Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onderwijs vormt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onderwijs vormt

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Onderwijsraad heeft een advies uitgebracht over de vormende functie van het onderwijs aan de Eerste Kamer met het verzoek hiervoor bezinnende bijeenkomsten te organiseren. De nadruk ligt nu heel sterk op opbrengsten. Vorming zou wel eens vergeten kunnen worden. De Onderwijsraad laat zien dat het streven naar opbrengsten samen kan gaan met vorming. Wat is vorming en hoe zou dit in het onderwijs gestalte kunnen krijgen? Op deze en andere vragen ga ik hierna in en sluit af met een conclusie.

Vorming in het onderwijs
Vorming heeft te maken met het verwerven van (hogere) cultuur. Het is verbonden met vormings- en vakgebieden die niet alleen tot doel hebben in te wijden in bepaalde kennisdomeinen, maar ook de persoonlijkheid te vormen en te beschaven. Bij vorming gaat het er allereerst om dat de gevormde zich op een bepaalde manier gaat verhouden tot datgene wat in en door opvoeding en onderwijs geleerd is. Het wordt wel genoemd de ontwikkeling van een zelfstandig en kritisch denkende en handelende persoonlijkheid.

Ik geef hierna eerst enkele conclusies en aanbevelingen van de Onderwijsraad weer.
Het is in het onderwijs altijd zo dat ook zonder vooropgezette bedoeling de leerkracht vormend bezig is.
Leraren hebben een voorbeeldfunctie. Ze zouden zich meer bewust moeten zijn dat ze een taak hebben bij de vorming van de leerlingen. Tijdens de lessen godsdienst, geschiedenis en filosofie zou dat kunnen maar ook bij andere vakken. Leraren die de buitenwereld in hun lessen betrekken en ingaan op vragen van leerlingen, vormen daardoor, maar zeker ook door de manier waarop ze omgaan met leerlingen.
Momenteel gaat er veel aandacht naar kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het economisch succesvol functioneren. Dat is belangrijk maar scholen moeten hun leraren ook in staat stellen hun vormende rol goed te vervullen, zegt de Onderwijsraad. Het is belangrijk te zorgen voor een heldere pedagogische visie waaraan alle betrokkenen zich verbinden. Een goed pedagogisch klimaat is ook voorwaarde voor vorming. Het onderwijs moet zo georganiseerd zijn dat het ruimte biedt voor persoonlijke contacten tussen leraar en leerling. Dit vraagt doorgaans om kleinschalig onderwijs. Vorming staat niet los van of is niet tegengesteld aan het werken aan goede leerprestaties. Vorming zal in de praktijk vaak plaats vinden in de overdracht van vakkennis. Een leraar die met gedrevenheid zijn vak geeft, kan tot hoge prestaties brengen en tegelijk een belangrijke vormende rol vervullen.

De omstandigheden voor vorming zijn niet gunstig.
Brede vorming zoals die vroeger werd voorgestaan in het onderwijs, heeft in belangrijke mate plaats gemaakt voor de nuttige voorbereiding op maatschappij en beroep. Vorming lijkt vooral een plaatsje te krijgen in maatschappelijke stages en burgerschapsvorming. Onderwijs heeft een taak in de kenniseconomie. Er is grote aandacht voor opbrengstgericht werken waarin vooral het meetbare resultaat lijkt te tellen. Kennis moet bruikbaar, effectief en maatschappelijk relevant zijn. Leren wordt opgevat als ‘leren leren’ of ‘levenslang leren’ waarbij de nadruk ligt op flexibiliteit en het aanpassingsvermogen aan voortdurend wisselende omstandigheden en ontwikkelingen. Traditie en culturele bagage vormen bij dit alles eerder een last dan een voordeel. Leerlingen lijken helemaal niet te zitten wachten op klassieke vorming.

