Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De leerkracht als pedagoog (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De leerkracht als pedagoog (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het RD van zaterdag 10 oktober 2015 vroegen Wim van den Bosch, Arno Bronkhorst en Henrieke van Dam in een opiniebijdrage aandacht voor de vorming van christelijke leerlingen. Die vorming moet op de christelijke school, zo is hun mening, een veel centraler plaats krijgen. Offline en online – zo schreven ze – worden wij voortdurend geconfronteerd met denken en handelen dat haaks staat op Gods wil. In de toekomst zal dat zeker niet minder worden. Daarom is het vormen van onze leerlingen zo belangrijk. Vandaag nog moeten wij hen ondersteunen in het ontwikkelen van een eigen christelijke identiteit, zodat ze voorbereid zijn op de samenleving van morgen. De scribenten roepen dan ook hun collega-leerkrachten op om de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen te stimuleren.

Rendementsdenken

Onder invloed van het prestatiedenken en de daaraan gerelateerde wijze, waarop de onderwijsinspectie een school waardeert, ligt er de laatste jaren een grote druk op de leerkrachten om de leerlingen maximaal te laren presteren. De waardering die de onderwijsinspectie voor de school heeft, wordt bepaald door CITO-scores en andere meetbare factoren. Dat de benadering van de overheid allerminst waardenvrij is en gebaseerd is op een inhoudelijk visie, is in het verleden al geconstateerd door de commissie Dijsselbloem en recent nog eens onderstreept door de dissertatie van dr. R. Toes. Dat we in ons reformatorisch onderwijs kritiekloos onderwijsconcepten hebben omarmd die haaks staan op onze gereformeerde belijdenis is, naar het oordeel van Toes, ook een gevolg van het feit dat het ons aan een gereformeerde pedagogiek ontbreekt. Daarop reagerend heeft drs. L.N. Rottier van Driestar Educatief er op gewezen dat er een ontwikkeling achter ons ligt waarin over de hele ideologische breedte van het onderwijs, van reformatorisch tot openbaar onderwijs, de onderwijskunde losgeraakt is van de pedagogiek. In de onderwijskunde is men zich steeds meer gaan bezig houden met efficiëntie en effectiviteit van onderwijsleerprocessen. Op universitair niveau is er nog nauwelijks aandacht voor de pedagogiek als wetenschappelijke discipline. Deze ontwikkeling in het academisch en hoger onderwijs heeft ertoe geleid dat we zijn gaan denken dat er op de werkvloer, de dagelijkse onderwijspraktijk, onderwijskundigen werkzaam zijn die leerprocessen managen. Deze verandering van taakopvatting heeft binnen de school op individueel niveau altijd al hier en daar verzet opgeroepen. Altijd al zijn er juffrouwen en meesters geweest die de bedrijfsmatige benadering van het onderwijs en het daaraan verbonden rendementsdenken een gruwel is. Hun stem komt echter niet verder dan maximaal de personeelskamer.


Op de tweejaarlijkse Onderwijsdag van 13 november jongstleden hield Dr. L.D. van Klinken een referaat voor onderwijsgevenden. De ruim 300 aanwezigen luisterden naar een lezing met als titel ‘Jij als pedagoog’. De inhoud van de lezing is bewerkt naar een tweetal artikelen die geplaatst worden in opeenvolgende nummers van Criterium. In dit nummer deel 1.


Wending?

Er lijkt zich nu echter een wending voor te doen. Wim van den Bosch en zijn medescribenten geven een stem aan een beweging die breder leeft. Ook bijvoorbeeld het advies aan het kabinet van het Platform Onderwijs2032 roept op tot aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling. Gert Biesta, een onderwijspedagoog, vraagt eveneens aandacht voor wat hij noemt het doeldomein van de subject-wording (de persoonlijkheidsvorming). Er lijkt een kentering te komen, althans daar is een wolkje als eens mans hand. Ook het feit dat de Onderwijsdag 2015 van het ds. G.H. Kerstencentrum staat in het teken van ‘Jij als pedagoog’ maakt onderdeel uit van dat wolkje. Er lijkt weer aandacht te komen voor de pedagogische aspecten van het onderwijs. Prof. dr. J. Waterink zei het al: ‘Opvoeding en onderwijs zijn wel onderscheiden, maar niet te scheiden’. Dat geldt ongeacht de levensbeschouwing. Maar voor het onderwijs dat zich baseert op Schrift en belijdenis geldt dat wel in bijzondere mate. Op die pedagogische kant van de leerkracht wil ik nader ingaan. Gezien de breedte van dit aandachtsgebied moet ik mij beperken tot een enkel aspect.


