Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verantwoord werken aan betere opbrengsten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verantwoord werken aan betere opbrengsten

…en zegen onze vlijt

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opbrengstgericht werken, u allen kent deze term. Het is anno 2010 één van de leidende principes van het onderwijsbeleid van de overheid. De onderwijsinspectie rekent u, besturen directeuren en leerkrachten, daar op af. En we zijn er nog lang niet, want volgens het laatst verschenen onderwijsverslag werkt nog maar een kwart van de basisscholen opbrengstgericht.1 Het opbrengstgerichte denken heeft ons, mede dankzij de niet aflatende druk van de onderwijsinspectie, in zijn greep gekregen en dit is de aanleiding dat we hier vandaag zitten. Om ons te bezinnen hoe we op een verantwoorde wijze hier mee om kunnen gaan. Ligt hier voor ons een opdracht? En zo ja, wat betekent dat dan voor onze dagelijkse onderwijspraktijk, voor ons dagelijks handelen?

Waar gaat het nu precies om, als we het hebben over ‘opbrengstgericht werken’? Het al eerder aangehaalde onderwijsverslag geeft er de volgende definitie van: ‘het systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van prestaties’.2
Deze benadering, waarbij de nadruk wordt gelegd op het maximaliseren van prestaties, heeft inmiddels op zijn minst vraagtekens opgeroepen. Zo schreef dr. S.D. Post in zijn column Welbeschouwd in het Reformatorisch Dagblad van vrijdag 14 mei jl. ‘Sinds scholen systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van prestaties gaat het mis. Scholen die onder de maat presteren, moeten zich focussen op het verbeteren van de prestaties, daarover geen misverstand, aldus Post, maar als scholen die voldoende presteren daarop hun energie gaan richten, raken ze het spoor bijster. Ondanks het feit dat leerprestaties belangrijk zijn.’3 Een aantal lezers, wellicht ook onder ons, heeft bij het lezen van deze woorden naar de schaar gegrepen en het knipsel met een voldaan gevoel de daarop volgende maandagmorgen op het prikbord in de personeelkamer geprikt.
Op hogeschool De Driestar in Gouda werd de mening van Post echter niet gedeeld. Lector dr. B. de Muynck en de heer J. Voorthuyzen schreven naar aanleiding van hun ervaringen met opbrengstgericht werken: ’Tot onze verrassing heeft de gerichtheid op goede resultaten geleid tot een positief effect op de leerresultaten en op het werkplezier van de leerkrachten.’ Waarop de heer Post reageerde met de woorden: ‘Op zo’n school zou ik willen werken.’4
Ik laat deze discussie even voor wat ze is en wil met u nader ingaan op de vraag: ‘En op welke school zou ik willen werken?’ - Overigens is de heer Post geen draaitol, zo u mogelijk uit mijn woorden zou kunnen concluderen. Ik kom er straks op terug.

Graag wil ik mij met u bezinnen op de vraag welke houding wij aan moeten nemen als het gaat over opbrengstgericht werken én denken; let wel, het gaat hier om een attitude. Is zo’n opbrengstgerichte houding in strijd met de grondslag van ons onderwijs of vraagt een christelijke school juist om zo’n houding?
Met mijn collega Bolier heb ik afgesproken dat ik op deze vraag bezinnend zal ingaan, terwijl hij daarna zal ingaan op wat dat voor de dagelijkse praktijk betekent. Ik wil, om de zojuist gestelde vraag te kunnen beantwoorden met u allereerst nagaan wat de overheid bedoelt met opbrengstgericht werken en daarna stilstaan bij de vraag of we daar in onze christelijke school gestalte aan kunnen en mogen of zelfs moeten geven.

Opbrengstgericht werken is een term die, wellicht verrast het u, al wat langer binnen het onderwijs circuleert. Medio 1995, dus nu 15 jaar gelden, verscheen van de hand van de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs, mevrouw Netelenbos, de nota Een impuls voor het basisonderwijs. De nota bevatte een aantal voorstellen om een meer opbrengstbewuste cultuur binnen basisscholen tot stand te brengen. In 1999 verscheen het lijvige CPB rapport Scholen onder druk, waarin een toenemende druk tot resultaatgerichtheid op het onderwijs gesignaleerd werd. Het waren met name de Vrije Scholen en de Jenaplanscholen die als eerste hiertegen in opstand kwamen. Ze streven in hun onderwijs nadrukkelijk naar de ontplooiing van de persoonlijkheid van het kind en dat botst met een opbrengstgerichte benadering. Men is bij de traditionele vernieuwingscholen wars van testen en toetsen, waarmee we de prestaties van de leerlingen kwantificeerbaar en meetbaar maken. Wat men ook op deze scholen tegen heeft, men kan ze niet verwijten dat ze de geest van het opbrengstgerichte denken niet gepeild hebben. We voelen toch allemaal wel aan dat aan ‘het systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van prestaties’ de maakbaarheidgedachte ten grondslag ligt. Alsof de school een beursgenoteerd bedrijf is, dat maximaal moet renderen.
In een van zijn laatste bijdragen als lid van de Tweede Kamer heeft onze Van der Vlies daar bij de behandeling van de referentieniveaus voor taal en rekenen ook op gewezen. Hij zei toen het volgende: ‘Toch baart de ambitie van de regering zorgen, bijzonder de inkleuring met het opbrengstgericht werken. Zo zei staatssecretaris Dijksma in het overleg van 9 december: “Opbrengstgericht werken vraagt een andere manier van kijken naar kinderen en van kijken naar jezelf.”
Dat is een opmerkelijke zin, die nogal wat implicaties heeft’, aldus Van der Vlies.5

Mag je op deze wijze opbrengstgericht werken op een christelijke school? Met de maximalisatie van de prestaties als doel? Mijn antwoord daarop is: nee.
Wie deze vorm van opbrengstgericht werken tot het ultieme doel van het christelijk onderwijs verheft, handelt in strijd met de grondslag van de school. Op zo’n school zijn leerkrachten bedrijfsleiders geworden en verzaken ze hun plicht als pedagoog. Post zei het in zijn column zo: ‘Ze (de leerkrachten) zijn het onderwijs niet ingegaan om een maximale opbrengst van de school na te streven; zij hebben dit pittige beroep gekozen omdat ze hart hebben voor kinderen.’

