen op alle fronten maatschappelijk en politiek betrokken zijn en daardoor langzamerhand de wereld gelijkvormig worden. Laat de ontwikkelingen binnen de gereformeerde kerk in de vorige eeuw ons tot een les zijn. Voor veel gereformeerden was geloven een kwestie van ijverig bezig zijn in kerk, maatschappij en politiek. De vraag naar het persoonlijk zielenheil raakte op de achtergrond.

Enerzijds moeten we waken voor een te optimistische visie op de scheppingsopdracht van de mens. Anderzijds mogen we ons ook niet uit de wereld terugtrekken. De balans tussen scheppingsopdracht en vreemdelingschap moet in evenwicht zijn. Wanneer we ons opsluiten en afzonderen van de samenleving verstaan we onze taak op aarde niet. De vreemdelingschap gaat dan ten koste van de scheppingsopdracht en het rentmeesterschap. Het kan ook zijn dat we de scheppingopdracht benadrukken ten koste van de vreemdelingschap. Dat gebeurt wanneer we ons aanpassen aan de wereld en de wereld gelijkvormig worden. We moeten het bijbelse evenwicht bewaren.

5. Maatschappelijk burgerschap
Nu wil ik ingaan op de vraag wat christelijk burgerschap betekent voor onze houding tegenover onze naaste, de omgang met andersdenkenden en de zorg voor de naaste. Het zijn aspecten die ik samenvat onder de noemer maatschappelijk burgerschap.

Houding tegenover onze naaste
In onze omgang met mensen moeten we ons ervan bewust zijn dat de mens geschapen is naar Gods beeld. In Gen. 1:26 lezen we: 'En God zeide: Laat Ons mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis.' De mens als beeld van God brengt zijn hoge afkomst tot uitdrukking. Als schepsel van God heeft de mens hoge waarde. Ook na de zondeval van de mens wordt in de Bijbel op de waardigheid van elk mens als beeld van God gewezen. In Genesis 9 vers 6 lezen we namelijk dat we de mens niet mogen doden, omdat God de mens naar Zijn beeld heeft gemaakt.

Als beeld van God zijn alle mensen gelijkwaardig. De Bijbel biedt geen ruimte voor het spreken over tweede- of derderangs mensen. De ene mens is niet minder waard dan de ander. Niemand mag op welke grond dan ook achtergesteld worden bij anderen. De gelijkwaardigheid van alle mensen is dus een bijbelse waarde. Ook de overheid ziet gelijkwaardigheid als een belangrijke kernwaarde die door het onderwijs moet worden overgedragen. Uit de gelijkwaardigheid vloeit voort dat we respect moeten hebben voor ieder mens als beeld van God. De diversiteit in onze samenleving is groot. Wij behoren onze naaste ongeacht ras, godsdienst of nationaliteit respectvol te behandelen.

We moeten ons ook waardig gedragen tegenover mensen die er een onbijbelse levenswijze op na houden. Dit betekent niet dat we de zondige leefwijze en gedragingen van deze mensen moeten goedkeuren of accepteren. In contacten met hen is het onze opdracht op een respectvolle wijze uit te leggen waarom we hun levenspraktijk afwijzen. We hebben hier te maken met mensen die een onsterfelijke ziel hebben en die net als wij eenmaal geopenbaard zullen worden voor de rechterstoel van Christus. Wanneer het ons werkelijk om het welzijn van onze naaste is te doen, wijzen wij hen erop dat het gehoorzamen aan Gods geboden heilzaam en zegenrijk is. Wij mishandelen homoseksuelen niet, zoals dat regelmatig in ons land gebeurt. Ook gooien wij hen niet van een flatgebouw zoals radicale moslims daartoe oproepen. Dit betekent dat we verdraagzaam zijn tegenover andersdenkenden. Ook dat is een basiswaarde die scholen van de overheid moeten bevorderen.

De overheid verwacht van het onderwijs dat kinderen zich leren gedragen vanuit het respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen (zie kerndoel 37). Dit kerndoel kan voor problemen zorgen. Een algemeen aanvaarde norm is namelijk het verbod om te discrimineren. Dat discriminatie verwerpelijk is, wordt als het goed is op onze scholen door iedereen gedeeld. Discriminatie is het maken van ongeoorloofd onderscheid. Over wat ongeoorloofd is, lopen de meningen echter uiteen.
In ons land waarin het gelijkheidsdenken dominant aanwezig is, is bijna elke vorm van onderscheid discriminerend. De meerderheid van de Nederlandse samenleving vindt het hebben van een homoseksuele relatie aanvaardbaar en beschuldigt de minderheid die homoseksualiteit afwijst van discriminatie. We moeten er dus op rekenen dat we op dit punt in de toekomst steeds vaker ter verantwoording kunnen worden geroepen. Laten we ons hiervan bewust zijn en zorgvuldig onderscheid blijven maken tussen de mens en de praxis. Of zoals ds. P. Zandt het eens zei: 'Hard voor de zonde, mild voor de zondaar.' Hoe zorgvuldig we ook communiceren, het blijft mogelijk dat we worden aangeklaagd en voor de rechter moeten verschijnen.

