Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De leerkracht als pedagogisch klokkenluider

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De leerkracht als pedagogisch klokkenluider

Wanneer een leerkracht zich met de opvoeding van de ouders moet bemoeien

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik vind het niet fijn dat er thuis zo vaak ruzie is. Je schrikt. Dat had je niet verwacht. Je hebt een klassikale vragenlijst afgenomen met vragen over het welbevinden en voor je ligt de ingevulde vragenlijst van René. Renés vader heeft een hoge functie in het bedrijfsleven en het gezin staat hoog aangeschreven in de kerk. Wat moet je hier nu mee doen? René is een uiterst sociale jongen met goede leerprestaties. In een gesprekje met hem vragen naar de ruzie? Dan treed je wel binnen in het privé-leven van de familie. Mag dat? Ouders bellen lijkt ook niet zon goed idee, want dan weten ouders gelijk dat René familieaangelegenheden aan school doorvertelt. Best kans, overigens, dat het een kortstondige strubbeling was, zoals elk gezin die wel kent en die door het kind juist vandaag als vervelend werd ervaren.

Je komt er niet uit, hebt geen tijd om er verder over na te denken en uiteindelijk doe je niets. Toch zit het je niet lekker. Je ziet de ogen van het kind op je gericht. Is het wél een erge ruzie en heeft het kind in een uiterste poging om de ruzie te stoppen dit in vertrouwen aan jou meegedeeld? Beschaam je nu zijn vertrouwen? Laat je hem lijden, terwijl je zijn last misschien had kunnen verlichten?

Heel wat gevallen
Als je jouw klas langs gaat, kun je heel wat gevallen bedenken waarin het misschien raadzaam is om contact op te nemen met ouders.


Melvin ziet er belabberd uit en heeft bovendien geen zin in de vakantie. Het gezin waaruit hij komt, is een probleemgezin en krijgt begeleiding vanuit de hulpverlening. Moet je contact opnemen met de hulpverlening en/of ouders om je zorg uit te spreken of mag je ervan uitgaan dat er toch al hulp op de stoep staat?


Maaike ruikt niet altijd zo fris. Moet dat aangekaart worden bij de ouders?


Harm haalt goede cijfers, maar is soms wat stiekem en oneerlijk naar klasgenoten toe. Dat zorgt overigens niet voor grote problemen; Harm participeert gewoon in de groep. Moet de leerkracht proberen om in overleg met ouders iets aan dit gedrag te doen?


Marit Jansen komt uit een nogal gesloten gezin en is een ‘echte Jansen’, zoals leerkrachten dat plachten te zeggen in de koffiekamer. Ze lachen erbij, want het ‘Jansengedrag’ is een wonderlijke combinatie van vaagheid, olijkheid en ongeremdheid. Iedereen weet ook dat een ‘Jansen’ en huiswerk niet te combineren zijn. Het zit jou echter niet lekker. Gaat alles wel goed in het gezin Jansen en moet je proberen om dat te weten te komen?


Je komt tot de conclusie dat er nogal wat ouders zijn waarmee je gesprekken zou kunnen voeren over de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Maar behoort dat wel tot jouw taak?