Toch is het nodig dat ze niet alleen beheersingskennis, gericht op het zich eigen maken van de nodige technische vaardigheden, hebben maar ook oriënteringskennis. Kennis om je te oriënteren in deze samenleving, die te maken heeft met doel en richting van ons bestaan, inzicht in goed en kwaad, onderscheid tussen zin en onzin, wijsheid en dwaasheid. Deze kennis geeft ook kritisch inzicht in de beperkingen van een technocratische cultuur. Een goede voorbereiding op samenleving, economie en arbeidsmarkt is nodig, maar mag niet alles bepalend zijn. Als dat wel zo is, wreekt dit zich als de jachtigheid en stress van het werk te veel worden. Wie niet al zijn kaarten gezet heeft op snel succes zal beter stand kunnen houden in de gejaagde sfeer van economie en markt, zegt dr. P. Vos in een essay over vorming. Wiskunde, biologie, natuur- en scheikunde leggen het menselijk leven wel in technische zin bloot, maar geven geen antwoord op vragen naar de zin van het leven.
Dr. Derkse wijst er ook op dat de vraag wat nuttig is voor het toekomstig economisch en maatschappelijk functioneren wel zinnig is, maar ondergeschikt zou moeten zijn aan de vraag naar de innerlijke waarden waarop dit nuttige is gericht. Het onderwijs is vooral gericht op het meetbare, het functionele dat wil zeggen op het uitwendige, terwijl het vooral zou moeten gaan om het innerlijke. De opvatting dat onderwijs allereerst gericht moet zijn op toepassing in het latere beroep is kortzichtig. Het blijkt dat hooggeschoolde vakmensen als ingenieurs, juristen en chemici zo’n vijftien jaar na hun afstuderen niet meer allereerst in het eigen vakgebied actief zijn.
Vorming is dus nodig, maar niet eenvoudig, zoals ook mevr. Ten Dam, voorzitter van de Onderwijsraad, zegt. “Van vanzelfsprekende inlijving in vastomlijnde tradities is voor velen geen sprake meer.” De docent moet een goede pedagogische relatie hebben met zijn leerlingen. Hij heeft dus interesse in het wel en wee van hen. Hij heeft ook enig inzicht in de leefwereld van leerlingen en moet beseffen dat de vorming voor een niet onbelangrijk deel plaats vindt in een ruimte die zich onttrekt aan de traditionele opvoedinstanties als gezin, school en kerk. Jongeren leiden een tamelijk zelfstandig leven in een eigen ‘zelfwereld’. Die wereld lijkt tot stand te komen onder invloed van leeftijdgenoten, media en muziek. Het oordeel en de waardering van leeftijdgenoten speelt daarin een grote rol.
Ze zijn kwetsbaar en vaak onzeker en hebben de steun van volwassenen hard nodig. Persoonlijk en begripvol contact tussen leraar en leerling kan een verbinding zijn om te brengen tot waardevolle bronnen. Die kunnen vaak alleen maar worden ontsloten als leraren in hun verhalen weten aan te sluiten bij de leefwereld van jongeren. Behalve die verhalen heeft het al een grote vormende werking als een docent op een beslissend moment aandacht toont voor de leerling die vastloopt met een vak, thuis problemen heeft of bij onzekerheid de bevestiging van een volwassene nodig heeft.
Vos benadrukt dat het niet bij overdracht van waarden en normen kan blijven. Het oordeelsvermogen zal ontwikkeld moeten worden. Een goed gevormde persoonlijkheid moet zelf afwegingen kunnen maken en wat zich in de samenleving allemaal aandient, op zijn waarde kunnen beoordelen. Dit is in zekere zin wel waar, maar niet op de manier zoals het vaak wordt opgevat en door Kant werd gezegd: Bedien je van je eigen verstand als uitdrukking van de ware mondigheid van de verlichte geest.

Beoordeling
We kunnen het wel eens zijn met de oproep van de Onderwijsraad aan alle betrokkenen om stil te staan bij de invulling van de vormingstaak. De voorzitter van deze raad zegt terecht dat kwaliteit breed moet worden opgevat. Denk aan burgerschap en integratie, maar ook vorming hoort bij goed onderwijs. Christelijke scholen op gereformeerde grondslag zullen dat graag onderschrijven. Zulke scholen zouden planthoven van de gemeente moeten zijn.
Dr. Derkse en dr. Vos hebben het belang van vorming wel goed ingezien. Dr. Derkse ziet hierin ook een rol voor oude tradities. Hij heeft het mooi gezegd: Het kan best een oude route zijn die je toch vooruit helpt.
Hij ziet meer in het dagelijks vrij maken van een tijd voor ‘geestelijke lezing’ zoals hij dat noemt, dan in professionaliseringscursussen. Bij dat laatste denken managers eerder aan vergroting van het arsenaal van gereedschappen en bekwaamheden van de docenten dan aan inhoudelijke verdieping, zegt hij. Het één zowel als het ander is nodig. Nu er zoveel nadruk wordt gelegd op opbrengsten en meten is het gevaar wel aanwezig dat de vorming er wat bekaaid afkomt. Hoe belangrijk is het in dit verband dat leerkrachten een voorbeeldfunctie hebben. Als het goed is, zouden ze identificatiefiguur moeten zijn. Wat ze belijden, moet niet door de praktijk (levensstijl, kleding, haardracht enz.) worden tegengesproken. Anders zijn ze niet geloofwaardig.
Nog belangrijker is dat ze in de omgang met leerlingen zouden laten merken – dat moet natuurlijk niet gekunsteld of opgelegd zijn – dat ze weet hebben van wat het belangrijkste is in dit leven, van ‘één ding is nodig’. Dat is door vorming niet bij te brengen. Dat kan alleen van Boven komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2011

Criterium | 32 Pagina's

Onderwijs vormt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2011

Criterium | 32 Pagina's