Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een handjevol verkenners?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handjevol verkenners?

Het Hersteld Verband opnieuw bezien

40 minuten leestijd Arcering uitzetten

Per 1 augustus 1926 was Nederland een kerkgenootschap rijker: de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband), vaak aangeduid als (het) h.v.1 De kerken die zich hierbij aansloten, waren buiten het bestaande verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland komen te staan als gevolg van de kwestie- Geelkerken. Vandaar dat in eerste instantie hier en daar wel werd gesproken van Gereformeerde Kerken buiten het verband. Maar al spoedig na 1 augustus 1926, toen de kerk van Amsterdam-Zuid (dr. J.G. Geelkerken) en de kerk van Zandvoort (ds H.C. van den Brink) een relatie aangingen, is er sprake van kerken in hersteld verband.2 Ze hadden de relatie met elkaar hersteld. Aan het eind van 1926 ging het om zes kerken. In 1927 kwamen er tien bij, in 1928 zeven, en in 1929 nog drie. Op zijn hoogtepunt telde het kerkverband dus 26 kerken. In 1946 kwam het tot een hereniging met de Nederlandse Hervormde Kerk.3

De geschiedenis van dit kerkverband is in 1976 beschreven door een van zijn predikanten, G.F.W. Herngreen (1914-1986), die deze bijna religieus duidde door de toevoeging H.V. terug te laten keren in de titel van zijn boek: Een handjevol verkenners.4 Anders dan de twaalf Bijbelse verkenners hebben deze verspieders in het openbaar nooit hun teleurstelling geuit over wat het avontuur hun had gebracht. De leden, aldus de voorstelling van Herngreen, waren mensen die de tijdgeest goed aanvoelden en de bakens wilden verzetten, die zich wilden bevrijden van hun banden omdat ze te knellend werden. Ze waren in verzet gekomen tegen de ‘ongeest’, het fundamentalisme en het isolement van de GKN. Ze ontdekten nieuwe vormen om een belijdende kerk te zijn en stelden een nieuwe gezangenbundel samen. Later speelden velen van hen een belangrijke rol in de hervormde kerk. Te denken valt aan J.J. Buskes Jr., E.L. Smelik, P.G van Hooff, F. Boerwinkel en anderen. Kortom, verkenners waren het, ze hadden de toekomst verkend en hun ervaringen ten dienste gesteld van de nhk.

De titel duidt er al op dat Herngreen niet schreef met de distantie van de historicus, maar met de passie van een deelnemer. Geen wonder. Het h.v. had hem gevormd, Geelkerken noemde hij zijn leermeester.5 Die verbondenheid komt op schier iedere bladzijde tot uitdrukking. De tegenstellingen worden stevig aangezet, de meeste keren dat hij diskwalificerende of negatief geladen bijvoeglijke naamwoorden gebruikt, heeft dat betrekking op de GKN. Schaduwkanten van de kerken in het hersteld verband worden in vergelijking daarmee weinig genoemd. De situatie in de Nederlandse Hervormde Kerk in de jaren twintig en dertig, nodig om alles in het juiste perspectief te plaatsen, komt nauwelijks aan de orde. Wie het boek uit heeft, moet haast wel geloven dat Geelkerken en de zijnen aan de strik van de vogelvanger waren ontkomen (Psalm 91:3) en na enige omtrekkende verkenningen bepakt en bezakt met hun schat aan ervaringen in de NHK een onderdak vonden. Het heet dan ook een curiositeit dat ds. P. van der Vloed bij de fusie met de Nederlandse Hervormde Kerk in 1946 een benoeming als predikant misliep omdat hij bij het kerkgenootschap had behoord waar ze beweerden dat de slang niet had gesproken.6 Dat de vrouwelijke diakenen van het H.V. in de hervormde kerk niet welkom waren, wordt zelfs niet vermeld.

Het wordt tijd dat het bestaande beeld van het h.v. herschreven wordt op basis van alle beschikbare bronnen.7 Dat wil ik doen door aandacht te vragen voor aanhang, predikantencorps en hoogtepunten uit de geschiedenis van het h.v.

Aanhang en omvang van het H.V.

In het Bijbelverhaal keren de verspieders met weinig vertrouwen in de toekomst terug. Ze voorzagen de talloze problemen die op hen wachtten. Dat kan van Geelkerken en de zijnen – in eerste instantie het grootste deel van de kerkenraad van Amsterdam- Zuid – niet gezegd worden. De Heer zou voor hen strijden, dat was de emotie die sprak uit de kerkenraadsvergaderingen van het voorjaar van 1926. Behalve vroomheid en hardnekkigheid kan men Geelkerken en de zijnen een zekere naïviteit toch ook niet ontzeggen. Heeft hij beseft waar hij aan begon? Had hij dan nooit gelezen op welke moeilijkheden de afgescheidenen waren gestuit toen ze de hervormde kerk verlieten? Had hij enig idee van wat hem te wachten stond? Ik heb de indruk van niet. Hem was onrecht aangedaan. Dat was wat telde. Hij had gelijk, maar hij moest dat nog krijgen. Zowel de Overtoomsche Kerkbode (Geelkerken en Buskes) als Woord en Geest (Geelkerken en Van den Brink) stonden maandenlang vol met van alles en nog wat over Assen, vooral over wat er niet goed was geweest, met verhalen over achterbaks gekonkel, met een eindeloze reeks artikelen en artikeltjes over valse en foutieve berichtgeving in de ‘vijandelijke’ pers et cetera.8

Met deze toon hebben Geelkerken en Van den Brink zichzelf en de zaak waarvoor zij stonden geen dienst bewezen. Belangrijke geestverwanten als de predikanten G. Brillenburg Wurth, W.M. le Cointre, W.H. en H.A. Wiersinga, A.G. Wolf en anderen lieten al in een vroeg stadium merken dat ze het met de toon en de koers van Geelkerken en Van den Brink niet eens waren. Hun bezwaar was dat Geelkerken en de zijnen niet op hereniging uit waren, maar op verdergaande scheuring. Voor Geelkerken was het een grote teleurstelling dat J.C. Brussaard – jarenlang een trouw vriend en bovendien mederedacteur van Woord en Geest – zich eind 1926 conformeerde aan de besluiten van de synode van Assen. Het leidde tot een onverkwikkelijk conflict met de overige redactieleden van Woord en Geest, Geelkerken, Van den Brink en F.J.J. Buytendijk. Uitkomst hiervan was dat Brussaard zich uiteindelijk genoodzaakt zag als redactielied te bedanken. Hoe groot het effect van dit conflict op anderen is geweest, valt niet meer na te gaan. Van de medewerkers aan Woord en Geest legden slechts enkelen hun taak neer. Maar in de Bond van Bezwaarden –een bond van gereformeerden die moeite hadden met de besluiten van de synode van Assen, in 1926 door Geelkerken en Van den Brink was opgericht om zoveel mogelijk aanhang te verwerven- nam in diezelfde tijd de spanning toe.9 Enkele vooraanstaande leden drongen erop aan te zoeken naar hereniging met de gkn. Geelkerken en Van den Brink wensten echter geen Bond van Overleg om tot Hereniging te geraken. Ze wensen een Bond van Bezwaarden, die zich overal in het land zou roeren. Dat werd vanaf de zomer van 1927 openlijk de koers van de Bond. Opnieuw haakten geestverwanten af, zoals dat ook kort na Assen was gebeurd. Kortom, de kring rondom Geelkerken was naar het oordeel van velen niet veel meer dan een ‘tegenpartij’, men had geen plan voor de toekomst, men was vooral tegen Assen, men was niet uit op het helen van de breuk. Dat werd Geelkerken verweten, en het was niet ten onrechte. Daarmee heeft Geelkerken de slag om de sympathie van de gewone kerkganger verloren. Geestverwanten uit Amsterdam-West vroegen al in oktober 1926 of er voldoende basis was om een eigen kerkverband te beginnen. Ze zagen scherp waar het aan schortte, maar Geelkerken wilde er niet van horen.10