Omgang met moslims
Uit onderzoek is gebleken dat veel jongeren uit onze gezindte negatief staan tegenover allochtonen en dan in het bijzonder tegenover moslims onder hen. Wilders is een man die ook onder onze jongeren en zelfs onder volwassenen grote populariteit geniet. Enerzijds is dat te begrijpen, omdat hij zich terecht inzet om de islamisering van onze samenleving tegen te gaan. Anderzijds getuigt de wijze en de toon waarop hij dit doet niet van een bijbelse omgang met andersdenkenden.
Moslims zijn ook mensen en geen ongedierte. We moeten ons ook bewust zijn dat veel kritiek op de islam voortkomt uit een antigodsdienstige gezindheid. Men wil ten diepste niet alleen de islam uit het publieke domein terugdringen, maar ook de ruimte voor andere godsdienstige overtuigingen inperken. Dat de SGP geen subsidie meer krijgt, is wat dat betreft een teken aan de wand. We moeten daarom voorzichtig zijn en mensen als Wilders niet te snel als onze bondgenoot zien.

Het aantal moslims in ons land groeit nog steeds. Van moslims mogen we verwachten dat ze actief meewerken aan hun inburgering in de Nederlandse samenleving. Het is belangrijk dat zij de Nederlandse taal kennen en op de hoogte zijn van de Nederlandse wet- en regelgeving en zich daaraan houden. In de eerste plaats wordt dus van de moslims inspanning verwacht om te integreren. Toch denk ik dat het ook belangrijk is dat wij en onze kinderen kennis hebben van de islamitische godsdienst en cultuur. In een pluriforme maatschappij is het belangrijk dat er begrip is voor elkaar. Begrip voor anderen betekent dat je probeert te begrijpen waarom mensen bepaalde denkbeelden of gewoonten hebben. Wat is de achtergrond daarvan? Waarom zijn die denkbeelden en gewoonten belangrijk voor hen? Begrip is ook een kernwaarde die scholen moeten bevorderen. Om begrip te kunnen tonen voor moslims, is enige basiskennis van de islam nodig.

Kennis van de islam is ook nodig om onjuiste opvattingen over de islam en verwerpelijke vergelijkingen tussen islam en christendom te kunnen weerleggen. We moeten allemaal weten dat sinds de opkomst van de islam in de zevende eeuw in naam van Allah grote delen van de wereld zijn veroverd en dat terroristische aanslagen met een beroep op de koran worden gelegitimeerd. Op elke moslim rust de plicht om het gebied waarop de islamitische wetgeving geldt uit te breiden. Eén van de middelen daarvoor is de jihad. Een belangrijk verschil tussen christendom en islam is dat christenen niet met geweld en dwang anderen tot het christelijk geloof willen bekeren. Een ander verschil betreft de positie van de vrouw. Binnen de islamitische gemeenschap wordt de vrouw als het bezit van de man gezien. De Bijbel leert daarentegen dat man en vrouw gelijkwaardig zijn.

Organiseren van contacten
Het kan ook zinvol zijn om in schoolverband contacten met andersdenkenden te organiseren. Dergelijke contacten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van vooroordelen. Niet alleen over moslims, maar ook over reformatorische mensen en leerlingen bestaan vooroordelen. Wederzijdse contacten kunnen helpen om inzicht te krijgen in eikaars diepste drijfveren. Deze ontmoetingen kunnen ook bijdragen aan het leren omgaan met verschillen. Onze kinderen moeten worden voorbereid om als christelijke minderheid te participeren in een pluriforme samenleving. Uiteraard moeten interculturele contacten er niet toe leiden dat we de universele gelding van het Woord van God relativeren. Mensen zijn gelijkwaardig, maar godsdiensten niet.

Belangrijke vraag is vanaf welke leeftijd onze kinderen in schoolverband in contact moeten worden gebracht met andersdenkenden. Laten we bij de beantwoording van die vraag bedenken dat het voorkomt dat onze kinderen al op jonge leeftijd andersdenkenden op negatieve wijze benaderen. We moeten daarom niet te laat beginnen met het leren omgaan met andersdenkenden. Daarbij komt dat in de Wet op het primair onderwijs is vastgelegd dat leerlingen moeten kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdsgenoten.

