Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE NALATENSCHAP VAN GROEN VAN PRINSTERER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE NALATENSCHAP VAN GROEN VAN PRINSTERER

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

TER INLEIDING

Documenten kunnen in dit documentatieblad worden opgenomen als zij niet al te uitvoerig zijn en direkt of indirekt van belang mogen worden geacht voor het terrein dat wij bestrijken.

Dr. J. Zwaan, bezig met de bewerking van een gedeelte van Groen van Prinsterers "Schriftelijke nalatenschap", copieerde het "Kort Ontwerp" van de Bedenkingen tegen de oproeping tot ondersteuning der Grieken 1 . De redactie vond hem bereid dit "Kort Ontwerp" te publiceren en van enkele aantekeningen te voorzien.

Wat is het belang van dit stuk?

a. Uiteraard is veel van wat betrekking heeft op Groen van Prinsterer van betekenis voor de vaderlandse kerkgeschiedenis van de negentiende eeuw. In dit geval geeft het inzicht in zijn ontwikkelingsgang. Groen is in 1825/1826 nog geen Réveilfiguur, heeft nog geen contacten met Merle d'Aubigné en Willem de Clercq en is nog niet in aanraking gekomen met de beroemde "vrouwelijke hand" die Allard Pierson later beslissend voor zijn levensrichting zal noemen. De vraag is interessant of er toch reeds trekken van de "latere Groen" te herkennen zijn.

b. Het is opmerkelijk dat Groen in dit eerste opstel dat hij schreef na zijn dissertaties, reeds de wikkende en wegende intellectueel blijkt te zijn, die zich niet gewonnen geeft aan de geest van zijn tijd (i.c. het philhellenisme) en zoekt naar een eigen weg.

c. Reeds hier blijkt Groens reserve ten aanzien van het nationaliteitsbeginsel. Een halve eeuw later zegt hij hetzelfde: "Nationaliteit. Vrijheid. Alles op zich zelf goed en heerlijk, doch onder één voorbehoud. Mits niet afgescheiden van waarheid en regt" (Nederlandsche Gedachten: tweede serie II, 37; III, 163). In de praktijk leidt zijn angst voor het revolutionaire nationaliteitsbeginsel vaak tot een bedenkelijk legitimisme 2 .

d. Groen zal zich bewust geweest zijn dat zijn visie overeenstemde met die van Bilderdijk, maar nog niet geweten hebben hoe de

onlangs christen geworden Da Costa eveneens op deze lijn zit en daarover felle, zelfs anti-semitische verwijten krijgt (zie het citaat betreffende Da Costa in M. E. kluit, Het Protestantse Réveil in Nederland en daarbuiten, Amsterdam 1970, op blz. 150 onderaan en 151 bovenaan). Vanuit verschillend uitgangspunt zijn beiden, die later zozeer zullen samenwerken, reeds van hetzelfde gevoelen. Nog in 1855 is Da Costa zeer beducht voor het "proselytisme van de Grieksche Kerk" en wenst "noch de Grieksche, noch de Roomsch-catholieke verdraagzaamheid of orthodoxie" (cf. Brieven van Da Costa II, 308; 324 - 337; III, 223). Groen oordeelt in die jaren wat milder over de Grieken. Stahl wordt geprezen, omdat hij "weigerde dienstbaar te zijn aan de bevestiging van het Turksche slavenjuk over belijders van het Evangelie" (Ter nagedachtenis van Stahl, 18).

e. Uit de laatste alinea van het opstel blijkt dat Groens visie nog geenszins uitgebalanceerd is, hij komt met zichzelf in tegenspraak. Dit pleit allerminst tégen hem; het is menselijk. Machines maken geen fouten, maar evenmin geschiedenis. Zelf heeft Groen later de geschiedenis ook steeds willen schrijven als een geschiedenis van mensen. R. Fruin heeft in zijn toespraak in de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, na Groens overlijden, gesproken over diens Archives de la Maison d'Orange Nassau en toen opgemerkt dat Groen wilde "de volle waarheid, zonder eenige terughouding - en hij liet zich daarvan door geen bedenking terughouden hij hield zich verzekerd, dat een waarlijk groot en goed man er slechts bij kan winnen, indien hij uit het halfdonker der legendaire historie in het volle licht der gewaarborgde geschiedenis treedt".

Heeft Groen daarom wellicht ook vrijwel alles wat betrekking had op hemzelf voor het nageslacht bewaard?

P. L. Schram.


1. Een résumé van deze Bedenkingen bij T. de Vries, Mr. G. Groen van Prinsterer; een bibliografie (Utrecht, 1908). Vermelding van het "Kort Ontwerp" bij De Vries, a.w., 19. Een bespreking van de Bedenkingen bij C. Tazelaar, De jeugd van Groen (Amsterdam, 1925) 205 - 208.

2. Cf. J. Zwaan, Groen van Prinsterer en de klassieke Oudheid (Amsterdam, 1973 diss.) 251.

Dit artikel werd u aangeboden door: Archief en Documentatiecentrum van de Gereformeerde kerken in Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1978

DNK | 68 Pagina's

UIT DE NALATENSCHAP VAN GROEN VAN PRINSTERER

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1978

DNK | 68 Pagina's