De eerste jaren waren jaren van groei, waarin men vol enthousiasme aan het werk ging. Er werd een huishoudelijk reglement samengesteld, men regelde de pensioenzaken, er werden fondsen in het leven geroepen om noodlijdende kerken, predikanten en studenten te steunen, men zond een zendeling uit, en er werd een kerkblad opgericht. Ook dacht men na over het kerkelijk examen, men overwoog een bijzondere leerstoel aan een van de universiteiten te vestigen en toen dat te hoog gegrepen bleek, was er sprake van privaatdocenten. Kortom, er werd hard gewerkt. Veel problemen waren er niet, de meeste moeite leverde de invoering van ‘het nieuwtestamentisch kerklied’ op, vooral door de bezwaren daartegen in de gemeente van Geelkerken, nota bene sinds jaar en dag een van de voorvechters van de gezangen.

Maar langzamerhand ging de vaart eruit. De verwachtingen waren achteraf bezien te hooggespannen geweest. In de NRC viel in het voorjaar van 1926 te lezen dat naar schatting zo'n 30 á 50.000 mensen de gkn zouden verlaten en met Geelkerken zouden meegaan.11 Dat was er niet een beetje naast, dat was een faliekante misrekening. Uiteindelijk verenigden zich slechts 5 á 7000 leden (doop- én belijdende leden samen) in het nieuwe kerkverband.12 Amsterdam-Zuid sprong er met zijn 2500 leden uit en de eerste jaren kwam meer dan de helft van het totale aantal lidmaten uit de stad Amsterdam. Toen dan ook een naam gezocht moest worden voor de eerste landelijke vergadering, was het niet zonder reden dat men koos voor de benaming ‘(voorloopige) classis Amsterdam’. De andere kerken werden beschouwd als ‘tijdelijk bij de classis Amsterdam inwonend en tijdelijk met haar vergaderende’.13 Natuurlijk hoopte men dat er meer classes zouden komen. Toen duidelijk werd dat het bij de ene classis zou blijven, werd met de invoering van een nieuwe kerkorde in 1936 (gereed in 1933) de naam van de voorlopige classis veranderd in die van ‘algemene vergadering’.14

Zoals in de inleiding reeds gezegd voegden zich in 1929 nog drie kerken bij het Hersteld Verband. Maar in datzelfde jaar viel bij het agendapunt betreffende de ‘vrijmaking der kerken’ weinig positiefs te melden.15 De groei was eruit. In dat jaar was voor het eerst een extra vergadering over de financiën nodig, er zouden er nog ettelijke volgen.16 Het jaar daarop kwamen Makkum en Leiden in de problemen. In 1931 werd de kerk van Makkum opgeheven, Leiden wist vooralsnog te overleven door met Noordwijk één kerk te vormen, de ‘vrijmaking’ der kerken stond niet meer op de agenda, want er viel hierover niets meer te vertellen. Het werd langzamerhand duidelijk dat de beweging rond Geelkerken was vastgelopen. Er kwamen geen nieuwe kerken meer bij en mede daardoor namen de financiële zorgen toe. Er was (bijna voortdurend) discussie over de pensioenen en over de quota, aan de classis mocht geen zaalhuur worden gevraagd, voor logies werden geen kosten vergoed, sigaren werden niet meer verstrekt en alleen de kosten van het reizen derde klasse werden vergoed.17 De situatie zou niet verbeteren, mede als gevolg van de economische crisis, die met name enkele plattelandsgemeenten hard trof. In het jaaroverzicht van 1932 merkte Van ds. P. van der Vloed op dat men aan de grote thema's niet was toegekomen.18 Wat is de Schrift? Wat is de kerk? Wat is de belijdenis? Voor het grootste deel van haar tijd hebben de kerken hun aandacht besteed aan de financiële nood. ‘1932 is een slecht financieel jaar geweest.’ Een van de maatregelen die men trof was de oprichting van een crisiscomité, bedoeld om die kerken te steunen die in het bijzonder door de crisis waren getroffen.19 Een plan van Enschede om over te gaan tot een centrale financiering werd uiteindelijk zonder meer afgeschoten. Het zou een verzwaring betekenen van de lasten van de grote kerken. Lees: van de kerk van Amsterdam-Zuid. Nog meer lasten op zich nemen kon zelfs de grote kerk van Amsterdam-Zuid niet.20 De quaestor van het fonds hulpbehoevende kerken, M. de Bruin, vond zijn taak zenuwslopend en wilde hem neerleggen. Veel kerken waren afhankelijk van ondersteuning, kerken die dat niet waren voldeden vaak niet aan hun financiële verplichtingen, hij kon de toegezegde ondersteuning meestal niet uitkeren. De Bruin trad uiteindelijk niet af, maar kreeg ondersteuning van twee mededeputaten.21 In 1933 was de situatie werkelijk dramatisch. Er kwam opnieuw een aparte vergadering om nader over de financiën te spreken. Het H.V. was bijna failliet. De kerken moesten dat jaar – zeven jaar na dato- afscheid nemen van de gedachte dat het h.v. een grote kerkengroep zou worden en dienden de tering naar de nering zetten.22 Besloten werd maximaal twee keer per jaar te vergaderen, de afgevaardigden dienden onder te worden gebracht en te eten bij gemeenteleden en de classis mocht daarvoor noch voor de zaal kosten in rekening worden gebracht. Om reiskosten te beperken mochten de kerken zich laten vertegenwoordigen door één afgevaardigde.