De deskundigen op school
Natuurlijk kun je met dit soort vragen te rade gaan bij de deskundigen bij jou op school. Ik deed een klein onderzoekje waarin ik een tiental casussen schriftelijk voorgelegd heb aan een GGD-verpleegkundige, een orthopedagoge van het KOC en aan de IB’er, allen verbonden aan de school.
Twee van de drie deskundigen vinden dat de leerkracht altijd in actie moet komen wanneer het vermoeden bestaat dat de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling schade kan leiden. Als school heb je een signalerende functie. Je geeft aan ouders door wat jou opvalt, je deelt sommige zorgen met anderen uit het team en je neemt contact op met instanties bij grote zorgen. Dus moet er werk gemaakt worden van René, Melvin, Harm, Maaike en Marit, in de meeste gevallen door ouders te vragen om te reageren op feiten die jij noemt en op die manier een gesprek op gang te brengen.
De derde deskundige is terughoudender. Alleen het lage welbevinden van Melvin moet echt met ouders gecommuniceerd worden. Wél is het zeer belangrijk dat de leerkracht in de andere gevallen alert is op nog meer signalen en aan de IB’er doorgeeft wat hem of haar is opgevallen.
Alle signalen bij elkaar kunnen toch een ernstiger beeld geven van de situatie dan eerst gedacht. Dat kan aanleiding zijn om actie te ondernemen. De achterliggende gedachte is dat het de primaire taak van de leerkracht is om les te geven, niet om de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind in het gezin veilig te stellen. Dat is de taak van ouders. Wel is het zaak om in actie te komen als er een gegrond vermoeden is dat ouders hun ouderlijke taak niet meer naar behoren kunnen uitvoeren en het kind daar ernstig onder lijdt.
De deskundigen zijn het dus niet met elkaar eens. Veel of weinig bemoeienis? Laten we eerst eens kijken wat wettelijk verplicht is, want daar ben je in ieder geval aan gehouden.

Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Wettelijk is de school gehouden aan de verplichte meldcode kindermishandeling, een protocol dat door de school gevolgd moet worden bij het vermoeden van kindermishandeling (Wet op het primair onderwijs). Dat protocol moet in werking worden gesteld wanneer er een signaal is opgevangen, waardoor het vermoeden van kindermishandeling ontstaat. Onder kindermishandeling wordt verstaan (Protocol kindermishandeling):
1. Lichamelijke mishandeling,
2. Lichamelijke verwaarlozing, dat is het onthouden van datgene wat een kind voor zijn lichamelijke ontwikkeling nodig heeft,
3. Psychische mishandeling, dat is stelselmatig vernederen, achterstellen, pesten, bedreigen en eisen stellen waaraan het kind niet kan voldoen. Ook getuige zijn van huiselijk geweld valt hieronder.
4. Psychische verwaarlozing, dat is aan het kind onthouden wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft
5. Seksueel misbruik

Strikt genomen kan de school volgens mij alleen aansprakelijk worden gesteld wanneer ze niets doet met signalen die duidelijk kunnen verbonden worden met één van de bovenstaande categorieën. Dat betekent, volgens mij, dat de school niet aansprakelijk kan worden gesteld bij de casus van René. ‘Ruzie in het gezin’ is, strikt genomen, nog geen signaal van mishandeling. In het geval van Maaike ligt dat iets anders. Het niet fris ruiken kan een onderdeel zijn van lichamelijke verwaarlozing, al kunnen er ook andere redenen zijn waarom een kind minder prettig ruikt.
Ook in het geval van Melvin is de leerkracht volgens mij wettelijk verplicht om meer te doen dan alleen observatie. De signalen van Melvin (lusteloos, geen zin in vakantie), tegen de achtergrond van de problematiek die in het gezin speelde, zijn sterke signalen die rechtstreeks verbonden kunnen worden met emotionele verwaarlozing. Daarom is een heroverweging van de stand van zaken noodzakelijk, ook al is het gezin al ‘in beeld’.

Wet op Passend Onderwijs
De wet op Passend Onderwijs wil dat er voor elke leerling met een extra ondersteuningsbehoefte een ontwikkelingsperspectief wordt geschreven. In dit document staat in ieder geval de te verwachten uitstroombestemming en de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijsproces (Ontwikkelingsperspectief). Dit document wordt vastgesteld ‘nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders’ (Wetsvoorstel Passend Onderwijs, 2012). Strikt genomen is de school vanuit deze wet niets verplicht aan de situatie in het gezin, tenzij dat op het leren van invloed is.
Marit maakte haar huiswerk niet goed en bovendien lijdt haar leren onder ongeremd gedrag. In een gesprek over factoren die het maken van huiswerk belemmeren en omstandigheden die het bevorderen, zal de gezinssituatie aan de orde komen. Ook de factoren die van invloed zijn op het ongeremde gedrag zullen besproken moeten worden.
Tot nog toe vallen drie van de vijf casussen volgens mij binnen de grenzen van de wet. De Jeugdwet kan ook relevant zijn voor scholen, maar dit is afhankelijk van de gemeente waar de leerling zijn woonplaats heeft.
Bovendien is men nog volop bezig met het uitwerken van deze wet. Ik verwijs hiervoor naar Dijk & Prinsen (2008).

