Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

REACTIES IN DE NEDERLANDSE PERS OP MOODY,  SANKEY EN PEARSALL SMITH,  1874-1878.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REACTIES IN DE NEDERLANDSE PERS OP MOODY, SANKEY EN PEARSALL SMITH, 1874-1878.

40 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

In een periode van verslapping en verdeeldheid onder christenen leidt de behoefte aan verlevendiging van geloof en kerk tot extra aandacht voor het buitenland als daar het geestelijk leven lijkt te bloeien. De eerste keer dat Amerika als lichtend voorbeeld fungeerde, was in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Toen de Amerikaanse evangelisten Dwight Moody en Ira Sankey met woord en zang een opwekking in Groot Britannië leidden, werd dit succes ook in Nederland opgemerkt en uitgebreid besproken. Te zelfder tijd was een ander Amerikaans duo, het echtpaar Smith, verkondigers van de leer van het hoger geestelijk leven, het onderwerp van verwondering en belangstelling in Nederland. 1

Hoop op herleving

De hooggespannen verwachting die hoogleraren theologie zoals JJ. van Oosterzee en J.H. Gunning, vooraanstaande predikanten als A. Brummelkamp en C.S. Adama van Scheltema, christelijke politici en toonaangevende journalisten zoals Abraham Kuyper en A.W. Bronsveld in Nederland van deze Amerikaanse fenomenen hadden, geeft aan dat men zelf in een geestelijk dal verkeerde. Tekenen hiervan zagen ze in de grote verdeeldheid van het protestantse volksdeel. In de jaren 1870 streden vrijzinnigen, ethischen, orthodoxen en gereformeerden met elkaar over de hegemonie en bovendien bevonden geJijkgeginrlen zich niet onder hetzelfde kerkelijke dak. Ook was er bezorgdheid over het opkomende Katholicisme en het oprukkende ongeloof.

De geestelijke leidslieden beseften dat het modernisme het kerkelijk leven afbrak, maar ook dat men niet op de oude, traditionele voet door kon gaan. Het kerkvolk was tamelijk passief en de predikanten stonden vaak boven hun gemeente. Lang niet overal vervulden de preken de behoefte van de hoorders.

Het Réveil was al jaren over zijn hoogtepunt heen. Het was niet hecht georganiseerd en ook geen brede volksbeweging. De voormannen van het

Réveil stimuleerden nog steeds christelijk maatschappelijk werk en ze gaven leiding aan veel evangelisatieverenigingen, maar de organisaties waren versnipperd en door beperkte financiële middelen bleef de evangelisatie kleinschalig en afhankelijk van de inzet en persoonlijkheid van de evangelisten. Dat bood gelegenheid tot misbruik en separatisme en belemmerde een grote bloei. Nederland miste ook de extra stimulans voor evangelisatie omdat een apocalyptische bewogenheid nauwelijks aanwezig was. Van de Heilige Geest verwachtte men geen buitengewone of opzienbarende dingen. Oplossingen om de kerk te hervormen zocht men vooral in organisatorische veranderingen, door een sterkere binding aan de leer en een kleinere omvang van de gemeenten. Voor velen in de Hervormde Kerk was het ideaal nog steeds de volkskerk, waar iedereen lid van was. Het idee dat de kerk moest bestaan uit bewuste gelovigen vond men alleen in zijtakken van het protestantisme. Omstreeks 1875 kreeg men nieuwe oplossingen in het vizier: een frisse evangelieverkondiging voor de massa en een victorieus geloofsleven, respectievelijk vertegenwoordigd door Moody en Pearsall Smith.

Belangstelling voor Moody en Sankey, 1874, 1875

Vanaf januari 1874 begonnen berichten van een opwekking in Schotland in de Nederlandse pers door te dringen. Het Zondagsblad van de Standaard volgde de berichten uit de Engelse christelijke pers op de voet. De verbazing over allerlei bijzonderheden was oprecht en positief: Sankey die het evangelie 'zong", beuzelachtige jongedames die zich bekeerden, Moody die zijn gehoor aanspoorde om onmiddellijk Christus aan te nemen en zijn aansporing tot eenheid onder christenen. De redactie had eerst afgewacht of de opwekking niet een typisch methodistisch karakter had, maar toen betrouwbaar geachte Engelse predikanten zich achter Moody schaarden en de opwekking aanhield, raakte ze ervan overtuigd dat het Gods werk was. Abraham Kuyper nam het voor het tweetal op toen er kritiek op deze lekeprekers kwam. Dat ze geen predikanten waren, vormde geen principieel bezwaar: 'Wat de epauletten niet draagt schijnt niet te mogen spreken', was Kuypers weerwoord. De Dordtse kerkorde juichte het juist toe dat buitengewone gaven gebruikt werden en ook Moody's samenwerking met en verwijzing naar de plaatselijke kerken stelde Kuyper gerust. Moody en Sankey waren van dezelfde generatie als Kuyper, maar hadden een heel verschillende achtergrond.

Moody en Sankey

In hetzelfde jaar waarin ook Kuyper het levenslicht zag werd Dwight Lyman Moody geboren in het gezin van een metselaar in Northfield, Massachusetts, op 5 februari 1837. Het gezin was niet nauw bij de kerk betrokken. Hun lidmaatschap van de unitarische kerk werd voornamelijk ingegeven door de sympathie voor de predikant en de band met familieleden. Op zeventienjarige leeftijd verliet Dwight het ouderlijk huis om in de nabijgelegen stad Boston te werken in de schoenenzaak van een oom. Daar werd hij lid van de Young Men's Christian Association. De YMCA richtte zich speciaal op jongens als Dwight die van het platteland in de anonimiteit van een grote

stad terecht kwamen. Het gebouw van de "V bood mogelijkheden voor ontspanning en ontwikkeling. Dit waren middelen om de jonge werknemers voor het geloof te behouden. Een zorgzame zondagsschoolleraar ontfermde zich over Dwight Moody met het resultaat dat hij zijn leven aan Christus overgaf. In 1856 vertrok Dwight Moody naar Chicago waar ondernemende hardwerkende jongens zoals hij goede economische vooruitzichten hadden. Moody's onstuimige temperament paste goed bij deze bedrijvige stad. Vijf jaar lang combineerde hij zijn werk als vertegenwoordiger in schoenen met zendingswerk in de achterbuurten van Chicago, totdat hij full time evangelist werd. Van meet af aan probeerde Moody ongelovigen bij de kerk te betrekken en voor het geloof te winnen met zijn directe benadering van mensen: toevallige voorbijgangers hield hij staande om naar hun (on)geloofsstandpunt te informeren en hun de grote vreugde van bekering voor te houden. Hij reserveerde zelfs enkele kerkbanken en trok eropuit om die met jongemannen te vullen. Naderhand beklom hij ook het spreekgestoelte. Moody deed geen beroep op het gevoel van zijn toehoorders, maar op hun wil. Hij bekommerde zich niet om allerlei theologische nuances, maar beriep zich op het Ene Boek. Wel verwierp hij de leer van de uitverkiezing. Hij geloofde niet dat mensen door God verworpen werden omdat ze zondaren waren, maar omdat ze Gods redmiddel afwezen.