Het heeft iets treurigs uit de notulen te moeten constateren dat geld het belangrijkste thema van het H.V. was. Als een vergadering eens een keer niet beheerst werd door geldzaken, was dat voor Smelik reden om de opluchting daarover publiekelijk te uiten. Maar hij uitte ook zijn ergernis als het anders was.23 Uit de stukken blijkt dat financiën een voortdurende bron van irritatie waren. Met kunst- en vliegwerk heeft men het kerkverband ondanks de voortdurende zorgen overeind weten te houden. Kerken gingen samenwerken, uitkeringen aan noodlijdende kerken of predikanten werden verlaagd, de pensioenverzekering ging omlaag en soms werd het traktement veel te laat uitbetaald. Mevrouw H.H. Ubbink-Woltjer, echtgenote van ds. J.G. Ubbink, had daarover enkele keren, anoniem, in Het Kerkblad verwijtende opmerkingen gemaakt, hetgeen haar noch redacteur Van den Brink in dank werd afgenomen.24

Terug kon men niet meer. In 1927 had men de deur hard in het slot gegooid.25 Overstappen naar de NHK was geen optie, daarvoor waren de kerken van het H.V. al te zeer gereformeerde kerken. Toen bleek dat er soms een gezamenlijke dienst met een gemeente van een ander kerkgenootschap werd georganiseerd, leidde dat bijvoorbeeld tot vragen van Amsterdam-Zuid.26 Regelmatig was er ook sprake van protesten tegen voorgangers uit andere kerkgenootschappen. Nog in 1935 sprak de vergadering zich daarover uit. Met name bij jongere leden zou dit ten koste kunnen gaan van het besef als H.V. een eigen kerkelijke roeping te hebben. Bij kerkenraden zou dit het besef van verantwoordelijkheid voor de rechte verkondiging kunnen doen vervagen.27 Maar waar men voor stond, was niet helemaal duidelijk. Twee dingen wilde men niet: hervormd worden of terug naar de GKN. Maar wat wilde men wel? In 1937 werd een poging gedaan het begrip ‘gereformeerd’ opnieuw te definiëren.28 Nog in 1940 ontmoette J.G. Ubbink veel weerstand met zijn voorstel nauwere samenwerking met de nhk te zoeken. Vanwege de grote financiele problemen zag hij geen andere oplossing.29 Ubbink had het goed gezien: het ging niet langer. Vier kerken, die van Baarn, Makkum, Amsterdam-West en Arnhem haalden de eindstreep niet. Voordat het kerkverband in 1946 fuseerde met de NHK waren ze reeds opgeheven. Verder zag een aantal kerken zich in de loop der jaren gedrongen nauw met elkaar samen te werken. Baarn, Hilversum, Bussum en Amersfoort vormden op zeker moment in feite een federatie, evenals Utrecht en Tienhoven. Leiden kon zoals eerder gezegd alleen maar overleven door te fuseren met Noordwijk. Kort nadat Ubbink het lid op de neus had gekregen, begonnen de gesprekken over samenwerking met de NHK. Het kon niet anders. Zijn voorstel, hoewel afgewezen, leidde het einde van het H.V. in.

Het predikantencorps

In totaal kwamen er dertien predikanten uit de GKN over, waarvan zes met (een deel van) hun gemeente. In de loop der jaren voegden zich nog twaalf studenten bij dit predikantencorps,30 na 1935 nog door drie anderen gevolgd. Uit eigen kring kwamen er vijf nieuwe predikanten: C.J.I. Sluyk, emeritus van de Indische Kerk, werd predikant te Baarn, en kapelaan G.J.I. Stockmans werd predikant te Andijk. Het geheel overziende gaat het dus om een betrekkelijk jong corps. En zoals altijd vertaalde zich dat in het kerkelijk leven. Ook in de kerkgeschiedenis zijn het vaak de jongeren die nieuwe wegen zochten en gingen. Ik wijs slechts op de leidslieden van de Afscheiding. Dat was ook hier het geval. Buskes en Smelik, aanvankelijk de enige twintigers, kregen al spoedig versterking van anderen, terwijl er geen oudere predikanten meer bijkwamen dan in 1938 bovengenoemde ds Sluyk en J.G. Ubbink. Het gevolg hiervan was aandacht voor nieuwe, soms ongehoorde thema's en een gestage vervreemding van het neocalvinistisch erfgoed. Buskes, P.A.E. Sillevis Smitt, Diepersloot en andere jongeren hebben in hoge mate een stempel op hun kerk gedrukt. Theologisch gesproken ging het om een toenemende invloed van K. Barth, politiek gesproken waren er onder de predikanten relatief velen die zich aangesproken wisten door het pacifisme en door de CDU. C. Vermaat, J.C. Aalders en Sillevis Smitt stonden open voor een meer charismatische spiritualiteit.31 Maar Vermaat ging aan zijn depressies ten onder, Aalders maakte zich door zijn voortdurende oppositie onmogelijk en Sillevis Smitt verongelukte. Van den Brink en Geelkerken vertegenwoordigden het gereformeerde geluid; vanaf 1934 maakte Van den Brink er geen geheim van dat hij zich zorgen maakte over de theologische ontwikkelingen binnen het h.v. Geelkerken had daar veel minder moeite mee.32 In theologische en politieke zaken was er sprake van een grote variëteit. En dan was er nog voortdurend ‘gedoe’ over geldkwesties. Hersteld Verband stond bol van de conflicten en dat had invloed op het verloop onder de predikanten.

Dat verloop was groot. Van de 35 mensen die predikant zijn geweest in het H.V. werden er in 1946 slechts 21 hervormd.33 Drie waren er overleden (Sluyk, Sillevis Smitt en C. Koppenaal), van de overigen legden twee hun ambt neer en verlieten het H.V. (J. en J.G. Ubbink), twee waren predikant in Indië geworden (Nieuwpoort en Van der Woude), zes waren al eerder hervormd predikant geworden. Van den Brink, emeritus, verliet in 1940 het Hersteld Verband en werd in 1942 hervormd.34 Dat betekent dus dat elf predikanten het H.V. al hadden verlaten voordat het tot een hereniging kwam. Dat is bijna 30 % van het predikantencorps.35

Het valt verder op dat vier van de elf predikanten die zich in 1926/1927 bij Geelkerken hadden aangesloten na een stevig conflict vertrokken: Vermeer, Van Leeuwen, Aalders en Van den Brink. Verder verliet Kroon in 1943 niet zonder verbittering het kerkverband. Hij vond dat hij in financieel opzicht schandalig was behandeld. Dan moet er nog gewezen worden op een groot conflict tussen het H.V. en H.A.C. Hildering, zendeling onder de Chinezen in Soerabaja in 1933/1934, en op een groot en langdurig conflict rond Hasper.36 Dat studenten als W. Volger en C.E.H.J. Milet de St Aubin uiteindelijk liever elders predikant werden dan in het H.V. kan heel goed hiermee hebben samengehangen.37 In ieder geval waren elders de beroepsperspectieven beter. Men zag hen met teleurstelling en ook met ergernis vertrekken.

Dat dit verband toch niet uit elkaar spatte door het ene conflict na het andere, verklaart Herngreen uit het feit dat bij alle verschillen één ding vast stond: de wil om samen kerk te zijn.38 Dat betekende het vaste verlangen om te leven uit het ‘gemeenschappelijk horen en gehoorzamen van het ene Woord, dat eigen inzichten transcendeert en relativeert’. Het zijn mooie woorden, maar gezien het grote percentage predikanten dat vertrok, deelde niet iedereen in dit ‘vaste verlangen’ en is hier sprake van legendevorming. Financiën en verschil in theologische opvattingen eisten hun tol.

Thema’s

Herngreen beschrijft in zijn boek een groot aantal thema's, en waar mogelijk laat hij zien hoe bijzonder het H.V. daarin soms was. Ik wil er een vijftal uitlichten.