Veranderende inzichten
Wettelijk is de school dus dingen verplicht, maar het is vooral de grote vraag wat de school wil. Vroeger vond men dat de school zich bezig moest houden met het onderwijs en de ouders met de opvoeding. Tegenwoordig wordt die scheiding steeds meer uitgewist (Menheere & Hooge, 2012). De trend is educatief partnerschap, volgens de definitie van Smit et al. (Prins, Wienke, & Rooijen, 2013) ‘een proces waarin de betrokkenen er op uit zijn om elkaar wederzijds te ondersteunen en waarin ze proberen hun bijdrage zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en de ontwikkeling van leerlingen te bevorderen’ Tot die ‘ontwikkeling van de leerling’ behoort ook het opvoedend denken en handelen thuis (Bolks, 2011).
Ouders moeten toegerust worden om hun pedagogische taak beter te volbrengen (Prins, Wienke, & Rooijen, 2013). School en ouders hebben als ideaal elkaar zoveel mogelijk te steunen. Waarbij overigens wel heel duidelijk moet zijn dat de school de verantwoordelijkheid heeft voor het leren en de ouders de verantwoordelijkheid voor de opvoeding (Pameijer, Beukering, & Lange, 2009)!
Scholen die handelen volgens deze opvatting proberen ook in het geval van René, Harm en Marit de situatie te verbeteren. Ruzie in het gezin, stiekem gedrag en ongeremdheid hebben immers een negatief effect op de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind.

Educatief partnerschap, waarom zou je?
Moet de school zich inderdaad bemoeien met de opvoeding, zoals de trend is? Voorstanders geven een heel aantal argumenten vóór. Allereerst wordt erop gewezen dat een onderwijzer niet ontkomt aan opvoeden. Je begeleidt kinderen gedurende een heel aantal uren van de dag en dus kun je niet niet opvoeden. Dat opvoeden kun je goed of slecht doen. Wil je het goed doen, dan is het van essentieel belang dat je zorgt voor afstemming met de ouders. Ben je eenduidig in de benadering van het kind (Bolks, 2011)? Als de ouders van Marit Jansen geen problemen hebben met haar ongeremde gedrag, is het de vraag of de school gedragsmatig veel met Marit kan beginnen. Daarbij komt dat de school leerlingen voorbereidt op het maatschappelijke leven. Daar hoort ook de sociaal-emotionele ontwikkeling bij (Bolks, 2011).
De school kan Harm voorbereiden op het maatschappelijk leven door zijn leerproces veilig te stellen, maar als er niets aan zijn stiekem gedrag gedaan wordt, gaat hij daar later keihard tegenaan lopen.
Vanuit de ouders gezien: zij zijn vaak geholpen wanneer de school ouders eigen handelen laat evalueren (Pameijer, Beukering, & Lange, 2009). Veel ouders waarderen deze vorm van betrokkenheid zeer (Menheere & Hooge, 2012). Het stimuleert hen vaak om meer verantwoordelijkheid te nemen voor de ontwikkeling van hun kinderen (Vries, 2010). Bovendien: het werkt! Verschillende onderzoeken laten zien dat educatief partnerschap een gunstig effect heeft op de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerling (Menheere & Hooge, 2012) (Prins, Wienke, & Rooijen, 2013) (Vries, 2010). Als laatste een reden vanuit christelijk perspectief. Mag de school zich zoveel mogelijk afzijdig houden van de opvoeding in een tijd waarin opvoeden misschien moeilijker is dan ooit? Of is hier van toepassing wat Paulus zegt: ’Draagt elkanders lasten en vervult alzo de wet van Christus?’ (Galaten 6:2)