In 1870 ontmoette Moody Ira D. Sankey in de kringen van de YMCA. De drie jaar jongere Sankey werd door Moody overreed om zijn baan als belastingontvanger op te zeggen en samen met Moody een evangelisatieteam te vormen. De oproep tot bekering die Moody deed, werd door Sankey in eenvoudige liederen op vlotte melodieën herhaald. Aan de solozang tijdens evangelisatiebijeenkomsten werd grote overtuigingskracht toegeschreven. Een Engelse bewonderaarster, mrs. Barbour, beschreef de indruk die Sankey's toonkunst maakte: 'Mr. Sankey sings with the conviction that souls are receiving Jesus between one note and the next. The stillness is overawing; some of the lines are more spoken than sung. The hymns are equally used for awakening, none more than 'Jesus of Nazareth passeth by\ When you hear the 'Ninety and nine' sung, you know of a truth that down in this corner, up in that gallery, behind that pillar which hides the singer's face from the listener, the hand of Jesus has been finding this and yonder lost one, to place them in his fold. A certain class of hearers come to the services solely to hear Mr. Sankey, and the song throws the Lord's net around them'. 2

Moody's werk voor de YMCA bracht hem naar Engeland om daar overleg te plegen. Tijdens twee bezoeken, in 1867 en 1872, maakte Moody zoveel indruk dat de hoofdredacteur van het invloedrijke Engelse weekblad The Christian hem uitnodigde om terug te keren voor een lange campagne in 1873.

Na aanvankelijke tegenslagen, Moody's voornaamste Engelse steunpilaren

bleken kort voor zijn aankomst overleden te zijn, zette de organisatie zich in beweging. Moody runde de campagne als een bedrijf. Hij trok van stad tot stad, liet de plaatselijke kerken de voorbereidingen treffen, de medewerkers leveren en de financiënregelen en hield een of twee keer per dag een eenvoudige appellerende toespraak, waarin hij tot bekering opriep. Het geheel werd omlijst met solo's van Sankey. Na de meeting konden geïnteresseerden persoonlijke aandacht krijgen in de 'inquiry rooms'. Ruim twee jaar reisde hij met Sankey rond in het Verenigd Koninkrijk en overal kreeg hij de massa op de been. Het succes van Moody werd verklaard uit de situatie in de Engelse kerken die onderling verdeeld waren en zorgen hadden over de bereikbaarheid van de arbeiders en over de moderne theologie. Moody wist de hoog-ai laagkerkelijken te verenigen door theologische twistpunten te vermijden. Hij bood een fris orthodox alternatief dat de christenen verenigde. Daarnaast hadden de Amerikanen grote amusementswaarde. De anecdotes van Moody en de vlotte melodieën van Sankey waren grote trekpleisters. Vooral de middenklasse liep uit voor dit gratis vertier. Hoewel er geen overeenstemming is over het aantal bekeerlingen, is het wel duidelijk dat er honderdduizenden door Moody's boodschap werden bereikt. 3

Beoordeling van Moody

Omdat Moody een algemeen publiek bediende, kreeg hij ook de bredere aandacht. Kerkelijke en seculiere pers schreven over hem, alleen de Roomskatholieken hielden zich afzijdig. Van de kerkelijke pers in Nederland was De Standaard het meest positief. Na aanvankelijke voorzichtigheid legde Kuyper een persoonlijke belangstelling voor de opwekking aan de dag. Hij hoopte dat de opwekking naar Nederland zou overslaan.

Andere vertegenwoordigers uit de orthodoxe hoek waren voorzichtiger. A.W. Bronsveld hoopte dat de opwekking niet een morgenwolk zou blijken te zijn, veelbelovend, maar zonder inhoud. Hij had zijn twijfels over het aanwenden van buitengewone middelen omdat daardoor het gewone kerkleven verstoord dreigde te worden. 4

Binnen de kring van het Réveil hoopte PhJ. Hoedemaker dat de opwekking in Engeland een nieuwe inspiratie zou bieden, nu de spreekbuis van het Réveil werd opgeheven bij gebrek aan eigen inhoud. In hetzelfde nummer van De vereeniging: christelijke stemmen uitte J.H. Gunning zijn twijfels over de toepasbaarheid van de opwekking in Nederland. Hij karakteriseerde deze als een typisch Engels verschijnsel met de kenmerken: ongedwongen, op de praktijk gericht en oorspronkelijk. Hij betwijfelde de waarde van de revival, omdat die zo schoksgewijs verliep en zo weinig blijvend resultaat opleverde.

Ook hij had bezwaar tegen de ongewone middelen zoals het informeren naar iemands zieleheil, zeker als dat door jonge meisjes werd gedaan. Nederland moest om bekering, niet om opwekking bidden en vooral niet de overdreven aandacht voor de bekering van individuen volgen. Dat leidde alleen maar tot meer prikkelingen, omdat de wil elke keer weer een bevestiging van zekerheid nodig had. 5

JJ. van Oosterzee had ook meer kritiek dan waardering. De nadruk op de levenspraktijk en de brede kerkelijke steun kregen zijn goedkeuring, maar de minachting voor het gewone, het onzorgvuldige bijbelgebruik, de nadruk op sensatie en het gevaar van methodisme en mystiek wogen daar niet tegen op. Nederlanders waren geen 'excitement behoevende Amerikanen of Revivalorganiserende Engelsen', meende hij. Hij vroeg zich af waarom een nieuw inzicht altijd van een vreemde moest komen. 6

Aan de cynische kant was het commentaar van de officiële nieuwsvoorziening van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Kerkelijke Courant. Moody en Sankey werden eerst vergeleken met rondtrekkende Jezuïeten, en vervolgens ervan beschuldigd dat ze elders geen werk konden krijgen. De krant deed de revival af als een modieus verschijnsel en kwam met allerlei afschrikwekkende verhalen over de lucratieve kant van het werk en de extreme, soms zelfs levensgevaarlijke, gevolgen van die opwinding. Toen echter bleek dat de opwekking niet een kortstondige gril was, maar aanhield, werd de kritische houding milder. 7

Een soortgelijke ontwikkeling van heftige kritiek tot welwillende waardering, maakte de verslaggeving van het Handelsblad door. Met verbazing werden verslagen uit de Engelse pers overgenomen. Het blad wees de inwerking op het publiek af, maar werd echt verontwaardigd over de blootstelling van kinderen. 'Het is onmogelijk zich iets zoo ongezonds, zoo verslappendst, zoo ontzenuwends en onmannelijks voor te stellen als de ziekelijke opwinding en hysterische vroomheid van dergelijke bijeenkomsten Indien de Staat verhinderen moet, dat men kleine kinderen op fabrieken laat werken, dan moet hij nog veel eerder beletten, dat kinderen worden gezonden naar zulke 'zielenverbrijzelaars' als de heeren Moody en Sankey*. 8

Het Handelsblad ergerde zich aan de verwaandheid van de gelovigen. Moody en Sankey vielen in dezelfde categorie 'zwendelpraktijken uit Amerika' als aandelen in uitgeputte zilvermijnen en in niet bestaande spoorwegen en valse wissels, met het voortduren van de revival nam de aversie van de krant af, al bleef men zich erover verbazen dat zoveel predikanten hun medewerking verleenden en een beschaafd volk als het Engelse zich door weinig geciviliseerde Amerikanen het opwinden.