Een van de vruchten die Herngreen noemt, is de eigen liederenbundel die in 1933 door het H.V. werd aanvaard, de Gezangen nevens de psalmen in gebruik bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband).39 De bundel bevatte 288 liederen, waarvan er 256 bestemd waren voor de eredienst, de overige voor ‘samenkomsten van verschillende aard’. Het was het ‘begin van vernieuwing der kerkzang in Nederland’.40 Belangrijk was, aldus Herngreen, de aandacht voor het Engelse kerklied, waarmee de Duitse hegemonie werd doorbroken. Verder waren er bewerkingen van oude kerkelijke liederen opgenomen, evenals de bekende ‘individueel-piëtistische’ en ‘mild methodistische’ liederen van Jan de Liefde, Johannes de Heer en anderen. Opvallend is de aanwezigheid van acht liederen van J. Revius, naast die van Camphuysen en Vondel. ‘Het H.V. ontdekte ze weer.’41 Het meest karakteristiek acht hij de aanvulling van liederen met elementen van het christelijk geloof die tevoren niet werkelijk aan bod kwamen, met name het Koninkrijk Gods, waaronder vijftien liederen van vader en zoon Blumhardt. We vinden er, zo Herngreen, de oecumenische ruimte in terug, evenals het reformatorisch karakter van het Hersteld Verband. Maar meer dan Herngreen doet uitkomen, is dit de bundel van Hasper geweest, die de meeste bewerkingen voor zijn rekening had genomen en ook wat betreft de melodieën zijn zin doordreef.42 Toen hij enkele jaren later een eigen bundel uitgaf, kon hij dan ook de liederen uit bundel van het Hersteld Verband opnemen. Deze bundel was geen vrucht van het H.V., maar van het werk van Hasper. Zonder het H.V. had zijn bundel hoogst waarschijnlijk geen kans gehad, maar het H.V. had zonder hem geen bundel gehad.

Een tweede thema dat zich al spoedig aandiende, was de vraag naar de verhouding tot de andere kerken. De voorlopige classis had al afgevaardigden benoemd naar enkele oecumenische organisaties, maar van een fundamentele bezinning was nog geen sprake geweest. Wel werd er in de kerkelijke pers regelmatig aandacht voor de oecumene gevraagd. Classicale bezinning op dit thema werd acuut toen bleek dat sommige kerken voorgangers uit andere kerkgenootschappen uitnodigden voor te gaan.43 Hoever gaat de oecumene eigenlijk? Op de achtergrond speelde de vraag mee wat voor kerk het H.V. wilde zijn. Sterker dan Herngreen doet, zou ik willen benadrukken dat de verschillen groot waren, met name tussen hen die een meer confessionele en hen die een meer ‘spiritueel’ georiënteerde kerk wensten. Buskes vreesde dat de kerken uit elkaar zouden vallen als iedereen zijn gang kon gaan. Het kwam in 1931 tot een Verklaring, waarin de kerken van het Hersteld Verband zich profileerden als belijdende kerken. Maar er sprak duidelijk een ander besef uit van de betekenis van de belijdenisgeschriften dan er leefde in de GKN. Men erkende de historische betekenis, gebondenheid en beperktheid ervan. Men realiseerde zich ook dat de drie Formulieren van Enigheid niet de enige belijdenisgeschriften waren en dat een belijdenis voor deze tijd ook een belijdenis van deze tijd moest zijn. Dit bood de ruimte voor oecumenische activiteit en voor een voortdurende bezinning op de vraag wat in de huidige tijd van de kerk aan belijden en prediking verwacht mocht worden. Het was, ten opzichte het startpunt –GKN minus Assen – een grote verandering, die wees op een fundamenteel ander klimaat. De sfeer is minder statisch, dynamischer en daardoor minder vastbelijnd. Het is niet overdreven om te stellen dat van deze bezinning op de verhouding tussen kerk en belijdenis de naoorlogse hervormde kerk veel profijt heeft gehad.44

De verklaring van 1931 bood een theoretische onderbouw voor de oecumenische inzet die er van meet af aan was geweest. Toen in 1927 de Presbyterian Alliance te Den Haag vergaderde, was het h.v. daarbij vertegenwoordigd. In datzelfde jaar werd er ook een deputaatschap voor de verhouding tot de andere kerken ingesteld.45 In 1928 werd Buskes benoemd als afgevaardigde naar de Wereldbond van kerken.46 In 1931 sloot het H.V. zich aan bij de Nederlandse Zendingsraad en bij de Raad van Nederlandse Kerken.47 In 1935 besloot men deel te nemen in het Nederlandse Lausanne-comité, waartoe Geelkerken werd afgevaardigd. Met deze oecumenische instelling kreeg een oud thema uit het leven van Geelkerken heel concreet gestalte. Het was de vervulling van een ideaal dat hem altijd had vergezeld en het wekt geen verwondering dat hij zich namens het H.V. voor de oecumenische beweging heeft ingezet. Geelkerken was waarlijk een homo oecumenicus.

Een volgende wijziging ten opzichte van de vroegere situatie betrof naar het oordeel van Herngreen de houding tegenover de politiek.48 Want al spoedig werd duidelijk dat men in het H.V. niet meer eensgezind en massaal achter de ARP stond zoals in de GKN het geval was. Van meet af aan was er op dit punt sprake van een verregaande vrijheid. De barthiaanse predikant J. Diepersloot kon zonder kwalijke gevolgen voor zijn functioneren Colijn in 1933 een geestelijk gevaar voor ons volk noemen. Opvallend is de betrokkenheid van een relatief groot aantal predikanten bij de CDU, de pacifistisch georiënteerde Christelijk Democratische Unie: Buskes, Kroon, Van den Hooff, Diepersloot, Nieuwpoort, Van der Woude en Sillevis Smitt waren er lid van, Ter Schegget, Aalders, en Overduin komen we soms tegen als spreker op de een of andere partijbijeenkomst.49 Maar de CDU was een christelijke partij, die politiek wilde bedrijven op basis van christelijke beginselen. De invloed van Barth in de CDU wordt door Herngreen te hoog geschat.50 Overigens bleef de ARP in het H.V. sterk vertegenwoordigd.51 Daarnaast waren er óók nogal wat NSB-ers in de kring van het H.V.52 Bekend is dat in Hilversum de vooraanstaande NSB-familie De Rijke lid was van het H.V. In Amstelveen was J.H.L. de Bruin lid van de NSB. Hij debatteerde met Buskes in het openbaar.53 Magda Stomps, de eerste vrouwelijke theologische student aan de VU en medewerkster van Woord en Geest, was eveneens lid van de NSB en in de oorlog medewerkster van T. Goedewaagen. In Woord en Geest werd af en toe stevig gepolemiseerd over nationaalsocialisme en fascisme. Het is echter bijna onmogelijk om van de politieke voorkeuren in het h.v. een exact beeld te krijgen. Maar het beeld is scherp genoeg om te kunnen stellen dat Herngreen al te zeer de naoorlogse situatie terugvindt in het H.V. Hij ziet de Doorbraak al naderen, inclusief het herderlijk schrijven van de hervormde synode ‘Christen-zijn in de Nederlandse samenleving’, met al zijn bezwaren tegen de verzuiling. De uitspraak van Herngreen dat het H.V. de antithese op politiek en sociaal gebied overwon door haar te radicaliseren, moet als non-sense worden bestempeld, een uitspraak zonder inhoud.54 In politiek opzicht was het H.V. verdeeld, het H.V. nam geen politieke en sociale standpunten in, en toen de algemene vergadering dat een keer probeerde (zie onder) werd men het met elkaar niet eens. Duidelijk is de grote vrijheid in politicis. Men wilde niets weten van tucht over kerkleden vanwege hun politieke overtuiging, ook niet van tucht over NSB-ers vanwege alleen hun lidmaatschap van die partij. Dat was de kern van de zaak. Men had slechte ervaringen met de tucht en groepsdwang. Duidelijk is ook dat het oude kuyperiaanse onderscheid tussen de kerk als organisme en de kerk als instituut minder beheersend was dan voorheen. In de verklaring van 1931 staan de ‘vragen van het heden’ uitdrukkelijk op de agenda van de kerk als instituut. De verhouding van kerk en politiek lag anders dan binnen het oude verband. Maar meer dan Langeveld meent en Herngreen wil toegeven, leverde dat spanningen op.55