Uw basishouding als leerkracht, als pedagoog, als opvoeder, dient een geheel andere te zijn. Het is uw taak de aan uw zorgen toevertrouwde kinderen in overeenstemming met Gods Woord en de daarop gegronde belijdenisgeschriften te leiden, te vormen en hulp te verlenen en daarmee de grondslag te leggen voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs, zodat de kinderen hun taak en opdracht in kerk, gezin en maatschappelijke samenleving zoeken te vervullen naar de eis van Gods Woord. Van u wordt kortweg gezegd verwacht, dat u door uw onderwijs het kind als persoonlijkheid vormt én dat u het kind kennis en vaardigheden bijbrengt die het kind in staat stellen om het bij zijn niveau passende voortgezet onderwijs te volgen.

Een van de aspecten van de vorming van de persoonlijkheid is de vorming van het karakter. Te denken valt aan het leren gehoorzamen van de leerlingen, aan het voorbeeld van de leerkracht. Allebei zaken die karaktervormend kunnen werken. In het kader van het thema van deze dag vraag ik nu met name de aandacht voor het bijbrengen van een Bijbelse arbeidsethos. Dat is ook karaktervormend. Bij arbeidsethos gaat het om de mentale houding ten aanzien van de plicht tot het verrichten van arbeid. ‘Denk erom dat je best doet’, zei vroeger mijn moeder tegen me, als ik naar school ging. De opstellers van de Heidelbergse Catechismus hebben dat Bijbels, dat calvinistisch arbeidsethos zo verwoord in vraag en antwoord 124: ‘opdat alzo een iegelijk zijn ambt en beroep zo gewilliglijk en getrouwelijk moge bedienen en uitvoeren als de engelen in den hemel doen.’

Die eis ligt op u als leerkracht (let wel!) en op het kind als leerling. Concreet betekent dit dat u van elke leerling, niet alleen mag, maar ook móet vergen dat hij presteert overeenkomstig zijn talenten. Een christelijke school is het aan haar grondslag verplicht op een verantwoorde wijze te streven naar op basis van de leerling- kenmerken te verwachten prestaties. Er dienen –om dat woord dan maar te gebruiken– opbrengsten gerealiseerd te worden passend bij het niveau van de leerlingen. Een zogenaamde onderpresteerder mag op onze school niet voorkomen; of hij nu minder begaafd of hoogbegaafd is. En u als leerkracht mag evenmin een onderpresteerder zijn. Hier ligt een opdracht tot verantwoord opbrengstgericht werken voor bestuur, directie, leerkrachten en leerlingen; ieder vanuit zijn verantwoordelijkheid.
We moeten onze leerlingen, om dat ouderwetse woord maar eens te gebruiken, aansporen tot vlijt. Het woord ‘vlijt’ komt op de meeste rapporten nog voor, denk ik, in het rijtje: gedrag-vlijt-netheid. Het rijtje staat naar mijn gevoel nog op een rapport als een soort herinnering aan een ver verleden, toen we het ook hadden over rust-reinheid-regelmaat. Het rijtje staat er nog wel, maar doet er veel minder toe dan de cijfers voor rekenen en taal en noemt u maar op.
Ik wil pleiten voor een herwaardering voor het begrip ‘vlijt’. Het moet symbool gaan staan voor ‘je best doen’, ‘presteren overeenkomstig je talenten’, ‘geen onderpresteerder zijn’, of om het actueel te duiden: ‘een opbrengstgerichte werker zijn’. Het moet weer een van de belangrijkste cijfers van je rapport worden.
De waardering waar vader en moeder het eerst naar kijken, omdat ze weten en beseffen dat het daar om gaat in de school.
Eveneens wil ik ervoor pleiten dat vlijt ook op de agenda komt van het beoordelingsgesprek dat de directeur met zijn personeelsleden voert. Ook van de leerkrachten mag/moet een Bijbels arbeidsethos verlangd worden.
Zo vertaald is opbrengstgericht werken geen doel, maar plicht en middel. Een middel tot karaktervorming, tot Bijbels, calvinistisch arbeidsethos. ‘Op zo’n school zou ik willen werken’, zegt Steef Post, en ik zeg het hem na. Zo’n school vraagt niet alleen van zijn leerlingen ijver, maar ook van zijn leerkrachten. Op zo’n school wordt op een verantwoorde wijze aan betere opbrengsten gewerkt.
Opbrengstgericht werken betekent tenslotte op de christelijke school: bidt en werkt.
En zegen onze vlijt, zij onze bede; en de middelen die wij gebruiken.

(Lezing van dr. L.D. van Klinken gehouden op de conferentie opbrengstgericht werken d.d. 29 september 2010)

Noten
1. De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2008/2009, pag. 18.
2. Idem, pag. 17.
3. Reformatorisch Dagblad, 14 mei 2010.
4. Idem, 11 juni 2010.
5. www.sgp.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2011

Criterium | 32 Pagina's

Verantwoord werken aan betere opbrengsten

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2011

Criterium | 32 Pagina's