Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Briefwisseling met mijn jonge vrienden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Briefwisseling met mijn jonge vrienden

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Waarde jonge vriend,

In mijn vorigen brief beloofde ik wat te schrijven over het groote bezwaar dat er bij je was om je meisje te bewegen met je mee te gaan naar de Gereformeerde Gemeente, waar je hoort, maar waar zij niet hoort.

Je kiest wel voor de Geref. Gemeente, maar nu dat groote bezwaar; bij jullie is het bijna altijd preeklezen. Of Baruch zich dat voor kan stellen? Jawel, heel goed.

En als er nu 's Zondags in de gemeente van je meisje van die goed bekeerde dominé's komen, ja dan wordt het lastig.

Hier raken wij een punt aan dat in geen enkele kerkengroep van zooveel beteekenis is als bij de Geref. Gemeenten. Als er, laten we zeggen, in 20 gemeenten Zondags een predikant is, dan is het daar tegenover zeker in 100 gemeenten leesdienst. En het staat zóó, dat in de meeste herderlooze gemeenten in een geheel jaar niet meer dan 2 à 3 Zondagen een leeraar of een student preekt.

Nu weet je het in theorie wel, maar je zegt: „Toch is het vervelend, iederen Zondag preeklezen. U zult zeggen: dat kan ook gezegend worden. Dat is zeker, maar toch is het heel anders bij een dominé die het levende woord verkondigt...."

Het zijn allemaal bekende klanken voor Baruch.

Mij komt zoo in gedachten, dat er staat: Ziet dan hoe gij hoort (Luk. 8: 18). Als wij allen met deze vermaning eens tot onszelf inkeerden en onszelf eens zouden toetsen aan dit woord, — wat zouden we dan moeten zeggen? Beseffen wij het eigenlijk nog, dat, als we opgaan naar Gods Huis, wij gaan om te hooren het Woord des Heeren? Wat zegt onze catechismus? „Dat ik, inzonderheid op den Sabbath, dat is op den rustdag, tot de gemeente Gods naarstiglijk kome, om Gods Woord te hooren....”

Als we zóó opgingen, zou het bij ons niet meer in de eerste plaats de vraag zijn: Is het preeklezen of is er een dominé? Maar het zou zijn: Ik zal hooren wat de Heere spreken zal, want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenooten van vrede spreken.

De Heere wil wonen onder de lofzangen Israëls. Waar twee of drie in Zijn Naam vergaderd zijn, wil Hij in het midden wezen. Ware het ons daarom te doen. Dan zouden we, als het leesdienst was, opgaan met de bede in het hart, dat de Heere Zijn Woord wilde zegenen voor eigen en anderer hart. Dan zouden we ook niet zeggen (gelijk er zijn die dat zeggen): Ik kan net zoo goed thuis een preek lezen.

Dat ik tot de gemeente Gods naarstiglijk kome — wat wordt dat weinig verstaan; en nog minder beoefend.

En als er een leeraar is; hoe moesten we dan met die zelfde bede opgaan! Is hier geen oorzaak voor het opheffen van een weeklage? Wij maken tegenstellingen (en dat doet ook mijn jonge vriend) en zeggen: we hebben preeklezen óf .... het levende woord. Nu schrik je misschien en zegt: ja, maar zóó bedoel ik het niet. Dat neem ik gaarne aan, maar zég het dan ook zoo niet. Neen, het Woord Gods is levend en krachtig, dat geldt zoowel bij den leesdienst als wanneer een leeraar preekt. Als dit voor ons eens hoofdzaak werd, dan was al het andere bijzaak.

Ik bedoel niet dat wij niet ten zeerste mogen en moeten begeeren dat de Heere ons in een gemeente een herder en leeraar geeft. Volstrekt niet. Bidt dan den Heere des oogstes dat Hij arbeiders in Zijn wijngaard uitstoote. Als het ons om God en Zijn Woord te doen is, mag het ons ook om Zijn knechten te doen zijn. Maar als het ons énkel om een dominee te doen is, wat is het dan? Dan zijn we er mee klaar dat we van dat preeklezen af zijn en dat we nu een dominé hebben. Dan gaan we den dominé hooren, maar niet wat God de Heere door zijn prediking tot ons te zeggen heeft. Mij dunkt, wat een benauwende gedachte moet het zijn voor een dienstknecht des Heeren als de menschen het van hem verwachten. Van dezulken kan hij ook de meeste pluimstrijkende woorden verwachten, maar de minste gebeden. Wat vloeit er ook een zondig onderscheid maken uit voort tusschen den eenen en den anderen leeraar. Neen, zeggen we dan, déze kan mij niet meer stichten, ik heb liever die. Toch ligt ook diens predikatie voor onze rekening.

Zeg het nu zelf eens, jonge vriend, maken wij niet dikwijls van hoofdzaken bijzaken en van bijzaken hoofdzaken?

Er zou over deze zaken nog veel te zeggen zijn, maar dat zou minder voegen in dit blad.

Denk over het bovenstaande eens rijpelijk na en spreek er samen eens over. En vooral zoek het bij den Heere om met een rechte praktijk begenadigd te worden. De groote bezwaren zullen welhaast verdwijnen. Wandel eenvoudig in den weg, waarin je, niet buiten de voorzienigheid Gods, geplaatst ben.

Zijn er nog tegenbedenkingen bij je. Welnu, schrijf ze gerust. Ik hoop je te antwoorden.

Het spijt me dat het antwoord zoo lang op zich heeft laten wachten. Ik hoop echter dat er in het vervolg wat meer plaats voor de brieven is.

Ik eindig met de hartelijke groeten aan al mijn jonge vrienden en vriendinnen en verblijf

Jullie vriend BARUCH.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1946

Daniel | 8 Pagina's

Briefwisseling met mijn jonge vrienden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1946

Daniel | 8 Pagina's