Toen de spanning in de wereld toenam en de Nederlandse regering in 1937 besloot tot verlenging van de dienstplicht en vermeerdering van het legercontingent kon het gemeentelid F. Boerwinkel zich niet meer inhouden en vroeg bij de algemene vergadering om een reactie.56 Hij meende dat men zich liet meesleuren in een stroom die wel moest overgaan in ‘een steil stortende waterval’. ‘Mag onze kerkengroep bij een zo ernstige vraag en op een zo kritiek moment als wij thans beleven totaal zwijgen?’ Hij wees de vergadering op het Schriftwoord dat zegt dat de demonen alleen door bidden en vasten verdreven kunnen worden.57 Hij verlangde dat de kerk als geheel deze zaak aan de orde zou stellen door op te roepen tot ‘boete, bidden, vasten en zelfonderzoek’. Het was een oproep die geheel in de geest van de verklaring van 1931 was. Er gebeurde echter niets, en toen hij twee jaar later nog niets had gehoord, wendde hij zich opnieuw tot de vergadering.58 Inmiddels was de situatie in Europa verslechterd. Finland was door de Russen bezet, Duitsland had zich op Polen gestort, het was oorlog geworden. Het Hersteld Verband zweeg. De commissie die was benoemd om een getuigenis op te stellen was er niet uitgekomen. Onder verwijzing naar een discussie in Het Kerkblad stelde Boerwinkel dat de verwarring onder de leden van het H.V. alleen maar groter was geworden.59 Hij bepleitte een commissie van deskundigen, die zich op een ‘priesterlijke ethiek’ zou bezinnen en een begin zou maken met de uitwerking daarvan op het gebied van oorlog en vrede. Het was niet zijn bedoeling tot algemeen geldende en bindende voorschriften te komen, maar er zou al veel gewonnen zijn met verheldering van de problematiek en inzicht in elkaars motieven.

Op een buitengewone algemene vergadering kwam de zaak van het getuigenis aan de orde, evenals een rapport over het oorlogsvraagstuk en een verzoek van de kerk van Rotterdam om zich uit te spreken over de vraag of bedreiging van de kerken in haar vrijheden ooit reden mag zijn tot deelname aan een oorlog. Het waren grote, beklemmende vragen en de algemene vergadering kwam er niet uit. Er lag een aantal concepten op tafel, die uitblonken door vaagheid en daarom dan ook verworpen werden. Van een nieuw getuigenis is het als gevolg van de oorlog niet gekomen. Het is het h.v. niet gelukt om een getuigenis over de oorlog te spreken. De onderlinge verdeeldheid was te groot.

Toen J.G. Ubbink in 1940 een pleidooi voerde voor meer samenwerking met de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK), vond hij geen gehoor. Buskes was heel stellig toen hij Ubbink voorhield: ‘De eenheid in Christus zoeken is iets anders dan zich voegen binnen de hervormde synodale bestuursorganisatie.’60 Ubbinks voorstel werd verworpen en hij trok uit deze besluitvorming de consequentie door zijn taak neer te leggen en het Hersteld Verband te verlaten. Maar bij Geelkerken hadden de gedachten van Ubbink wortel geschoten. Nog in 1940 kwam het tot ruildiensten tussen de kerk van Amsterdam-Zuid en de Hervormde Gemeente van Sloten.61 Geelkerkens publicaties over dit thema leidden ertoe dat er vanuit de hervormde kerk initiatief genomen werd om met elkaar over een mogelijke samenwerking in gesprek te gaan.62 Zo kwam het al in 1941 tot een besluit van de algemene vergadering, waarin deze de bereidheid uitsprak tot samenwerking met de hervormde kerk, mits het eigen karakter bewaard bleef.63 De onderhandelingen leidden tot een conceptvoorstel voor samenwerking, waarin de NHK en het H.V. als twee zelfstandige ressorten gezien werden in één kerkelijk verband. Er was nogal wat aarzeling, maar Buskes, kortgeleden nog in de oppositie tegen Ubbink, stelde nu dat het h.v. op den duur wel moest vastlopen. Hij wees op de financiële bezwaren, maar ook op het dreigende sektarisme. Hij prees bovendien de nhk, die in deze oorlogstijd een sterker en krachtiger getuigenis had doen uitgaan dan de Gereformeerde Kerken in Nederland. De algemene vergadering ging met het voorstel akkoord. Ondertussen was ook G. Ubbink overgegaan naar de hervormde kerk, had Van den Brink zich aan het H.V. onttrokken en werd Kroon hervormd predikant. In 1943 volgden Buskes en Van der Vloed. Dat alles was een grote aderlating voor het h.v. In drie jaar tijd verloor men zes predikanten, van wie er vijf dienstdoend, en twee van de zes behoorden tot de foundings fathers. Was er nog wel toekomst? De gesprekken met de hervormde kerk werden voortgezet, er kwam een permanente contactcommissie in verband met op hereniging gerichte samenwerking. Dit leidde tot een nieuw concept dat door de algemene vergadering zonder problemen werd aanvaard. Het verloop in het eigen predikantencorps en de veranderingen in de hervormde kerk hebben de bereidheid tot samenwerking ongetwijfeld gestimuleerd. Het zou, om formele, administratieve redenen nog duren tot 1946 voordat de hereniging definitief tot stand kwam. Maar toen Buskes in 1943 hervormd werd, was het met het Hersteld Verband gedaan.

Herngreen betoogt dat de hereniging met de hervormde kerk niet het prijsgeven van een failliete boedel was, noch in financieel noch in geestelijk opzicht, maar ‘als vervulling, als het opengaan van nieuwe mogelijkheden om voort te gaan met wat het twintig jaar lang op kleine schaal had voorgeoefend…’.64 Uit de bronnen rijst een ander beeld op. Teveel predikanten verlieten het H.V., te vaak werd er over geld gesproken, te vaak en te heftig werd er ruzie gemaakt om het H.V. solide en solvent te verklaren.