Prof. dr. J. Waterink: ‘Opvoeding en onderwijs zijn wel onderscheiden, maar niet te scheiden’


Bijbels kindbeeld

‘Theologisch tekort oorzaak pedagogische missers’. Onder deze kop vatte de redacteur van de opiniepagina van het RD de mening van dr. H. Dijkgraaf samen. Ook Dijkgraaf reageert op het proefschrift van dr. R. Toes. Hij vraagt zich af hoe het bijvoorbeeld mogelijk is dat het gedachtegoed van Luc Stevens, de vader van adaptief onderwijs, zonder voorbehoud door het reformatorisch onderwijs is omarmd. Volgens Dijkgraaf komt dat door het kindbeeld dat binnen het reformatorisch onderwijs gepraktiseerd wordt. Letterlijk zegt Dijkgraaf daarover het volgende: ‘Het mensbeeld dat zich in bevindelijk gereformeerde kring heeft ontwikkeld en dat op zondag van veel kansels in niet mis te verstane woorden wordt uitgedragen, laat zich lastig harmoniseren met de ervaring van docenten. De mens zou tot niets, maar dan ook helemaal tot niets goeds meer in staat zijn. Ondertussen blijken leerlingen veelal toch vooral spontaan, aardig en vriendelijk te zijn. (…) In de dagelijkse onderwijspraktijk schuurt dit natuurlijk.’ Dijkgraaf signaleert dat onze theologie conflicteert met onze antropologie. Er is in het reformatorisch onderwijs een kloof tussen leer en leven als het over het kindbeeld gaat. Nu is Dijkgraaf niet de eerste die dit vaststelt. Dr. A. Huijgen gebruikte in het RD van 31 januari 2012 de aanduiding ‘pedagogisch pelagianisme’ om het gepraktiseerde kindbeeld in het reformatorisch onderwijs te typeren. ‘Wat theologische wordt afgewezen, lijkt pedagogisch vrij spel te hebben’, zo was zijn conclusie.

Terecht heeft drs. P. Rouwendal in zijn reactie in het RD op het artikel van Dijkgraaf gewezen op het aspect van de algemene genade. Rouwendal komt terecht tot de conclusie dat het aansluiten bij het kind en zijn behoeften niet hoeft te strijden met een Bijbels mensbeeld.

Gekanteld kindbeeld

Wel ben ik van mening dat Dijkgraaf en Huijgens een punt hebben als het gaat om het gepraktiseerde kindbeeld. Onder ons heeft een kanteling in de visie op het kind plaatsgevonden. Ons gepraktiseerd kindbeeld is in de loop van de tijd geruisloos gewijzigd. Die wijziging vind je vooral terug in de boeken en de tijdschriften die aandacht besteden aan de praktijk van de opvoeding en die in onze kring gretig aftrek vinden. Die grote vraag naar opvoedkundige adviezen is een begrijpelijk gevolg van de toenemende opvoedingsonzekerheid waarmee onze -vooral jonge- ouders kampen. Nu is opvoeden altijd al een moeilijke opgave geweest, maar in het verleden kon je als jonge ouder terugvallen op de ervaring van de vorige generaties en die van jezelf. Veranderingen gaan nu echter zo snel dat je kinderen geplaatst worden voor vragen waar jij als ouder vroeger als kind nooit mee geconfronteerd bent, laat staan je ouders. Die nieuwe, onbekende vragen roepen onzekerheid op. Niet alleen de boekhandel, maar ook kranten en tijdschriften spelen daarop in. De laatste hebben allemaal wel een rubriek waarin vragen van ouders over de opvoeding van hun kinderen aan de orde komen. Kenmerkend is daarbij dat het vooral gericht is op de praktijk van alle dag. Het gaat om praktische adviezen, waar je in de praktijk direct mee aan de slag kunt gaan.