En de leerkracht dan?
Zijn zoveel oudercontacten te doen voor de leerkracht?
Dat is misschien wel de meest prangende vraag die als reactie gegeven kan worden. Het vraagt écht veel van de leerkracht.
Leerkrachten kunnen bang zijn voor teveel contact met ouders, vooral kunnen ze vrezen dat hun professionaliteit in twijfel wordt getrokken. Ook andere barrières kunnen hen tegenhouden (Menheere & Hooge, 2012). Daarbij komt dat leerkrachten niet voldoende zijn geschoold in gespreksvoering met ouders. Nascholing is belangrijk voor wie hiermee verder wil gaan (Vries, 2010).
Het belangrijkste is misschien wel de tijd die ervoor nodig is. Elke leerkracht die met een zucht van opluchting het laatste ouderbezoek van het jaar weer achter de rug heeft, begrijpt wat een grote belasting dit inhoudt.
Bovendien moet dit werk goed gebeuren. Beter nergens aan beginnen, dan dingen half doen of brokken maken. Jammer genoeg heeft de literatuur mijns inziens te weinig oog voor deze kant van de zaak, maar ze is wel degelijk belangrijk!

Wat vindt de leerkracht?
Tijdens een tweetal workshops op de laatstgehouden onderwijsdag van het KOC bleek dat er ook onder leerkrachten nogal verschil van mening bestaat over hoe er gehandeld moet worden in casussen zoals hierboven beschreven. Alleen signaleren en/of interne communicatie of ook actie naar de ouders toe? Tijdens de gesprekken werd duidelijk dat veel leerkrachten dat laatste wel graag willen, maar dat het er in de praktijk vaak niet van komt. Tegelijkertijd waren veel leerkrachten uiterst gemotiveerd om juist op dit vlak iets te betekenen voor het kind. Dan moet het maar wat vragen van de leerkracht, dan maar wat minder aandacht voor andere schoolse taken, zo klonk het.

Pedagogisch klokkenluider?
Ik sluit dit artikel af met een persoonlijk voornemen.
Moet ik een pedagogisch klokkenluider van de kinderen zijn, die in actie moet komen als er iets mis gaat in het gezin? Ik kan niet anders dan bevestigend antwoorden. Wie moet het anders doen dan de leerkracht? Het is mijn stellige voornemen - maar de realiteit is weerbarstig - om in alle gevallen waarin de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind (mogelijk) wordt belemmerd, actie te ondernemen. Dat zal meestal gebeuren in de vorm van een oudergesprek. In die gesprekken hoop ik mijn voordeel te doen met suggesties en ideeën die tijdens de workshops naar boven kwamen drijven.
Die oudergesprekken hoeven niet altijd veel tijd te kosten. Soms kan het nodig zijn om ouders alleen even een spiegel voor te houden. Dit zegt uw kind … wat vindt u ervan? Wat een ouder ermee doet, is in veel gevallen aan die ouder.
Ik ga erop letten dat ik mijn boodschap zo overbreng dat de ouder het gevoel heeft dat ik naast hem of haar sta en de ouder erken als de beste expert van het kind.
Waardeoordelen over het kind en de ouders probeer ik te vermijden, ik houd me bij de feiten en laat ouders zelf concluderen.
Bij gesprekken die over mogelijk gevoelige onderwerpen gaan, overleg ik altijd met een collega, ik probeer dit tot een goede gewoonte van mijzelf te maken.
Moeilijke gesprekken doe ik samen met de IB’er. Sommige gesprekken kan ik misschien uitbesteden aan een collega die ook een kind van dat gezin in de klas heeft of aan de IB’er. Wie steun heeft van anderen hoeft niet alles alleen te doen.
Essentieel is het om te werken aan goede contacten met alle ouders, vanaf het begin van het schooljaar. Ik wil alle ouders bij het afsluiten van het eerste rapport gesproken hebben.
Ik probeer altijd voorafgaand aan een gesprek minimaal twee dingen te bedenken die ik goed van de leerling vind en ga die communiceren naar de ouders. Als het even kan, erken ik expliciet de rol die de ouders hebben vervuld in het ontwikkelen van deze goede eigenschap. Verder probeer ik complimentjes en kwaliteiten die ik aan een leerling doorgeef, ook zo veel mogelijk naar ouders door te sturen.
Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een complimentenkaartje dat door de leerling meegenomen wordt naar huis. Of door ouders tijdens een ouderavond te vragen om positieve dingen op te schrijven voor de leerling op een blad dat op het tafeltje van de leerling klaar ligt. Daarmee laat ik aan ouders zien dat zij belangrijk zijn voor de ontwikkeling van hun kind.
Ouders waarderen dit. Bovendien wordt het dan gemakkelijker om over zaken te beginnen die minder goed verlopen.
Het blijft echter de vraag hoeveel van het in dit artikel geschetste ideaal in de praktijk gerealiseerd kan worden. Alle goede dingen kosten tijd. Als de tijdsinvestering onverantwoord groot wordt, laat ik de minder ernstige problematiek liggen. Teleurgesteld omdat ik niets kan doen voor het kind, maar wel nuchter. Als leerkracht van 30 kinderen en 15 vakken kan ik niet alle touwtjes in handen houden!