Conclusie

In de beeldvorming staat het H.V. er goed op. Allereerst omdat niemand meer de sfeer en de theologie van de vooroorlogse GKN voor zijn rekening wil nemen. Het Hersteld Verband is door de geschiedenis in het gelijk gesteld. Niemand neemt meer de ‘vier bijzonderheden’ van Genesis 2 en 3 letterlijk, iedereen zingt gezangen, niemand voelt zich meer verplicht om op de ARP (sc. CDA) te stemmen. Allemaal elementen die al in het H.V. aanwezig waren. En bovendien, ook de GKN hebben zich, net als het H.V., met de nhk verenigd. Verder kende het H.V. enkele bijzondere figuren. Hasper bijvoorbeeld was een opmerkelijk man, die zeer zeker bij heeft gedragen aan het positieve beeld dat van het H.V. bleef voortleven. Smelik speelde een grote rol bij de totstandkoming van het Liedboek voor de kerken. Buskes werd de dominee van het volk. Boerwinkel schreef veel verkochte boekjes over Inclusief denken en Meer dan het gewone, een boek over de Bergrede. Kortom, het H.V. kende markante persoonlijkheden, die soms dwars tegen de stroom in durfden te gaan. Dat heeft het imago van het H.V. goed gedaan.

Het H.V. had in Buskes bovendien een bekwame journalist. Met zijn vaardige pen heeft hij bij velen sympathie gewekt voor het H.V. en zodoende mede het beeld bepaald van het vooroorlogse kerkelijke landschap. Hij besefte wel dat er geen reden was om romantiek te bedrijven en dit kleine kerkengroepje te idealiseren, maar meende ook dat er niemand was die niet nu en dan met dankbaarheid en soms met heimwee moest terugdenken aan dat verleden.65 Dat is ongetwijfeld ook de stemming geweest waarin Herngreen zijn geschiedenis van het H.V. heeft geschreven.

Maar beiden, Buskes en Herngreen, deden meer dan dat. Ze gaven een lovend oordeel over de eigen geschiedenis. Buskes noemde het H.V. een kerkelijke verzetsgroep die uitgroeide tot een vernieuwingsbeweging.66 Herngreen oordeelde dat het verkenners betrof die op onderzoek uitgingen naar nieuwe mogelijkheden van eigentijds open en tegelijk belijdend kerkzijn en de vruchten van hun arbeid ten dienste stelden van de NHK.67

Is dit alles vanwege de emotionele betrokkenheid begrijpelijk en tot op zekere hoogte zelfs vergeeflijk, anders ligt het wanneer Herngreen Buskes representatief acht voor het H.V.68 Datgene waar het H.V. voor stond, aldus Herngreen, werd in Buskes belichaamd. Hier valt fundamentele kritiek op Herngreen te leveren. De blik waarmee hij naar het H.V. keek, was te beperkt. Dat geeft een vertekend beeld. Het H.V. was meer dan Buskes. En wie dat aan de hand van de bronnen op zich laat inwerken, komt tot een geheel andere conclusie dan Herngreen. Als kerkverband was het H.V. een verband van eigenzinnige, ruziemakende gereformeerden die op veel punten met elkaar van mening verschilden en elkaar ‘de tent uitvochten’. In dit verband wil ik wijzen op de talloze conflicten die de geschiedenis van de afgescheiden kerken in de eerste decennia van hun bestaan hebben gekend. Waar mensen na een conflict buiten de hoofdstroom komen te staan, is vaak sprake van bijzondere karakters. Maar ook komt er in dat soort situaties ‘veel vermengd volk mee’69, mensen die uit andere motieven dan de leidslieden de mainstream verlieten. Dat verhoogt de kans op onderlinge vrede niet. Ook het H.V. vormde als gevolg daarvan een bont gezelschap. En nogmaals: er is echt heel veel ruzie gemaakt.

Overigens hebben de bijzonder karakters zeker ook goede vruchten gedragen. Een man als Buskes heeft, ook tegen de stroom in, vanaf een vroeg stadium gewaarschuwd tegen de ontwikkelingen in Duitsland. Op de originele bijdrage van Hasper wees ik reeds, evenals op de oecumenische inslag van het H.V. bij behoud van het belijdend karakter. Het H.V. heeft niet alleen maar ruzie gemaakt of over geld gesproken, het heeft het ook aangedurfd ongebaande wegen te gaan. Dat tekent haar eigenzinnig en bijzonder karakter in de Nederlandse kerkgeschiedenis.


1 G.F.W. Herngreen, Een Handjevol Verkenners. Ontstaan en geschiedenis van het ‘H.V.’ De Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband (Baarn 1976).

2 Over de naam is veel te doen geweest. De gekozen formulering werd in 1933 aanvaard door minister J. Donner van justitie. Informeel werd hij toen reeds gebruikt, zoals blijkt uit het Jaarboek voor de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband), dat in 1928 voor het eerst verscheen. Zie Archief Geelkerken (HDC Amsterdam. Archief Geelkerken, voortaan afgekort tot AG), 46, ‘Archief vooral W & G’, 1930-1939, 28 april 1933, van de minister van Justitie aan het h.v.

3 Zie hierover S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel en J.G. Geelkerken, De hereeniging van de Nederlandsche Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband) (’s-Gravenhage 1946). Uit de voorkeur voor de term hereniging blijkt dat men zich in het H.V. nog steeds als de rechtmatige voortzetting van de Gereformeerde Kerken in Nederland beschouwde. In de Acte van hereeniging is dan ook sprake van een verwijzing naar de Acte van Afscheiding of wederkeer. Zie Van der Sprenkel en Geelkerken, De hereeniging, 65-66, aldaar 66.

4 Herngreen verwijst nooit expliciet naar Numeri 13 en 14, maar waar een predikant het beeld van een handjevol verkenners gebruikt, ligt een verwijzing voor de hand.

5 Verzameling Predikanten Documentatie, Landelijk Diensten Centrum PKN, S.V. Herngreen.

6 Herngreen, Een handjevol verkenners, 163.

7 Het (zeer complete) archief van de Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid (HV) berust in het Stadsarchief Amsterdam. Het is slechts voorlopig geïnventariseerd. Het archief van Geelkerken berust in het Historisch Documentatie Centrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) van de Vrije Universiteit. Het archief van de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband) berust in het Utrechts Archief (HUA). Herngreen raadpleegde in ieder geval het laatstgenoemde archief.

8 Een opvallende uitzondering vormden in 1926 de artikelen van Buskes over het sociale leven en over dr. mr. Willem van den Bergh. Typerend voor Buskes, die, hoewel door Assen evenzeer gekwetst als Geelkerken en Van den Brink, oog had voor de nood van de wereld om hem heen. Maar overigens stond Assen centraal in Woord en Geest.

9 Notulen en ingekomen stukken van deze Bond en zijn voorloper (het Centraal Comité voor Advies en Leiding), Archief Geelkerken, doos 70 en doos 29.

10 Zie HUA, Archief Hersteld Verband (AHV), inventarisnummer 1, Notulen voorlopige classis, Verslag kerkelijke conferentie 11-13 oktober 1926. Voor de reactie van Geelkerken, ‘De beginselverklaring der kerkelijke conferentie 11-13 oktober 1926 te Amsterdam, i-ix, Woord en Geest, 12 november 1926-14 januari 1927, aldaar 26 november 1926.