Pas na een bezoek aan Engeland van een verlaggever van het Handelsblad kregen de lezers een minder gekleurd bericht onder ogen. De journalist

had nog steeds moeite met de populaire stijl, maar twijfelde niet aan Mood/s oprechtheid. De respons van de toehoorders bewees dat er kracht in de woorden van Moody lag. Als nu het zedelijk peil in Engeland zou stijgen, zou de revival toch zijn nut hebben.

De NRC stortte een vloed van afkeuring uit over Moody's anti-intellectualisme en de zelfingenomenheid van zijn deftig publiek, dat alleen maar kwam om 'op een nieuwe manier zich 't gemoed te laten kittelen'. Degenen die meededen aan het door Moody gestimuleerde huisbezoek werden 'Moodyietsche inquisiteurs' genoemd en hun optreden werd belachelijk gemaakt: ze trokken langs de deuren, vroegen bewoners naar hun zieleleven, waarschuwden hen dat ze op weg waren naar de hel als ze hun leven niet beterden, een harmonium en stapels gezangboeken aanschaften en zich aan de voeten van Moody en Sankey zetten. De NRC liet zich niet verleiden tot een bezoek aan Engeland of ook maar een schijn van waardering. 9

Kritiek van links en rechts

In een artikel voor De Gids plaatste Allard Pierson de opwekking in een groter verband. Hij bestempelde de revival als de Amerikaanse vorm van protestantisme die in ieder geval nog aandacht verdiende, al was het alleen negatieve aandacht. Hij vond Moody typisch Amerikaans, flitsend, overdreven, tegenstrijdig en saai, al zat er nog wel eens een aantrekkelijke presentatie bij. De vernietigendste opmerking van Pierson was dat Moody bij uitstek de tegenstanders van het christendom bevestigde in hun verwerping van de boodschap. Hiertegenover stelde hij zijn empirische levensbeschouwing geïllustreerd met het spreekwoord 'prevention is better than cure'. Volgens Moody was de wereld verdorven en slechts te redden door een wonder (genezing). Pierson zag de wereld als een werkplaats, waaruit het goede tevoorschijn moest komen via de juiste methode, nl. door het kwade te vermijden (preventie). Op deze manier was Piersons kritiek meer gericht op de doelstelling van het christendom dan op deze verschijningsvorm. 10

Inhoudelijk verzet vanuit orthodox calvinistische hoek tegen de verkondiging van Moody bleef natuurlijk niet uit. De Moerdijkse hervormde predikant W.H.C. Koeken beweerde dat Moody en Sankey duivelen waren die de wereld probeerden te verleiden. Hij concludeerde dat uit het resultaat van hun prediking. Als door een toverslag bekeerden ze grote massa's en ze werden daarvoor nog door de wereld geprezen ook. Volgens Koeken leerde de bijbel dat evangelieverkondigers langdurig moesten arbeiden om een kleine oogst te zien en dat ze vervolgd werden. Door zijn succes viel Moody door de mand. Koeken was echter in een kerkelijk conflict met zijn classis gewikkeld en er werd gesuggereerd dat hij Moody eigenlijk aanviel om de aandacht op het gebrek aan steun van orthodoxe broeders te vestigen. De afwijzing van

Moody was eigenlijk een indirect verzoek om steun. 11 Koeken werd echter niet serieus genomen.

Dat was ook het geval met andere brochures waarin Moody verweten werd dat hij de uitverkiezing niet leerde en allerlei dwaalleer verkondigde. Als deze brochures al door de christelijke pers werden besproken sprong de redactie voor Moody in de bres door er op te wijzen dat Moody geen nieuwe leer bracht, maar aansloot bij de orthodoxe traditie. 12

Bij alle persverslagen valt op dat de kranten hun geestverwanten in Engeland volgden. De aanvankelijke reactie was afwachtend of afwijzend. Hoe langer de revival voortduurde, hoe positiever men werd, zodat de orthodox christelijke pers Moody en Sankey als bondgenoten inlijfde en hen zelfs in bescherming nam tegen bedenkingen van strikt Calvinistische zijde. In vrijzinnige kring bleef de reserve tegen de ongewone opwinding domineren. Dezelfde afwijzing liet de liberale kant horen, die bovendien geïrriteerd was over de zelfingenomenheid van de gelovigen. De goedkeuring kreeg het fenomeen van de liberalen alleen als het de zedelijkheid bevorderde. Geleidelijkheid bleef echter bij.'iedere stroming de norm waaraan de opwekking moest voldoen. De echte test voor de beoordeling deed zich natuurlijk voor toen in plaats van beschouwing op afstand de toepassing in Nederland ter sprake kwam.

Navolging

Slechts een persoon probeerde de methode van Moody en Sankey in Nederland uit. M.S. Bromet, een evangelist onder de Amsterdamse Joden, probeerde f 1.000 bijeen te brengen om een Nederlandse Sankey uit te zenden. Zijn actie leverde slechts f 106, 27 op, dus staakte hij het voornemen om 'het verderfelijk straatgezang, door liederen van een hoogere strekking' tegen te gaan. Wel vonden de liederen van Sankey gretig aftrek, zodat drie vertalers, waaronder Bromet, vele drukken van zijn bundels verzorgden. 13 De liederen die een intieme geloofsbeleving op een vlotte volksmelodie presenteerden voorzagen in een behoefte. Vooral in evangelisatiekringen werden ze gebruikt. Op de zendingsfeesten, de toogdagen voor christelijk Nederland, werden

ze door Bromet ten gehore gebracht en grif verkocht. In tegenstelling tot de acceptatie van de liederen, werd de evangelisatiemethode met een oproep tot direkte bekering onverstandig gevonden: Nederlanders waren te nuchter en Moody was moeilijk goed na te volgen. Personen die dat probeerden zoals Bromet en ds. H.E. Faure uit Doesburg, werden belachelijk gemaakt.

Robert en Hannah Pearsall Smith

Net als Moody was het echtpaar Smith tot 1875 haast onbekend in Nederland. Met Moody hadden ze gemeen dat ze lekeprekers waren. Beiden kwamen uit een gevestigde Quakerfamilie en de Quakers kennen geen ambtsdragers. Robert en Hannah, respectievelijk geboren in 1827 en 1832 in Pennsylvania, vonden elkaar in de glasfabriek van Hannahs vader, waarin Robert als veelbelovend verkoper werkte. Ze trouwden in 1851 en vestigden zich in het Quakerrijke Germantown, een dorp bij Philadelphia, en later in Millville toen Robert daar de leiding van de glasfabriek kreeg. In 1858 kwamen ze tot bekering toen een opwekkingsgolf, die ontstond door gebedsgroepen in de grote steden, zich over het land verspreidde. Toch waren ze niet geheel tevreden over hun geloofsleven. Via een huisleraar van een van hun kinderen kwamen ze in aanraking met het Wesleyaans Methodisme. Vooral het element van volmaaktheid sprak hen daarin erg aan. Tijdens een treinreis in 1867 kwam Robert tot het inzicht dat de Heilige Geest het leven van een christen met vreugde kon vervullen. Op wekelijkse bijeenkomsten in hun huis werden de nieuwe ideeën uitgebreid besproken. Nadat Robert de 'tweede zegen' en een roeping om zich geheel aan de verkondiging te wijden had ontvangen stortte hij zich met zijn vrouw vol overgave in de verbreiding van het nieuwverworven inzicht van het hoger niveau waarop het christelijk leven kon komen.