Het is 2020, René vertelt:
‘… en toen is er verandering gekomen! Meester …1 ging naar mijn ouders toe en kreeg mijn ouders aan het praten over de situatie bij ons thuis. Hij vertelde dat ik hieronder leed. Mijn ouders schrokken; ze hadden zich dat eigenlijk nooit goed gerealiseerd. Sinds die tijd is het beter geworden. De ruzies werden minder en ik kreeg vaker positieve dingen van mijn ouders te horen. Daardoor ben ik op het voortgezet onderwijs niet vastgelopen en heb ik genoeg zelfvertrouwen om mijn dagelijks werk te doen. Ik ben die leerkracht nog altijd dankbaar!’


Noot
1. Naam invullen naar eigen keuze. Voor meester kan ook juf ingevuld worden!

Literatuur
Wetsvoorstel Passend Onderwijs. (2012, 10 09). Opgeroepen op 08 23, 2013, van NJI: http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/Wetsvoorstel%20Passend%20onderwijs.pdf
Bolks, T. (2011). Professioneel communiceren met ouders. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Dijk, M. v., & Prinsen, B. (2008). Handreiking opvoedingsondersteuning in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Opgeroepen op 08 23, 2013, van NJI: http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/OpvoedingsondersteuninginhetCJG%5b1%5d.pdf
Menheere, A., & Hooge, E. (2012, Juli). Ouderbetrokkenheid in het onderwijs. Een literatuurstudie naar de betekenis van ouderbetrokkenheid voor de schoolse ontwikkeling van kinderen. Opgeroepen op 08 14, 2013, van Hogeschool van Amsterdam.
Kenniscentrum onderwijs en opvoeding: http://www.hva.nl/kenniscentrum-doo/wp-content/uploads/2012/04/nr.-05-Ouderbetrokkenheid-in-het-onderwijs-def.pdf
Ontwikkelingsperspectief. (sd). Opgeroepen op 08 23, 2013, van NJI: http://www.passendonderwijs.nl/veelgestelde-vragen/ontwikkelingsperspectief/
Pameijer, N., Beukering, T. v., & Lange, S. d. (2009). Handelingsgericht werken. Een handleiding voor het schoolteam. Leuven/ Den Haag: Acco.
Prins, D., Wienke, D., & Rooijen, K. v. (2013, Maart). Ouderbetrokkenheid in het onderwijs. Opgeroepen op 08 14, 2013, van NJI: http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/Ouderbetrokkenheid_in_het_Onderwijs.pdf
Protocol kindermishandeling. (sd). Opgeroepen op 08 14, 2013, van No-Kidding: http://www.nokidding.nu/upload/PDF%20bestanden/Protocol%20kindermishandeling.pdf
Vries, P. d. (2010). Handboek ouders in de school. Amersfoort: CPS.
Wet op het primair onderwijs. (sd). Opgeroepen op 08 14, 2013, van Overheid.nl: http://wetten.overheid.nl/BWBR0003420/geldigheidsdatum_14-08-2013

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2013

Criterium | 32 Pagina's

De leerkracht als pedagogisch klokkenluider

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2013

Criterium | 32 Pagina's