Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OUDHEID EN MIDDELEEUWEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OUDHEID EN MIDDELEEUWEN.

§ 1. De tijd van het Heidendom.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze tijd omvat een tijdperk van 17 eeuwen, n.1. van ± 1000 v. Chr. - ± 700 n. Chr.

Nader verdeeld kan men dan spreken van:

a. de prae-Germaansche tijd;

b. de Germaansche tijd;

c. de Romeinsche bezetting en haar cultuurinvloed;

d. de strijd om en tegen de Frankische hegemonie. (= overwicht).

Elk dezer deelen kan vanzelf sprekend het onderwerp vormen van een referaat.

Wie er interesse voor heeft leze vooral eens: Dr. J. H. Holwerda. Nederlands vroegste geschiedenis.

Voorts is onmisbaar het voortdurend gebruik van een goede historische atlas, en zeer aanbevelenswaardig een platen-atlas voor de Vad. geschiedenis. Heel mooi is die van: v. d. Meulen-ten Bouwhuys-Tenhaeff. (Uitg.: Wolters - Groningen).

Ten slotte dring ik er op aan — voor wie in de gelegenheid is — een of ander oudheidkundig museum te bezoeken. (Leiden b.v.).

De geografische gesteldheid omtrent het begin onzer jaartelling moet als volgt geweest zijn: In 't Westen de duinwal, daar achter moerassen met in 't midden het meer Flevo. In 't Oosten hooge gronden met dichte bosschen, waarin wilde dieren huisden.

a. De prae-Germaansche tijd.

Wij zouden van dezen tijd weinig weten, indien niet de bodemvondsten van de laatste 50 jaren veel aan het licht hadden gebracht. Die opgravingen zijn dan ook voor de kennis van onze vroegste geschiedenis van groote beteekenis.

Men is daardoor tot de volgende resultaten gekomen:

± 1000 v. Chr. woonden in Drente en op de Veluwe menschen van wie de hunebedden afkomstig zijn. Hoe ze heetten weet men niet: men noemt ze daarom maar „hunebedbouwers".

Deze hunebedden waren „grafkelders". De vloer lag dus lager dan de oppervlakte en alles was afgedekt met groote steenen. Om het eigenlijke hunebed lag dan nog een krans van groote steenen.

In die grafkelders begroef men de dooden. Allerlei voorwerpen heeft men er in gevonden: meestal van vuursteen vervaardigd. B.v.: steenen wapenen en werktuigen, hamers, bijlen. Ook eenvoudig vaatwerk; want zij bezochten vaak hun dooden en brachten dan voedsel. Vergelijk het doodenritueel bij andere volken.

Voorts lette men er op, dat hunebedden voorkomen van Scandinavië tot Spanje (West-Europa).

2. Op deze menschen volgden de z.g. „koepelgrafbouwers". Zij moeten afkomstig zijn uit Oost-Europa. Ook zij woonden in het Oosten van ons land en op de Veluwe. Hun graven waren „koepelgraven": gebouwd van kringvormig geplaatste houten palen en bedekt met zand en plaggen.

Ook in deze graven heeft men allerlei voorwerpen gevonden, gemaakt van vuursteen en brons. Het vaatwerk was mooier dan van de „hunebedbouwers".

3. ± 300 v. Chr. vestigden zich in het Zuiden van ons land (Brabant en Limburg) weer andere stammen. De een spreekt van Kelten, de ander noemt ze Gallische stammen.

Zij verbrandden hun dooden op brandstapels. De asch werd verzameld, in een urn gedaan en deze in den grond gezet. Zoo kreeg men een urnenveld. Vele van deze, ook de brandplaatsen, zijn de laatste jaren gevonden. Hun wapenen waren van steen, brons en ijzer.

b. De Germaansche tijd.

Een paar eeuwen voor onze jaartelling treffen we in ons werelddeel weer een ander ras aan: de Germanen. Zij woonden van IJsland en Scandinavië tot aan de Alpen. Zij waren verdeeld in stammen, die op meer of minder goeden voet met elkaar stonden.

't Waren krachtige lui, blauwoogigen — bijzonder vrijheidlievend; wat wil zeggen, dat niemand het wagen moest hun dat kostelijk bezit te ontnemen.

± 50 v. Chr. waren er ook in ons land enkele van die stammen, n.1.: de Bataven in de Betuwe; de Kaninefaten in de duinen; de Friezen in het Noorden; de Tubanten in Tubantia (= Twente) enz. Hun leefwijze was eenvoudig. De mannen hielden zich bezig met jagen, visschen en vooral — oorlogvoeren. 

De landarbeid werd verricht door de vrouwen. Men heeft het zoo voorgesteld, dat de Germanen altijd in dierenvellen rondliepen en hutten van stammetjes met tusschengevlochten takken bouwden, met een opening in den top; tegelijk schoorsteen en raam. Dit schijnt niet heelemaal juist.

Althans hedendaagsche schrijvers wijzen er op, dat dit voor de Bataven in 't algemeen niet opgaat.

Zij beroepen zich er op, dat de Romeinsche beeldhouwers hen nooit afgebeeld hebben met een dierenhuid om.