Visie op straf

Een van de vragen die in de zojuist genoemde literatuur met regelmaat terugkomt, is de vraag hoe je om moet gaan met het geven van straf. Kennelijk is daar onzekerheid over bij de ouders. Wie zich aan de hand van de adviezen die aan de opvoeders uit onze achterban gegeven worden wat verdiept, krijgt het volgende beeld. Het is veelal gangbaar om ouders voor te houden dat het belonen van het gewenste gedrag de voorkeur heeft boven het bestraffen van het ongewenste gedrag. Het uitgangspunt in de opvoeding dient te zijn dat we het goede belonen. Dat zou beter werken dan het foute gedrag te bestraffen. De voorkeur dient daarbij uit te gaan naar belonen in de vorm van een compliment. ‘Dat heb je goed gedaan’. Het kind krijgt het compliment in de eerste plaats niet om wat hij doet, maar om wat hij is. Dit zou het kind een gevoel van eigenwaarde geven en het zelfvertrouwen versterken. Straf zou als nadeel hebben dat het agressie oproept, stiekem gedrag in de hand werkt en kinderen angstig maakt. Bovendien zou je met straf wel het ongewenste gedrag afleren, maar het kind leert er niet van wat het gewenste gedrag is.

Nu beseft men ook wel dat opvoeden zonder straffen niet mogelijk is. Straf zou op zijn plaats zijn als het kind voor zichzelf of zijn omgeving gevaarlijk gedrag vertoont. De straf is er dan ook op gericht dat dit gedrag direct stopt. Leg het kind wel uit waarom het gedrag gevaarlijk is. Het is belangrijk om consequent te zijn met het geven van straf. Wanneer er gestraft moet worden, dan heeft een sociale straf, zoals het geven van een standje of misprijzen, de voorkeur. Beseft moet worden dat straf een enorme impact op het kind heeft. De straf die gegeven wordt, zo is het advies van de hedendaagse pedagogen, moet ook in verhouding staan met de aard van het grensoverschrijdend gedrag.


Een van de vragen die met regelmaat terugkomt, is de vraag hoe je om moet gaan met het geven van straf


Gedragsverandering

In deze opvatting gaat men er vanuit dat straf geen heilzame werking en geen positieve functie heeft. Straf wordt beschouwd als een negatief middel dat alleen in het uiterste geval gebruikt mag worden om een gedragsverbetering te bewerkstellingen als positieve middelen, zoals belonen, daarvoor falen. Zowel belonen als straffen zijn in deze benadering een middel om te komen tot een verandering van het gedrag, waarbij de focus niet ligt op de innerlijke drijfveren, op de motivatie, maar op het uiterlijk waarneembaar gedrag. Straf heeft in deze benadering geen pedagogische functie, in de zin dat ze een positieve bijdrage levert of in elk geval kan leveren aan de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. Straf heeft hier een instrumentele, een conditionerende functie. Het heeft de functie om het kind door een dreiging van buitenaf te verhinderen gedrag te vertonen dat men ongewenst vindt. In deze visie voedt straf niet op, maar richt af, dresseert. Niet alleen in het gezin, maar ook in de school heeft deze visie op straffen en belonen breed ingang gevonden.

Individualisme

Nu zitten er in de zojuist geschetste benadering goede elementen. Het geven van een compliment heeft op zijn tijd zeker zijn waarde. Overigens zou ik in dit verband liever spreken van een bemoediging dan van een compliment. Wie zijn kind nooit een compliment, een bemoediging geeft, doet het als opvoeder niet goed. Bovendien blijken de adviezen in de praktijk nog vaak te werken ook. Dus opvolgen maar. We gaan dan echter voorbij aan de vraag uit welke bron de adviezen geput worden. Veel moderne pedagogen en jeugdhulpverleners, aldus terecht het hoofdredactioneel commentaar in het RD van 5 oktober 2015, hangen de gedachte van het individualisme aan en willen daar ruim baan aan geven. Vaak proberen zij daarom weg te blijven van alles wat naar regels en eventuele sancties zweemt. Waarmee ik overigens niet beweer dat opvoeding op repressie moet zijn gebaseerd. Mijn bezwaren tegen de zojuist weergegeven benadering betreffen vooral het onderliggend kindbeeld en de visie op straf. Op beide onderwerpen ga ik in een volgend artikel nader in.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2016

Criterium | 36 Pagina's

De leerkracht als pedagoog (1)

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2016

Criterium | 36 Pagina's