De activiteiten van Robert en Hannah waren een onderdeel van een negentiende eeuwse opleving van de heiligheidsbeweging. Het idee dat een zondeloos leven uiteindelijk hier op aarde mogelijk was als een christen zich maar volledig aan God overgaf, bouwde voort op twee gedachten. De overtuiging dat de eindtijd voor de deur stond was de eerste. Deze verwachting vereiste een zeer zorgvuldige levenswandel, omdat op elk moment de wederkomst kon plaats vinden. Het idee dat dit het tijdperk van de Geest was droeg als tweede factor bij aan de aandacht voor het praktische leven. Vanuit de traditie van het methodisme droeg John Wesley met zijn nadruk op het gebod 'Weest volmaakt' bij aan het perfectionisme. Via de invoering van een 'second blessing' maakte Charles Finney, de grote revivalprediker uit de eerste helft van de negentiende eeuw, deze leer aanvaardbaar voor Calvinisten. Volgens Finney bleef de mens zondig en was volmaaktheid afhankelijk van Gods genade, maar volmaaktheid was mogelijk als de Heilige Geest de wil tot zondigen uitschakelde. Ondanks kritiek van Calvinistische theologen werden deze ideeën door populaire boeken met titels als The higher christian life, tijdschriften als Gidde to Holmess en massale meerdaagse openluchtbijeenkamsten, campmeetings, verspreid. Er waren regelmatige uitwisselingen tussen Amerika

en Engeland. 14 De grote doorbraak in Engeland kwam met het optreden van de Smiths.

In 1872 overleed de oudste zoon van Robert en Hannah, Frank, op achttienjarige leeftijd. De ontwikkeling van zijn geestelijk leven was voor zijn moeder aanleiding om een levensbeschrijving van haar zoon te publiceren die tevens een populaire uiteenzetting van het hoger geetelijk leven was. Frank bekeerde zich op vierjarige leeftijd(!), toen zijn ouders hem van hun pas gevonden geloof vertelden. Uit Franks jeugd bleek dat een serieuze christelijke levenswandel niet onverenigbaar was met een leuk leven. 'Zijn godsdienst verstoorde zijn geluk volstrekt niet, maar verdubbelde het integendeel', constateerde zijn moeder. Toch kende ook de zoon tweestrijd: 'Ik verlang niets vuriger dan om volmaakt heilig te zijn, maar het valt mij zoo moeielijk mijn wil op te geven', bekende hij zijn moeder, toen iemand hem had gewaarschuwd dat het dan afgelopen zou zijn met zijn spelletjes en vrolijkheid. Hannah stelde hem gerust. Alleen omdat hij de blijdschap van het geloof niet kende, kostte het hem zoveel moeite om zich volledig over te geven. Het evangelie was een boodschap van bevrijding van de slavernij van de zonde. De tweede fase van een volledige overgave zou die overwinning effectief maken. 15

Na Franks overlijden in 1872 kreeg vader Robert een zenuwinzinking, die hij door een periode van rust in Engeland probeerde te boven te komen. Hij had introductiebrieven voor prominente christenen meegekregen en begon ook daar te getuigen van zijn ervaren zegeningen. Hij vond gehoor en liet zijn gezin overkomen. Zijn boodschap van het geheim van een gelukkig leven werd warm onthaald door de verschillende evangelische kerken in Engeland. Bovendien profiteerde hij van de publiciteit die de zaak van het geloof kreeg door het optreden van Moody en Sankey. De persoonlijke charme van Robert, 'het zonnetje in huis', werd nog overtroffen door de indruk die Hannah maakte als 'de Engel der kerk'. Haar vriendschap met mevrouw Cowper Temple, de echtgenote van Lord Cowper Temple, een belangrijk lid van het Hogerhuis en een stiefzoon van de vroegere premier Palmerston, voerde tot de doorwerking van hun ideeën in de betere kringen.

Het landgoed van Cowper Temple werd de plaats voor een conferentie, die zoveel enthousiasme losmaaikte dat er vervolg-conferenties werden georganiseerd in Oxford, waar Elout van Soeterwoude aan deelnam. Andere Europese deelnemers waren zo onder de indruk van Pearsall Smith dat ze hem uitnodigden voor een tour die hem door Zwitserland en Duitsland bracht,

waar hij onder andere met de keizerin sprak en een zoon van Hegel. Smith had blijvende invloed op Duitsland waar hij het piëtisme nieuw leven inblies. Op de terugweg deed hij Nederland en België aan, steeds reclame makend voor de komende conferentie in Brighton. 18

Aandacht voor Pearsall Smith en de Brightonconferentie

Via de internationale contacten van Réveilmannen werd Robert Pearsall Smith in Nederland bekend. Jhr.mr. P.J. Elout van Soeterwoude introduceerde hem in Nederland. 'Dorst naar heiligmaking drong mij de Oxford Conference in Augustus [18]74 bij te wonen en daartoe ook J. van Loon over te halen, ' schreef hij in zijn dagboek. Het beviel hem zo goed dat hij het jaar daarop, maart 1875, besloot om samen met zijn dochter Augusta het bezoek te herhalen, om 'zegen te heden onder Moody's en Sankey's gehoor en enigzins Pearsall's Smith's komst te sHage [sic] in mei 75 voor te bereiden'. 17 Begin mei 1875 bezocht Pearsall Smith Den Haag en Utrecht. In het huis van Elout van Soeterwoude onderhield hij een publiek van aanzienlijken - koningin Sophie, prins Frederik en zijn dochter Marie prinses von Wied waren onder zijn gehoor - over de vier evangeliën. 18 In Utrecht sprak hij een gezelschap van 24 predikanten toe.

Elout spande zich enorm in om zoveel mogelijk predikanten naar Smith's conferentie te krijgen die van 29 mei tot 7 juni 1875 in de Zuidengelse badplaats Brighton gehouden zou worden. Hij stelde zelfs geld beschikbaar voor de minder draagkrachtigen. Ook Kuyper kreeg een uitnodiging en besloot na advies van Groen van Prinsterer de 'op zich zelf verblijdende invitatie aan te nemen'.

Kuyper voorzag christelijk Nederland van enthousiaste verslagen van de Brightonconferentie in De Standaard. De doelstelling van de conferentie

was om in gemeenschap met God te komen en de zonde te overwinnen. Door de zonden te belijden en er afstand van te doen, de Heilige Geest in geruime mate te verkrijgen, een besliste keuze voor overgave aan God te maken en af te rekenen met twijfel, kon de gelovige een ononderbroken gemeenschap met God hebben. Een internationaal gezelschap van 8.000 bezoekers, waaronder 40 Nederlanders, luisterde naar toespraken van Robert Pearsall Smith, bijbelstudies van zijn vrouw Hannah en lezingen van prominente christenen zoals de Fransman Theodore Monod, en de Amerikaan Asa Mahan, en namen deel aan bidstonden en zangdiensten. Kuyper was voldaan over de conferentie en noemde het een Bethel-ervaring. 'Nooit dieper dan in deze heerlijke tegenwoordigheid des Heeren werd eigen schuld en zonde gevoeld'. Uit allerlei opmerkelijkheden werd geconcludeerd dat Gods zegen op de meetings rustte: 'Schier geen onminzaam woord is al de dagen onder al de duizenden beluisterd. Verschillen weken. Men had elkaar lief. Er was een macht des Heeren die zich niet slechts buiten, maar sterker nog in en door de ziel openbaarde'. Iedereen leek onvermoeibaar, Smith zelf sprak 47 keer, Gods eer stond centraal, elk spoor van dogmatisme en werkheiligheid was afwezig. De Nederlandse delegatie bestond uit bekende en minder bekende predikanten als GS. Adama van Scheltema, J. Brummelkamp, J.H. Gerth van Wijk, F. Lion Cachet, P.D.M. Huet, en leiders van inwendige zending als Baron van Boetzelaer, W. Hovy, T.M. Looman. Ze vormden tien procent van het aantal buitenlanders en dit was reden voor Kuyper om grote verwachtingen te koesteren: 'Dit doet met dubbelen ernst de vraag rijzen: Wat deze dingen voor Nederland beteekenen moeten! Wachte zich een ieder voor een voorbarig oordeel! Vergeet het niet: De Heere was aan deze plaatsef , 18