11 NRC, 19 maart 1926, avondblad, a.

12 Bij de laatste telling, die van 1941, telde het hv 7.258 leden. In 1931 waren dat er 6.577. Dat is een groei van iets meer dan 10 %. De gkn telden in 1941 66.1433 leden ten opzichte van 585.242 leden in 1931. Zij kenden een groei van ruim 11 %. Ik koos voor 1931 (inclusief de kerk van Makkum die in dat jaar werd opgeheven) omdat het h.v. toen op een keerpunt stond. Bij de laatste telling, die van 1941, reken ik, anders dan Herngreen, Een handjevol verkenners, 44, de reeds opgeheven kerken niet mee. Ook maak ik, anders dan Herngreen, onderscheid tussen doop- en belijdende leden. De cijfers zijn ontleend aan het Jaarboek voor de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband). Zie Bijlage I.

13 Op voorstel van Van den Brink, HUA, AHV, inventarisnummer 1, Notulen voorlopige classis, 28 december 1926, artikel 5. Van den Brink stelt voor dat de vergadering zich noeme ‘vergadering van de Classis Amsterdam, waartoe slechts twee kerken, die van Amsterdam-Groot en Amsterdam-Zuid zijn opgekomen, en die vergadert met haar buiten-kerken’. In 1928 was er sprake van een splitsing van de classis, maar dat ging uiteindelijk door. Het bleef bij de ene classis, wel kwamen er drie kringen om de druk op de classis te verlichten. Zie HUA, AHV, inventarisnummer 1, Notulen voorlopige classis, 12 juni en 11 december 1928, met bijbehorende ingekomen stukken. Deze in ag, 64, ‘Archief Diversen’, 1928-1929. Het citaat over de positie van de andere kerken uit Woord en Geest, 31 december 1926, in de rubriek ‘kerknieuws’. De aanduiding ‘voorlopig’ komt voor het eerst voor in de notulen van 13 maart 1928. De notulen van de eerste vergadering kennen als opschrift ‘Notulen van de eerste classicale vergadering der Gereformeerde Kerken in hersteld kerkverband…’

14 Het H.V. kende daarnaast vier regionale vergaderingen, kringen genaamd. Het ging om de kring Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Leeuwarden. Ze hebben geen grote rol gespeeld in het leven van h.v.

15 HUA, AHV, inventarisnummer 1, Notulen voorlopige classis, 11 juni 1929.

16 HUA, AHV, inventarisnummer 1, Notulen voorlopige classis, 16 juli 1929; HUA, AHV, 18, Ingekomen stukken, met daarin een uitvoerig financieel rapport.

17 Zie HUA, AHV, 2, Notulen, 9 juni 1931; HUA, AHV, 23, Ingekomen stukken, Rapport financiële commissie, 22 mei 1931.

18 P. van der Vloed, ‘Kerkelijk overzicht 1932’, Jaarboek 6 (1933) 82-87.

19 P. van der Vloed, ‘Kerkelijk overzicht 1932’, Jaarboek 6 (1933) 82-87, aldaar 82-83 en HUA, AHV, inventarisnummer 2, Notulen voorlopige classis, 21 juni 1932, artikel 21

20 Voor de eerste keer werd dit plan besproken op de vergadering van 26 januari 1932, artikel 10. Zie ook 23 oktober 1934, artikel 42; 19 maart 1935, artikel 33.

21 HUA, AHV, 26, Ingekomen stukken, 8 november 1932 van M. de Bruin aan de voorlopige classis Amsterdam, hua, ahv, 2, Notulen, 22 november 1932. Men besloot J. Gruys en J. Rot in dit deputaatschap te benoemen, Rot werd quaestor, De Bruin gewoon lid.

22 Zie HUA, AHV, 2, Notulen, 9 mei 1933, artikel 10. Zie ook 27, Ingekomen stukken, 15 april 1933, van deputaten financiële commissie aan de classis. De genoemde besluiten op voorstel van Geelkerken. Een belangrijk deel van het benodigde geld voor zending, pensioenfonds e.d. kwam uit Amsterdam- Zuid, dat tussen de 30 en 40 procent van alle lasten voor zijn rekening nam.

23 Behalve een kort persverslag verscheen er na iedere classisvergadering in Het Kerkblad ook altijd een impressie van de hand van Smelik.

24 HUA, AHV, 3, Notulen algemene vergadering, 14 maart 1939, artikel 13.

25 Het HV deed een ‘getuigenis’ aan de GKN toekomen, dat van geen enkele toenadering getuigde. Zie Acta GS, 1927, Bijlage CXIX. Voor betede reactie Acta GS, 1927, artikel 15 en 221; Bijlage CXX. Rapporteurs waren J.L. Schouten en J. Ridderbos.

26 HUA, AHV, inventarisnummer 2 , Notulen voorlopige classis, 26 januari 1932, artikel 25.

27 HUA, AHV, inventarisnummer 2, Notulen voorlopige classis, 19 maart 1935, artikel 34. N. van Tellingen, H. Hasper. Een omstreden hymnoloog (Goes 1980) 48, vermeldt dat Hasper regelmatig de vrijzinnige F.W.A. Korff in Den Haag liet voorgaan.

28 Zie J. Diepersloot en E.L. Smelik, Plaats en koers van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband (Baarn 1937). Zie hierover Herngreen, Een handjevol verkenners, 93-102. In deze brochure is de invloed van Barth duidelijk merkbaar. De brochure is officieel door de algemene vergadering aanvaard. Dat wil niet zeggen dat hij representatief was voor het H.V.

29 HUA, AHV, 3, Notulen, 13 en 14 februari 1940; AHV, 38, Ingekomen stukken, 26 januari 1940, van J.G. Ubbink aan de algemene vergadering.

30 Herngreen, Een handjevol verkenners, 41, telde elf studenten, maar zag J. ter Schegget over het hoofd, die op 11 december 1928 kerkelijk examen deed. Hij rekent Buskes tot de predikanten die met hun gemeente overkwamen, maar dat is onjuist. Te Oosterend ontstond pas na het vertrek van Buskes een scheuring.

31 Over Vermaat zie men J. Exalto, ‘Dominee tegen het formalisme. De ambtelijke lijdensweg van Cornelis Vermaat (1874-1960)’, Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis 2 (1999) 3-12. Over Aalders zie men M.J. Aalders, ‘Ds J.C. Aalders als predikant van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband’, DNK 24 (2006) 18-30. Over Smitt zie men J. de Haas, Gedenkt uw voorgangers i-v (Haarlem 1984-1989), aldaar iii, 268.

32 In 1940 zou Van den Brink het Hersteld Verband verlaten en hervormd worden. In 1947 zou hij zich melden bij de vrijgemaakte kerk van zijn woonplaats Amersfoort. Over de problemen tussen Van den Brink met het H.V. zie men onder meer J.L. Jaspers, Om de eenheid. Open brief aan H.C. van den Brink naar aanleiding van diens uittreden uit de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband (Zeist 1940).