Zorg voor de naaste
Christelijk burgerschap moet ook tot uitdrukking komen in zorg voor de naaste. In Galaten 6:10 lezen we de opdracht goed te doen aan alle mensen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs. De overheid probeert de verantwoordelijkheid voor ondersteuning en zorg voor mensen met beperkingen steeds meer bij de samenleving neer te leggen. Er is een Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gekomen waarin van hulpbehoeftige mensen wordt verwacht dat ze zoveel mogelijk in hun eigen omgeving zoeken naar mogelijkheden voor hulp en ondersteuning. Ook voor ons ligt hier een grote verantwoordelijkheid. Kennen wij onze buren? Weten wij of zij hulp nodig hebben? Op ons allemaal rust de plicht om onze naaste te helpen. Calvijn wijst erop dat onze barmhartigheid zich niet moet beperken tot vrienden of bloedverwanten, maar tot het gehele mensdom.

De christenen ten tijde van de Vroege Kerk stonden erom bekend dat hun barmhartigheid niet beperkt bleef tot de christenen onderling, maar gericht was op de hele samenleving. Tijdens de pestepidemieën organiseerden christenen de hulpverlening. Zij verzamelden voedsel, geld en klederen en verzorgden de zieken. Door hun hulp kwam het voor dat christenen zelf besmet raakten en stierven. De hulpvaardige houding van de christenen heeft bij de heidenen grote bewondering opgewekt. Het is ook een belangrijke impuls geweest voor de uitbreiding van het christelijk geloof in de eerste drie eeuwen.

In de eerste plaats is het de taak van de ouders hun kinderen een dienstbare houding aan te leren en ze daarin voor te gaan. Ouders kunnen kinderen stimuleren bij de oude buurman of buurvrouw handen spandiensten te verrichten. Maar ook in het onderwijs aan onze kinderen is het belangrijk aandacht te besteden aan de bijbelse plicht om onze naaste te helpen. Wellicht kunnen onze scholen ook in klassikaal verband iets betekenen voor mensen in de wijk waar de school staat. Op die manier kunnen kinderen van jongs af aan een houding aanleren om dienstbaar te zijn aan de samenleving. Een bijkomend voordeel is dat dit een positieve bijdrage kan leveren aan de beeldvorming over ons en onze scholen.

6. Staatsburgerschap
Wat betreft het staatsburgerschap wil ik ingaan op onze houding tegenover de overheid, politieke participatie en onze visie op de democratie.

Houding ten opzichte van overheid
Christelijk burgerschap moet tot uitdrukking komen in eerbied voor, gehoorzaamheid aan en gebed voor de overheid. In Romeinen 13 kunnen we lezen dat de overheid door God is ingesteld. Dit betekent dat we eerbied moeten hebben voor de overheid en overheidsdienaren. De overheid is immers Gods dienares. In onze houding tegenover de overheid moet dit ook tot uitdrukking komen. Enige tijd geleden noemde kamerlid Wilders minister Vogelaar vanwege uitspraken die zij gedaan heeft over de islam knettergek. Het lijkt erop dat dergelijke uitdrukkingen ook onder ons steeds normaler worden gevonden. We moeten ons dan wel realiseren dat een minister drager van een ambt is, een overheidsambt, waarvan we belijden dat het door God is ingesteld. Ambtsdragers hebben we dan ook de verschuldigde eerbied te bewijzen. Kritiek op de overheid mag, maar alleen op een toon en wijze die recht doet aan de waardigheid van het overheidsambt.

We moeten de overheid niet alleen de vereiste eerbied betonen, maar ook gehoorzamen. Als de overheid iets van ons vraagt, moeten we daaraan op een loyale wijze meewerken. Dit geldt niet alleen voor het betalen van onze belasting en het naleven van de verkeersregels, maar ook voor de naleving van wetgeving op het gebied van het onderwijs. Alleen wanneer de overheid ons wil verplichten iets te doen dat in strijd is met Gods Woord, dan moeten we Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen (Hand. 5:29). We mogen deze bijbeltekst niet lichtvaardig toepassen. In een concrete situatie moeten we zorgvuldig onderzoeken of de Bijbel ons verplicht tot ongehoorzaamheid. Wanneer we in het verleden ontwikkelingen als onbijbels hebben afgewezen en daarop later terugkomen, doet dat afbreuk aan onze geloofwaardigheid.