Omdat het optreden van Moody en Smith tegelijkertijd plaats vond werden ze vaak met elkaar in verband gebracht. Toch hadden ze nauwelijks contact met elkaar. Moody sympathiseerde met de Brightonconventie, maar onderbrak er zijn campagne niet voor. Moody en Smith hadden sterke overeenkomsten in achtergrond, stijl, verwachtingen en interkerkelijke aanpak. Maar ze hadden verschillende doelgroepen. Smith richtte zich tot de mensen in de kerken. Hij wilde van sukkelende gelovigen sterke christenen maken. Moody kwam om niet-christenen te bereiken.

Navolging van het Brightonmodel

Het lag niet alleen aan het 'uitheemse' karakter van Moody dat zijn aanpak geen grote navolging vond in Nederland. Het probleem van onkerkelijkheid vond men niet het belangrijkst. In 1879 behoorden slechts twaalf duizend van de ongeveer vier miljoen Nederlanders niet tot een kerk. Ondanks het feit dat het nominale lidmaatschap een probleem was ging de strijd meer over hoe men geloofde dan dat men geloofde, een strijd die door de verschillende richtingen in de kerk werd uitgevochten. Moody's agenda was gericht op het bereiken van grote groepen ongelovigen in de Amerikaanse en Engelse industriesteden. Zowel de grote industriesteden als de groep ongelovigen ontbraken in Nederland rond 1875. Daarom was het begrijpelijk dat de kerkleiders niet de buitenkerkelijke actie van Moody, maar de binnenkerkelijke opwekking van Pearsall Smith als het meestbelovende beschouwden.

In het huis van Kuyper werd op 5 en 6 augustus 1875 een reünie van de Brightonconferentiegangers gehouden. Het doel was om te bepalen hoe in Nederland in het spoor van Brighton verder gegaan kon worden. Besloten werd om geen grote algemene bijeenkomsten te beleggen, maar overeenkomstig het Nederlands karakter lokale meetings te organiseren. Er werd een commissie ingesteld om liederen uit te geven en een maandblad De weg ter Godzaligheid op te richten De reünisten namen ook een standpunt in tegen de volmaaktheidsleer en verklaarden dat heiligmaking een daad van God was en geen menselijke verdienste. 20

De eerste meetings vonden nog geen twee weken later plaats in Berg en Dal en in Nijmegen. Tussen de 150 en 200 mensen bezochten de bijeenkomst, waaronder 60 predikanten en evangelisten. Ook in Leiden, Brussel en Zwolle werden soortgelijke meetings gehouden. Toch was de eenheid nog ver te zoeken. In deze plaatsen stonden predikanten die enthousiast uit Brighton waren teruggekomen of woonden sympathisanten van de Brightonbeweging zoals de weeshuisvader J. van 't Lindenhout in Nijmegen of de heer Alewijn in Berg en DaL De meetings werden gehouden in kerken of zalen Het programma bestond uit toespraken over wat de deelnemers in Brighton ervaren hadden, preken over teksten die getuigden van de overwinning op de zonde, bidstonden waarin ieder zijn noden kon uiten en zangdiensten. Een deel van de tijd op die vergaderingen werd besteed aan het bestrijden en corrigeren van misvattingen over de ideeën die in Brighton verspreid waren. Ds. N. de Jonge, een Nederlandse predikant die in Brussel evangeliseerde, sloot een conferentie in Goes af met een krachtige bevestiging van ware aard van de Brightonbeweging: 'De beweging, die de Briglitonbewegjmg genaamd wordt en die hierin bestaat, dat de christenen gewezen worden op de noodzakelijkheid om geheel voor God te leven, op den rijkdom, die in Christus Jezus is geschonken, dat wij door het geloof onze vergeving en verlossing in Hem hebben - deze

beweging is uit God en dus waar.' 21

Eén van de vaste onderdelen op deze meetings was een bespreking van de ervaring van overgave aan Christus en van berouw over begane zonden, de zogenaamde tweede bekering. Kuyper en Gunning bijvoorbeeld verschilden van mening over deze tweede bekering. Volgens Gunning was het niet duidelijk dat de bijbel zo'n tweede bekering nodig achtte. Kuyper wilde die tweede bekering helemaal niet verdedigen, maar stelde zich wel achter het afleggen van een gelofte van volledige toewijding aan God. De standpunten bleken toch niet ver uit elkaar te liggen, want Gunning had die ervaring van overgave ook achter de rug, maar wilde die niet normatief maken. 22

Sommige bezoekers vonden de bijeenkomsten te Amerikaans, te modieus, te oneerbiedig. Anderen werden juist ongeduldig en vroegen zich af waarom de geestelijke leidslieden in den lande zo passief waren. Nu de Geest bezig was lieten zij het afweten, klaagde Kuyper. Wat er ook aan conferenties en gebedsdiensten werd gehouden, een opwekking bleef uit. J.H. Donner, de christelijke gereformeerde redacteur van De Wekstem, meende dat Nederland geen opwekking verdiende: het was te gierig , te kieskeurig, te bang voor de publieke opinie en te verdeeld. In dezelfde kring werd de zwarte piet bij de critici gelegd. In plaats van te genieten van de perzik van de opwekking, gingen ze haar in partjes ondeden. 23

Alleen in de Achterhoek kwam begin 1876 een opwekking op gang. Via de catechisanten van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Evangelisatievereeniging in Winterswijk verspreidde zich een golf van enthousiasme door de streek, waar hele gezinnen tot inkeer kwamen. De Sankeyliederen hadden daar een grote rol in gespeeld en voor de betrokkenen was dit voorval het bewijs dat het massale karakter van de revival niet een Amerikaans of Engels unicum was. 24