„Ze konden stevige huizen bouwen, meestal van hout, maar ook wel van steen! Bij het huis stonden de vee-en wagenstallen. Zoo bouwden ze hun spulletje op een hoogte (woerd-terp). Hadden ze hout of steen te weinig, zoo maakten ze muren van gevlochten takken en bestreken die met klei."

De Germaan was alles tegelijk: boer, smid, jager, visscher, enz. Vooral de oorlog was een geliefkoosde bezigheid. De jongelui moesten dan ook een geduchte training ondergaan, eer ze den rang van krijgsman waardig waren.

In den slag ging het er woest toe. De Romeinsche soldaten wisten er van mee te praten. Ook de vrouwen gingen wel mee om hun mannen aan te vuren en de gewonden te verzorgen. Sterven in den krijg was de hoogste zaligheid.

De Germaan was dapper, gastvrij, trouw. Vandaar dat Romeinsche keizers uit de Bataven vaak hun lijfwacht recruteerden.

Minder mooi was de zucht tot dobbelen en drinken. Maat houden was hem onbekend. De laatste inzet was bij het dobbelen zoo noodig hij zelf.

De vrouwen stonden in hooge eere. Niemand harer kon tot een huwelijk gedwongen worden. Het huwelijk was monogamisch, d.w.z. de Germaan had maar één vrouw.

De vrouwen bebouwden, zooals we zeiden, het land, weefden, maakten eenvoudig vaatwerk, konden mee bereiden; in één woord zorgden ook voor de huishouding.

De godsdienst was heidensch: polytheïsme (veelgodendom). De heele natuur was bezield met geesten. Vandaar hun aanhoudenden angst voor spoken, reuzen, elfen.

Aanvankelijk hadden de Germanen geen beelden, later wel.

In de heilige wouden kwam men samen om te offeren, ook om den wil der goden bij bepaalde gebeurtenissen (oorlog) te weten, uit de vlucht en 't geschreeuw der vogels, ook uit de ingewanden der offerdieren. Steeds volgde op het offer de offermaaltijd.

Merkwaardig is, dat de Germanen niet wisten wat bidden was! Een Germaan sprak niet tot zijn goden, zelfs niet tot zijn liefsten god. (Dr. de Fouw).

De dapperen, die in den oorlog vielen, werden door de Valkyren naar Walhalla gebracht, de gouden burcht met de 540 poorten, waar een heerlijk leven hen wachtte.

Germaansche goden en godinnen waren o.m.: Wodan: de voornaamste en machtigste god.

Donar: de dondergod. De eik is hem gewijd. Kelten en Germanen vereerden hem zeer. (Geismar!)

Frigga: de gemalin van Wodan, de godin van het huwelijk.

Freya: de godin der liefde.

Tyr of Tius: de oorlogsgod. Bijzonder geliefd bij de Germanen. Te begrijpen!

Loki: de vuurgeest.

Vele van deze namen komen nog voor in bestaande:

Dinsdag = Tiusdag (in Zeeland: Diesendag).

Woensdag = Wodansdag.

Donderdag = Donarsdag.

Vrijdag = Freya'sdag.

Verder in: Woensel, Woensdrecht.

De Germanen hadden ook hun zangers, die vooral op de feesten de goden bezongen.

De voornaamste Germanenstam was voor de Romeinen die der Bataven,

Hun oorspronkelijke woonplaats moet geweest zijn Z.W.-Duitschland, ten Oosten van de Middelrijnsche laagvlakte.

Nu komt de vraag: wat is de oorzaak, dat zij naar de ,,insula Batavorum" (= eiland der Bataven = de Betuwe) zijn getrokken. Volgens sommigen was het een burenruzie.

Tegenwoordig zijn er historici, die het voor bijna zeker houden, dat de Romeinen hen overgeplaatst hebben naar hun nieuwe woonplaats. Andere stammen hadden ze ook wel overgeplaatst. Die overplaatsing zou dan een veiligheidsmaatregel geweest zijn!

Sla nu even de kaart op. Noem als grens de Rijn. Ten N. en O. van deze rivier zaten de Germanen. Kimbren en Teutonen hadden al eens een druk uitgeoefend. In 't tegenwoordig België zaten ook al geen vreedzame broeders.

Reeds vóór hun évacuatie schijnen de Bataven bevriend geweest te zijn met de Romeinen.

Deze wisten, dat ze op de nieuwe post op hen rekenen konden. En zoo werden de Bataven vrienden en bondgenooten van de Romeinen.

Nog iets over de bestuursinrichting.

De macht berustte bij de volksvergadering, dit is de vergadering van vrije mannen.

Deze volksvergadering besliste over oorlog en vrede, koos een aanvoerder, kon ook slaven tot vrije mannen verklaren. Zij stelde ook de gouwhoofden aan.

De gezamenlijke gouwhoofden riepen de vergadering samen. Eén van hen was voorzitter. Natuurlijk ging een wijdingsdienst vooraf. De grensbewaking was uitstekend in orde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1946

Daniel | 8 Pagina's

OUDHEID EN MIDDELEEUWEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1946

Daniel | 8 Pagina's