De overheid moet ook een plaats hebben in ons gebed. Paulus schrijft hierover in zijn eerste zendbrief aan Timotheüs: 'Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen; voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in allegodzaligheid en eerbaarheid.' Paulus schrijft dit in een tijd waarin er een Godevijandige regering was. Calvijn zegt ervan dat God overheden tot bewaring van het menselijk geslacht geschapen heeft en hoewel velen ontaarden en afwijken van de ordening Gods, zo moeten wij niet aflaten wat van God is, lief te hebben en te begeren dat het welvare. Zoals wij om voedsel bidden, moeten wij de Heere bidden dat onze overheid de onderlinge vrede tussen mensen bevordert, de christelijke godsdienst beschermt en de openbare eerbaarheid bewaakt. Het gebed voor de overheid is dus niet alleen voorbehouden aan de dominee of ouderling op zondag in de kerk, maar is een bijbelse plicht die op ons allen rust.

Politieke participatie
Omdat de overheid een goddelijke instelling is, moeten christenen ook ten principale bereid zijn politieke verantwoordelijkheid te dragen. Ds. Kersten heeft in de vorige eeuw een krachtig appel gedaan om politiek actief te zijn. Hij leefde in een tijd waarin velen weinig ophadden met de politiek. Deze houding vinden we ook in onze tijd. Daarom moeten wij onze kinderen politiek verantwoordelijkheidsbesef bijbrengen. De betrokkenheid bij het werk van kiesverenigingen is minimaal. Het wordt steeds moeilijker om kandidaten te vinden voor het vervullen van bestuursfuncties en het zitting nemen in gemeenteraden of provinciale staten. Het is ook belangrijk dat christenen in maatschappelijke organisaties actief zijn. Ook van daaruit kan invloed worden uitgeoefend op het overheidsbeleid.

Ds. Kersten hekelde tijdens de oprichtingsvergadering van de SGP de halfslachtigheid en onverschilligheid die hij in zijn achterban zag tegenover het landsbelang. Hij vergelijkt hen die zich distantiëren van het politieke leven met Ruben die niet met Debora ten strijde was getrokken tegen Sisera en de Kanaanieten (Richt. 5:16). In bevlogen woorden wees hij de mensen terecht die klaagden over de zondige regering en te vroom waren om mee te doen aan de stembusstrijd. Deze lauwheid stelt ons volgens ds. Kersten schuldig aan de samenstelling van een Gode vijandige regering. 'Weet toch', zegt ds. Kersten, 'welke heilige belangen aan de politieke strijd zijn verknocht. Het gaat om de christelijke grondslagen van ons volksleven: huwelijk, gezin, gezagsvraagstuk, godsdienst. Zouden we niet pal staan om te verdedigen de geestelijke erfenis van onze voorouders. Zouden we niet verdedigen wat twaalf eeuwen Christendom ons nagelaten hebben?' Laten we de oproep van ds. Kersten ook in onze tijd ter harte nemen en onze kinderen de noodzakelijke kennis, vaardigheden en houding aanleren, zodat zij in staat zijn actief te participeren. Er zijn veel mogelijkheden om onze maatschappelijke en politieke betrokkenheid tot uitdrukking te brengen, waarvan er ook helaas onbenut blijven. Denk bijvoorbeeld aan de inspraakmogelijkheden op gemeenteraadsvergaderingen.

Houding ten opzichte van democratie
Uit recent onderzoek blijkt dat de helft van de Nederlanders bezorgd is over het voortbestaan van onze democratie. Enerzijds wordt deze bezorgdheid veroorzaakt doordat mensen steeds minder politiek actief zijn. Anderzijds neemt het aantal mensen in ons land toe dat opgegroeid is in een dictatuur. Minister Ter Horst heeft al aangegeven positief te staan tegenover een voorstel om onze kinderen van jongs af aan een democratische gezindheid bij te brengen. Het is belangrijk hierover ook binnen het christelijk onderwijs na te denken.

Wanneer we in het onderwijs onze kinderen moeten uitleggen wat een democratie is en hoe we deze hebben te waarderen, kunnen we de democratie plaatsen tussen anarchie en tirannie. Weet u wat de slechtst denkbare samenleving is? Dat is een samenleving waar geen recht en orde heerst, kortom een anarchie. In het bijbelboek Richteren lezen we wat een anarchie inhoudt: 'In diezelve dagen was er geen koning in Israël; een iegelijk deed, wat recht was in zijn ogen.' In een anarchie steken moord, roof, doodslag en plunderingen de kop op (Rwanda, Somalië). Het gevolg is dat mensen niet meer de straat op durven en de samenleving in elkaar stort. Een anarchie is onleefbaar. Het is niet voor niets dat Calvijn zegt dat we beter een slechte overheid kunnen hebben dan geen overheid.