De heiligheidsbeweging kreeg een terugslag toen Robert Pearsall Smith in negatieve zin van zich deed horen. Het was al bekend dat hij wegens ziekte terug had moeten keren naar Amerika. Ingewijden in Nederland wisten echter dat er meer aan de hand was. Elout van Soeterwoude had de beste contacten met Engeland en hij raadde Kuyper aan alleen over de zaak Pearsall Smith te beginnen als andere kranten er mededelingen over zouden doen. Kuyper raakte echter in februari 1876 overspannen en vertrok voor herstel naar het buitenland. Een bekend Réveilman, G. H. de Marez Oyens, meende al in het begin dat de oorzaak van Kuypers inzinking niet zozeer gezocht moest worden in de gespannen kerkelijke situatie, maar

in de teleurstellende ontwikkelingen rond Pearsall Smith. Hij schreef aan Groen van Prinsterer: 'Is het niet zeer waarschijnlijk, dat hem dit een geweldige schok zal hebben gegeven, en met name hem, wanneer men let op hetgeen hem, na zijn terugkeer uit Breyghton (sic), zoo zeer heeft beziggehouden? Zijne hooge ingenomenheid met hetgeen hij daar doorleefd had, geprikkeld door de vraagteekens van mannen, die evenzeer ter goeder trouw waren, moet, dunkt mij, eene reactie hebben te weeg gebragt, die hem tot het diepst zijner ziel zal hebben aangegrepen.' Over Kuypers overspannenheid deden de wildste geruchten de ronde. Blijkbaar legden maar weinig Nederlanders een verband tussen Smiths situatie en Kuypers inzinking omdat het niet bekend was dat Smith in opspraak was geraakt. 25

De Standaard doorbrak het stilzwijgen rond Smith. Hoedemaker, die van 1 maart 1876 de redactie voerde, lichtte de sluier op. Na Smiths vertrek waren er overdreven geruchten verspreid dat hij in privégesprekken allerlei onbijbelse uitspraken had gedaan. De top van de organisatie had hem het zwijgen opgelegd. Smith had zich daaraan onderworpen en was naar Amerika vertrokken. Intussen werd er lustig op los gespeculeerd in Engeland, wat de hele beweging tot heiligheid in diskrediet bracht. Smiths naaste vrienden gaven toe dat ze voorzichtiger met zijn zwakke gezondheid om hadden moeten springen. 26

De Standaard noemde echter niet het ernstigste gerucht dat Smiths reputatie bedreigde. Smith zou overspel gepleegd hebben met een volgelinge. Dit gerucht was nog schadelijker dan de berichten over dwaalleer na een zenuwinzinking. Menselijke zwakheid was nog wel te vergeven geweest, maar laag gedrag van iemand wiens leven een bewijs van 'hoger heiliging' zou moeten zijn, kon de ondergang van de hele beweging betekenen. Als we Smith zelf moeten geloven, had hij alleen een jonge vrouw getroost die in emotionele en geestelijke verwarring was en had zij een kleurrijke versie van haar intieme relatie met Smith de wereld ingestuurd. Blijkbaar was de commissie die Smith een spreekverbod oplegde niet geheel overtuigd van zijn onschuld. 27

Een natuurlijke reactie was om de leer van de volmaaktheid aan een hernieuwd onderzoek te onderwerpen, omdat de geestelijke vader nu een levende ontkenning van zijn eigen leer leek te zijn. Zelfs Elout van Soeterwoude, die Smith het best kende, zag dat de volmaaktheidsprediking twee onvolkomenheden had: de niet aflatende strijd tegen de zonde kreeg te weinig aandacht en de onbereikbaarheid van volmaaktheid op aarde werd verdoezeld. Smith zelf schreef dat hij door satan was bedrogen. 28

Ondanks deze opschudding bleef De Standaard de opwekkingsbeweging verdedigen. Hoedemaker weet het uitblijven van een revival niet aan de val van Pearsall Smith maar aan tekorten in Nederland die hij aanduidde met: wantrouwen, verdeeldheid, individualisme, dogmatisme en het standsgevoel van de predikanten. Als Europa net zoals Amerika een opwekking verwachtte zou de kans van slagen veel groter zijn.

Vanuit de kring van conferentiegangers kwam een andere actie die de verspreiding van de heiligheidsbeweging nog verder beperkte. In 1877 kwam ds. P. Huet tot de conclusie dat de uitverkiezingsleer van het Calvinisme onbijbels was. Kuyper, bijgekomen uit zijn depressie, probeerde de reputatie van Brighton nog te redden door Huet dringend to vragen te verklaren dat zijn denkbeelden niets met Brighton te maken hadden. Huet gaf zijn overtuiging niet op. Omdat hij een steeds prominentere positie binnen de Nederlandse beweging in ging nemen, trokken Kuyper en Hoedemaker zich uit de beweging terug. In oktober 1877 werd de laatste grote conferentie over 'hoger heiliging' gehouden, die echter al niet meer door de prominente Hervormden en Christelijke gereformeerden werd bezocht.

In een lang theologisch feuilleton in De Heraut, de opvolger van het Zondagsblad van de Standaard, verwierp Kuyper de volmaakbaarheid. De behoefte aan het terugdringen van de zonde was te begrijpen in een tijd van neergang, maar volledige zondeloosheid was niet bereikbaar. Allerlei bijbelse aansporingsteksten gaven geen aanleiding om aan de mogelijkheid van zondeloosheid te denken. De term volmaaktheid, uit bijv. Mattheus 5:48, betekende dat de liefde van mensen dezelfde gehalte moest hebben als de liefde van God, die zich ook uitstrekte naar vijanden. Aan het slot van de serie ontkende Kuyper dat hij nu afbrak van wat hij zelf had helpen opbouwen. De Brightonbeweging en Pearsall Smith hadden niet het perfectionisme geleerd. De Nederlandse beweging was echter in arminiaans vaarwater terecht gekomen. Hij nam afstand van de ervaringen in Brighton, wat een vermenging van ware en onware elementen was geweest. Hij erkende de mogelijkheid dat zijn misstap had meegewerkt aan zijn overspanning. 29

Smith, Huet en Kuyper droegen alledrie op hun manier bij aan de desintegratie van de beweging in Nederland. Nadat de kopstukken uit orthodoxe en gereformeerde zijde zich hadden teruggetrokken viel de leiding toe aan een groep predikanten die nieuwe inspiratie vonden in de geschriften van de nog radicalere Asa Mahan, een medestander van Charles Finney, wiens boeken (Christelijke volmaaktheid en De doop des Heiligen Geestes) ze in het Nederlands vertaalden. De groep bestond uit P. Huet, H.E. Faure, J.G. Smitt, F. Lion Cachet, N. de Jonge en M.S. Bromet, die er vanwege verschillende omstandigheden geen van allen in slaagden het vertrouwen van het kerkvolk te winnen. Huet werd een inconsequente houding verweten omdat hij ondanks zijn kritiek op de uitverkiezingsleer toch in de Hervormde Kerk bleef. Bovendien raakte hij in een geestelijke crisis en stortte zich in de jaren tachtig in het christelijk spiritisme, waarvan hij later terugkwam. Faure had (te)veel sympathie voor het Baptisme, waartoe hij echter niet overging. Smitt scheidde zich na een conflict over de uitverkiezing van de Christelijke Gereformeerde kerk af en vormde een Vrije Evangelische gemeente in Amsterdam. Lion Cachet had een moeilijk karakter en verbleef bovendien vijf jaar in Zuid-Afrika. De Jonge stond in Brussel en was te druk bezig met de uitvoerende kant van het evangelisatiewerk om de beweging in Nederland te organiseren. Bromet vertrok in 1885 naar Suriname.