33 Van der Marel en De Ridder waren in 1945 overgestapt. Ik tel hen hier niet mee als ‘overstappers’ omdat toen duidelijk was dat de hereniging aanstaande was. Over de predikanten zie bijlage II.

34 In 1947 gaf hij de wens te kennen om vrijgemaakt te worden, maar daarvan is het als gevolg van zijn overlijden niet meer gekomen. Zie Joh. de Haas, Voorgangers, iv, s.v. Van den Brink.

35 Trekken we Stockman en Winter eraf, die pas predikant werden toen de hereniging met de NHK alleen nog formeel moest worden afgerond, dan komen we ruim boven de 30 procent.

36 Over deze kwestie zie men Van Tellingen, Hasper, 94-101.

37 Milet (1887-1963) was predikant in België geweest en moest een aanvullende studie doen. Hij werd predikant op Curaçao. Volger (1904-1980) werd predikant in Nederlands-Indië. Hij promoveerde in 1946 aan de vu op een studie betreffende De Leer der Nederlandsche Hervormde Kerk (Franeker 1946).

38 Herngreen, Een Handjevol verkenners, 46.

39 Zie Herngreen, Een handjevol verkenners, 60-73; Van Tellingen, Hasper, 51-61; idem, ‘Hasper en de bundel Gezangen van het Hersteld Verband’, in W. van ‘t Spijker, Kerklied in beweging (Heerenveen 1999) 93-101.

40 Herngreen, Een handjevol verkenners, 64, subtitel.

41 Herngreen, Een handjevol verkenners, 66.

42 Uitvoerig over het ‘vaderschap’ van Hasper Van Tellingen, ‘Hasper en de bundel Gezangen van het Hersteld Verband’, in: W. van ‘t Spijker, Kerklied in beweging (Heerenveen 1999) 93-101.

43 HUA, AHV, inventarisnummer 1, Notulen voorlopige classis, 3 en 4 maart 1930. Achtergrond vormde de zorg van Buskes en de kerk van Oosterend dat men in de kerken van het hv vaak predikanten buiten liet voorgaan. Heel concreet ging het Oosterend en Buskes om een preekbeurt van J.H. Gunning J.Hzn. Versus Herngreen, Een handjevol verkenners, 52, en versus Herngreen, Een handjevol verkenners, 53. In deze tijd leefden er wel degelijk bezwaren tegen het voorgaan van hervormde voorgangers, en de vraag naar de oecumene was ingegeven door de zorg daarover.

44 Vgl Buskes, Hoera voor het leven, 50-55, waar hij wijst op de grote invloed van J.H. Gunning jr. reeds vanaf zijn studententijd. Overigens is deze visie op belijdenis in 1929 ontstaan in de kring van deputaten voor de ordening van het kerkelijk leven. Daarin hadden onder meer zitting Geelkerken en Van den Brink. Zie AG, 57, Notulen ordening kerkelijk leven.

45 Deputaten waren Aalders, Van den Brink en Geelkerken. Het is me niet duidelijk geworden wat de taak van dit deputaatschap was.

46 HUA, AHV, inventarisnummer 1, Notulen voorlopige classis, 12 juni 1928.

47 HUA, AHV, inventarisnummer 2, Notulen voorlopige classis, 3 en 4 maart 1931; afgevaardigd werd J.J. Buskes Jr.

48 Herngreen, Een handjevol verkenners, 74-80.

49 H.J. Langeveld, Protestants en progressief: de Christelijk-Democratische Unie 1926-1946 (’s-Gravenhage 1989) 360-372.

50 Langeveld, Protestants en progressief, 332-340 en 431-432.

51 Herngreen, Een handjevol verkenners, 76.

52 Herngreen, Een handjevol verkenners, 181.

53 Zie J.J. Buskes Jr., Hoera voor het leven, 173-180.

54 Zie Herngreen, Een handjevol verkenners, 77-79, 95.

55 Langeveld, Protestants en progressief, 367-370, noemt één bezwaarschrift dat bij de kerkenraad van Amsterdam-Centrum werd ingediend toen Aalders een spreekbeurt voor het cdu had vervuld, en twee brieven met bezwaren tegen concrete politieke keuzes van Buskes. Zie echter HUA, AHV, inventarisnummer 2, Notulen voorlopige classis, 23 oktober 1934 en 15 oktober 1935, toen Hilversum de verhouding tussen kerk en politiek aan de orde stelde. Eerder al had Amsterdam- Centrum dit thema aan de orde gesteld, zie HUA, AHV, 1, Notulen voorlopige classis, 12 november 1929. Op voorstel van Leeuwarden werd dit voorstel van Amsterdam niet in behandeling genomen. Ook rond bemoedigende brief aan de Duitse gereformeerden speelde dit thema. Zie M.J. Aalders, ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband) en de Duitse kerkstrijd in 1934’, Kerk en Theologie 61 (2010) 126-142.

56 HUA, AHV, 35, Ingekomen stukken, 15 oktober 1937, van F. Boerwinkel aan de algemene vergadering. Zie over deze zaak Herngreen, Een handjevol verkenners, 130-134.

57 Matheus 17:21.

58 HUA, AHV, 37, Ingekomen stukken, 26 september 1939, van F. Boerwinkel aan de algemene vergadering.

59 Hij noemt Het Kerkblad, 9, 16 en 23 september 1939.

60 HUA, AHV, 3, Notulen algemene vergadering, 13 en 14 februari 1940; ahv, 38, Ingekomen stukken, 26 januari 1940, van J.G. Ubbink aan de algemene vergadering.

61 Onderhandelingen met de Gereformeerde Kerk binnen het oude verband waren vergeefs geweest. Zie Nog in den ban van Assen. Memorie van den kerkeraad der Gereformeerde Kerk te Amsterdam-Zuid (in hersteld verband) ter inlichting der gemeente betreffende zijn onderhandelingen met den kerkeraad der Gereformeerde Kerk van Amsterdam- Zuid (oud verband) om tot meer openbaring van de eenheid der beide kerken te geraken (1941, eigen beheer).

62 Zie over dit proces behalve Herngreen ook S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel en J.G. Geelkerken, De hereeniging van de Nederlandsche Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland (in hersteld verband) (’s-Gravenhage 1946). Zie verder het archief van het h.v.

63 HUA, AHV, 4, Notulen algemene vergadering, 16 september 1941.

64 Herngreen, Een handjevol verkenners, 159.

65 Buskes, ‘Ter inleiding’, in: Herngreen, Een handjevol verkenners, 7-9, aldaar 7.

66 Buskes, ‘Ter inleiding’, in Herngreen, Een handjevol verkenners, 7.

67 Herngreen, Een handjevol verkenners, 12.

68 Herngreen, Een handjevol verkenners, 28.

69 Exodus 12:38 (Staten-Vertaling).


Kerken in het H.V.
(zie voor de tabel de originele pdf)


Predikanten in het H.V.
(zie voor de tabel de originele pdf)

Dit artikel werd u aangeboden door: Archief en Documentatiecentrum van de Gereformeerde kerken in Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

DNK | 94 Pagina's

Een handjevol verkenners?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

DNK | 94 Pagina's