Van een tirannie, een dictatuur is sprake wanneer er een sterke overheid is die de onderdanen onderdrukt, uitbuit en wellicht zelfs vermoord. Het kenmerk van een tirannie is dat burgers geen rechten hebben, ze zijn overgeleverd aan de grenzeloze willekeur van de machthebber. Denk aan islamitische landen waar anti-bekeringswetten zijn en mensen worden gevangengenomen als ze afvallen van het islamitisch geloof of waar mensen met afwijkende opvattingen worden vervolgd.

Hoe kunnen we de kans op een anarchie en een tirannie minimaliseren? Dat kan door de macht in een staat te verdelen over meerdere organen. De mens is van nature jaloers, achterdochtig en machtsbelust. De fouten en gebreken van mensen maken dat het beter is dat de macht verdeeld is en meerdere mensen het land regeren. Dat is in essentie wat in onze democratie gebeurt. Dat is ook de reden waarom Calvijn in zijn 'Institutie' positief over de democratie spreekt. Wanneer we de democratie op deze wijze positioneren, kunnen we haar positief waarderen.

Bijbels-genormeerde politiek
Regelmatig kom je in de media berichten tegen van mensen uit onze achterban die zich ongenuanceerde uitspraken over de democratie veroorloven. We horen dan dat we in plaats van een democratie moeten streven naar een theocratie. Wanneer we in onze tijd dergelijke uitspraken doen, moeten we niet vreemd opkijken dat er parallellen worden getrokken tussen orthodoxe christenen en de islam. Anno 2007 wordt theocratie onlosmakelijk in verband gebracht met radicale moslims die met geweld en dwang hun gedachtegoed willen opleggen aan andersdenkenden. Het zal u duidelijk zijn dat christenen niet met geweld en dwang het christelijk geloof verbreiden. Wij mogen geen aanleiding geven tot misverstand hierover. En dat doen we door onjuiste tegenstellingen te creëren tussen theocratie en democratie.

Het gaat uiteindelijk om de vraag welke normen binnen de democratie tot uitgangspunt worden genomen. Binnen ons democratisch bestel streven christenen naarbijbels-genormeerd beleid. Dit streven wordt ook wel aangeduid als theocratische politiek. Van een tegenstelling met democratie is hier geen sprake. Theocratische politiek, ofwel bijbels-genormeerde politiek is een alternatief voor liberale of socialistische politiek. Omdat de aanduiding theocratische politiek in onze tijd meer verwarring schept dan duidelijkheid biedt, lijkt het mij beter om in navolging van ds. Kersten de term theocratie in dit verband niet te gebruiken en in het onderwijs aan onze kinderen gewoon te spreken over bijbels-genormeerde politiek.

7. Tot slot
Johannes de Swaef zegt in zijn boek 'De Geestelijke Kwekerij' dat een schoolmeester de opdracht heeft de kinderen recht en wel te onderwijzen in goede kunsten en zeden, dat ze later goede burgers en lidmaten van de gemeente van Christus zullen wezen. Het is de taak van het onderwijs om onze kinderen voor te bereiden op hun functioneren in de maatschappij, om ze dienstbaar te leren zijn voor de samenleving en ze op een respectvolle wijze te leren omgaan met andersdenkenden. Het is belangrijk dat onze kinderen weten wat hun bijbelse opdracht op aarde is.
Ds. Kersten riep in de vorige eeuw de bevindelijk- gereformeerden op de moed te hebben te zeggen wie zij zijn. Met andere woorden om een lichtend licht en een zoutend zout te zijn. Hij voelde zich geroepen zich te verzetten tegen de lijdelijkheid en wereldmijdende houding van zijn achterban. Volgens ds. Kersten lag de roeping van de christen midden in de maatschappij en niet in het isolement: 'Wat deden wij voor de maatschappij? Doordat wij niet deden, wat wij geroepen waren te doen, daardoor desorganiseerde de maatschappij en kreeg de wereld de overhand'. Het is de opdracht en verantwoordelijkheid van het christelijk onderwijs onze kinderen te leren hun roeping in de maatschappij te verstaan. Maar het is ook nodig onze kinderen te wijzen op de noodzaak door genade te mogen weten burger te zijn van de stad die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is (Hebr. 11:10).

(Tweede deel van de lezing, gehouden op de Onderwijsdag van het Ds. G.H. Kerstenonderwijscentrum, 2 november 2007)

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2008

Criterium | 52 Pagina's

Burgerschap in het primair onderwijs (2)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2008

Criterium | 52 Pagina's