In de kringen waar de motivatie om te evangeliseren het sterkst was, onder Baptisten en Vrije Evangelischen, bleven de ideeën van de heiligingsbeweging doorklinken. Zo liet de Nederlandsche Christelijke Gemeenschapsbond (NCGB) die de nazorg voor het evangelisatiewerk van ds. HJ. Couvée verzorgde, zich inspireren door Pearsall Smith. In dezelfde kringen werden de Sankeyliederen, inmiddels tot een eigennaam geworden, gezongen. In de bundels van Johannes de Heer bereikten ze een oplage van meer dan een miljoen exemplaren.

Conclusie

Het is niet verwonderlijk dat de Amerikaanse predikers ook in Nederland veel aandacht kregen. Moody's optreden was spectaculair, niet alleen vanwege de grote massa toehoorders die hij dagelijks aan zich bond, maar ook door de continuïteit van de opwekking. Het voortduren van zijn succes overtuigde zelfs de meeste sceptici ervan dat dit geen volksverlakkerij was. Nederlandse kerkleiders zagen meer dan een sensationele situatie. Zij kregen hoop op een opwekking van het geestelijk leven in het als verslapt bestempelde Nederland. Zonder Moody zelf ging dat echter niet. Ze probeerden niet om hem over te laten steken of zijn aanpak als model over te nemen. Mannen die Moody's methode imiteerden werden meewarig bekeken of kritisch veroordeeld. Behalve allerlei praktische obstakels, zoals onervarenheid met massale campagnes, onbekendheid met georganiseerde acties, bleef dé opwekking een buitenlands verschijnsel. Omdat niet de situatie buiten de kerk voor de meeste verontrusting zorgde, maar de kerk zelf verlevendiging nodig had leek Pearsall Smith de beste oplossing te bieden.

Een boodschap die de mensen innerlijk activeerde beloofde een betere

kans op blijvend effect dan een nieuwe massale vorm van verkondiging. Bovendien konden predikanten daar zelf aan meewerken en waren ze niet afhankelijk van een begaafd spreker als Moody.

De ervaring van Brighton was intensief geweest en veel conferentiegangers hadden een innerlijke verandering ondergaan, die voldeed aan een verlangen naar vreugde. De Nederlandse delegatie was omvangrijk en invloedrijk genoeg om in het eigen land de inzichten te verspreiden. Daar had men Pearsall Smith niet bij nodig, omdat die meer de principes doorgaf dein zelf een onmisbare stimulans was.

Ondanks het enthousiasme waarmee de delegatie in Nederland terugkeerde doofde het vuur van de beweging uit op een paar vonkjes na die oversprongen naar de twintigste eeuw. Hoe kon dat gebeuren? Het eerste struikelblok was dat de beweging niet kon teruggrijpen op eerdere soortgelijke opwekkingen. Engeland had een reeks voorlopers van de Brightonconferentie die voor continuïteit zorgden. De Nederlanders stond geen duidelijk doel voor ogen. Daarom werd er ook geen nationale organisatie opgebouwd. De lokale meetings functioneerden meer als herleving dan als verbreiding van de Brightonervaring. Bovendien werd de toch al kleinschalige groep over het land verstrooid. Gebrek aan een traditie die de persoonlijke heiligmaking bereikbaar achtte, zoals Engeland die had in het methodisme, onthield de beweging een grote groep potentiële supporters. De groep bleef daarom te klein en te los georganiseerd om de ernstige meningsverschillen op te vangen. Toen de kernpunten van de leer in opspraak kwamen doordat de val van Pearsall Smith het geloof in een permanente staat van vreugde weersprak en de aanval op de uitverkiezingsleer door Huet aan 'Brighton' werd gekoppeld, namen de orthodoxe leidslieden afscheid. De nadruk op de reikwijdte van de menselijke wil versmalde de beweging tot enkele evangelische predikanten die ver af stonden van de hoofdstroom. In elke fase van de korte geschiedenis van de beweging in Nederland bleven predikanten de leiding houden zonder dat het kerkvolk ingeschakeld werd. De ervaring van bevrijding van een gevoel van machteloosheid en terneergeslagenheid die de conferentiegangers hadden ondergaan en die tot spontaan georganiseerde samenkomsten leidde, was moeilijk in woorden over te brengen. Nadat het effect van die ervaring in de hoofdpersonen was weggeëbd, verdween ook de motivatie voor de bijeenkomsten en daarmee de beweging.


1. De populariteit van Moody in Nederland blijkt uit de vertalingen van zijn toespraken en tractaten waarvan er tussen 1875 en 1900 minstens elf zijn vertaald, naast drie levensbeschrijvingen. Een volledige lijst is te vinden in mijn doctoraalscriptie geschiedenis waarop dit artikel is gebaseerd: 'Zielenverbrijzelaars en zondelozen. Nederlandse reacties op Moody, Sankey en Pearsall Smith'. Doctoraal scriptie geschiedenis, Leiden 1988.

2. Rufus W. Clark, The work of God in Gieat Britain: under messrs. Moody and Sankey, 1873-1875. With biographical sketches (London 1875) 51.

3. De beste biografie over Moody is James F. Findlay, Dwight L. Moody. American evangelist 1837-1899 (Chicago 1969).August J. Fiy, D.L. Moody: the Chicago years 1856-1871 (Amsterdam 1984) bespreekt de vorming van Moody's geloof.

4. Stemmen voor waarheid en vrede 12 (1875) 299.

5. De veieeniging: christelijke stemmen (1875) 972-979 (Hoedemaker) en 259-270 (Gunning).

6. JJ. van Oosterzee, 'Hooger heiliging. Brief aan eene Christelijke vriendin' in Voor kerk en theologie. Mededeelingen en bijdragen Q (Utrecht 187S) 341-375. Ook als brochure verschenen.

7. Kerkelijke Courant, 14 maart, 25 april, 15 augustus 1874 en 6 maart, 29 mei en 17 juli 1875.

8. 31 juli 1874. Het was in de tijd van de debatten over het kinderwetje van Van Houten.

9. NRC 17 maart, 14 mei, 26 mei en 25 juni 1875.

10. De Gids, 3e serie 13 (1875) 102-121.

11. W.H.C. Koeken, Antwoord aan den heer M.S. Bromet op zijne circulaire betreffende het werk: 'D.L. Moody en zijn werk in 's Heeren wijngaard (Culemborg 1875).

12. H.H. Dalman, De geestelijke beweging in haren oorsprong getoetst aan de Opvatting en Bediening van 't genadeverbond ten tijde der Hervorming (Lemmer 1876) 64 p.P J.R. Laan, Ernstige waarschuwing tegen hen die de uitverkiezing en verdorvenheid der kinderen Gods loochenen (Lemmer 1877) 19 p.P. Leigh, De heeren Moody en Sankey, in weegschalen gewogen en te ligt bevonden. Uit den achtsten Engelschen druk. (Utrecht 1875) 16 p.J.K. Popham, Moody en Sankeys dwalingen ontdekt door de schriften der waarheid. Vertaald uit den derden Engelschen druk door W. Ruys Thz. Met voorwoorden van Schrijver en Vertaler. (Utrecht 1875) 17 p.Koeken moest net zo min wat van Pearsall Smith hebben getuige: C Hemington, De leer der volmaaktheid of hooger christelijk leven. Eene onschriftuurlijke en zietverdervende leer. Uit het Engelsch door F.W. Wagner. Met een voorwoord van W.H.C Koeken (Gouda 1876).

13. De andere vertalers waren CS. Adama van Scheltema en JJ.L. ten Kate.

14. De enige biografie over de Smiths is van Robert Allerton Parker, A family of friends. The story of the transatlantic Smiths (London 1960). M.E. Dieter, The hoiiness revival of the nineteenth century. Studies in evangelicalism no. 1 (Metuchen 1980) en Richard Carwardine, Transatlantic rcvivaiism. Popular evangelicalism in Britain and America, 1790-1865. Contributions in American histoiy, number 75. (Westport and London, 1978) zijn uitstekende inleidingen over de ontwikkeling van de hoiiness movement en de plaats daarin van Robert en Hannab.

15. De Engelse titel was The record of a happy life (London 1873). In 1875 verscheen het in een Nederlandse vertaling: Mevr. Pearsall Smith, Frank, of het geheim van een gelukkig leven. Herinneringen eener moeder van baar ontslapen zoon (Amsterdam z.j.).

16. Een beschrijving van de invloed van Pearsall Smith in Duitsland geeft J. Jüngst, Het Amerikmnsch methodisme in Duitsland. Schets uit de jongste kerkgeschiedenis. Vertaald door A.W. Bronsveld (Utrecht 1876). Jüngst legt een duidelijk verband met de methodistische zending die al tientallen jaren in Duitsland werkte en die uit Amerika werd gesteund. Dit is ook een sterke aanwijzing voor de oorzaak van het succes in Duitsland, dat in Nederland uitbleef. De aanwezigheid van een perfectionistische traditie was een onmisbare ondersteuning voor de vestiging van de heiligheidsbeweging.

17. Réveilarchief E, Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Verzameling Elout van Soeterwoude I Autobiographie met bijgevoegde brieven en stukken, juni 1876. 18. Sophia Frederica Mathilda, prinses van Wurtemberg, koningin der Nederlanden (1818- 1877). Zij was in 1839 met de latere koning Willem UI gehuwd en sedert 1848 koningin. Zij trok veel op met oom Frederik en had ook contact met Bout De koningin had een persoonlijk, maar onorthodox geloof. Ze waardeerde vooral de oprechtheid in het geloofsleven van anderen, met name van Groen van Prinsterer en zijn vrouw. Als enige lid van het koninklijk huis bezocht zij paus Pius IX.Zie: Koningin Sophie 1818-1877. Jeugdherinneringen in Biedermeierstijl van een Nederlandse vorstin uit Wurtemberg. C.A. Tamse red. (Zutphen 1986) 108-111.Willem Frederik Karei, prins der Nederlanden (1797-1881) was de tweede zoon van koning Willem I en Frederika Louise Wilhelmina van Pruisen.Prinses Marie (1841-1919) was een dochter van prins Frederik en was sinds 1871 gehuwd met prins Willem von Wied.

19. Zondagsblad van de Standaard, 6 en 13 juni, bijvoegsel bij De Standaard, 7 juni 1875. Een uitgebreid verslag van de conferentie is te vinden in Record of the convention for the promotion of scriptural holmess held at Brighton, May 29 to June 7, 1875 (Brighton n.d.). Een deel van de toespraken verscheen in het Nederlands Brighton en het levend woord. Toespraken te Brighton gehouden. Uit het Engelsch door mevrouw Faure. Met een voorwoord van Dr. H.E. Faure (Nijmegen 1875).F. Lion Cachet publiceerde zijn ervaringen in Tien dagen te Brighton. Brieven aan een vriend (Utrecht 1875).N. de Jonge vertaalde een brochure van Theodore Monod over de Brightonbeweging: Wat beteekent de Brighton-beweging? Uit het Fransch door N. de Jonge. Met een toevoegsel van den vertaler (Goes z.j. (1880) 32 p.

20. Zondagsblad van de Standaard, IS augustus 1875.

21. Verslag over de Samenkomsten tot Opwekking van het Geestelijk leven, gehouden te Goes 16, 17, 18 October 1877 (Goes [1877]) 39. Cursiveringen in de tekst. Dit stenografische verslag geeft een goede indruk van de sfeer, toespraken en de (Sankey)liederen die programma vulden.

22. J.H. Gunning JHzn., Prof. dr. J.H. Gunning Leven en werken II (Rotterdam z.j.) 689 e.v.

23. De Wekstem, 20 september, 7 en 20 october 1875. De andere reactie is van P. Wagenaar in de Vrije Kerk 4 (maart 1878) 196.

24. J.M. Stroes, Mededeeüngen betreffende de geestelijke opwekking te Winterswijk en omstreken (Winterswijk 1877).

25. Groen van Prinsterer. Schriftelijke nalatenschap V. C. Gerretson en A. Goslinga ed. Briefwisseling TV 1866-1876. A. Goslinga en J.L. van Essen ed. Rijks Geschiedkundige Publicatien, Grote serie 123 ('s Gravenhage 1967) 891.

26. Zondagblad van de Standaard, 12 maart 1876. Zie Meivin E. Dieter, 'Foreword' in: R. Pearsall Smith and Hannah Whitall Smith, Walking in the light (Grand Rapids 1986) 16, 17. De aanleiding voor de censuur van Smith's Engelse vrienden was zijn veelvuldig gebruik van het beeld van het huwelijk voor de relatie tussen Christus en de gelovige. Bij sommige gelovigen had deze voorstelling erotische connotaties. Omstanders pasten die beeldspraak toe op de relatie tussen leermeester en volgelinge toen Smith veel pastorale aandacht aan één vrouwelijke volgelinge besteedde. De organisatie meende daarnaast dat Smith teveel naar het Arminianisme overhelde. Daarom werd Smith verzocht het veld te ruimen.

27. J.C Pollock, The Keswick story. The authorized history of the Keswick convention (London 1964) 84-86. Robert heeft zich na deze affaire geheel uit de beweging teruggetrokken. Dit belette zijn vrouw niet om tot grote hoogte te stijgen. Zij schreef een besbeller The Christiaris Secret of a Happy Life die nog steeds in druk is en een totale oplage heeft van meer dan twee miljoen exemplaren. Ook de Nederlandse vertaling, eerst onder de titel Des christens heilgeheim, later onder de titel Het geheim van een gelukkig christelijk leven, is nog onlangs herdrukt. Ze vestigden zich later in Engeland waar hun huis een ontmoetingsplaats was van

allerlei kunstenaars, schrijvers, wetenschappers (J.M. Keynes) en politieke activisten (de Webbs). De filosoof Bertrand Russell was van 1894 tot 1921 getrouwd met hun jongste dochter Atys. Robert stierf in 1899, Hannah leefde tot 1911. Het eerder genoemde boek van Parker beschrijft voornamelijk hun Engelse periode.

28. Ibidem, 19 en 26 maart 1876.

29. De artikelen verschenen in De Heraut tussen 17 maart en 4 augustus 1878 en werden herdrukt in: A. Kuyper, Uit het Woord III (Amsterdam z.j.) 61-163.

Dit artikel werd u aangeboden door: Archief en Documentatiecentrum van de Gereformeerde kerken in Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1991

DNK | 101 Pagina's

REACTIES IN DE NEDERLANDSE PERS OP MOODY,  SANKEY EN PEARSALL SMITH,  1874-1878.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1991

DNK | 101 Pagina's