Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Catechismus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Catechismus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gedichtsel der gedachten in het hart des menschen is te allen dage alleenlijk boos. De mensch is elken dag vier en twintig uren lang boos. Des daags en des nachts stijgen die verdorvenheden op uit de onzalige fontein zijns harten. Het gedichtsel des harten doet ons denken aan een gedachtenfabriek, die dag en nacht werkt om 't fabrikaat der ongerechtigheid op te voeren. Ieder mensch, die uit 't geslacht van Adam voortkomt, is een vrijwillige arbeider in deze helsche gedachtenfabriek. En zoo nemen de ongerechtigheden toe naarmate het menschelijk geslacht zich komt uit te breiden.

Als de Heere de volle uitleving van die ongerechtigheid niet inhoud door Zijn algemeene genade en tegenstond door Zijn oordeelen, was de aarde een hel. Dit deed de Heere met water in 't verdelgen van de eerste wereld, met vuur in 't verwoesten van Sodom en Gomorra, met 't zwaard in 't verdelgen van de Kanaänieten, toen de mate der ongerechtigheid was vol gemaakt. De aarde is vervloekt en de vloek is op de aarde, om de uitleving der ongerechtigheid eenigermate te beteugelen, daar de mensch in het zweet zijns aanschijns brood eet en daardoor minder tijd heeft om zijn ongerechtigheid uit te leven.

En toch komt de mensch weer met nieuwe denkbeelden van ongerechtigheid, waarin het oude vervat is, te voorschijn uit den oorlog.

Hij wil zondigen en zal zondigen, daar hij zonde is.

Dat kan niet anders, want de mensch wordt in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren en daarom leeft hij in de zonde en leeft de zonde in hem. Hij komt als een leugenaar op een liegende wereld, als een dief op een stelende wereld en als een vloeker op een vloekende wereld. In het kleine kinderhart leeft een groote wereld van ongerechtigheid door toerekening en overerving van Adams zonde.

Het verderf der zonde ontstaat in 't hart des menschen in de eerste plaats door toerekening van Adams ongerechtigheid bij de vereeniging van ziel en lichaam. De ziel, die God volmaakt heeft geschapen, dus met Zijn beeld, heeft Hij met ons lichaam vereenigd en zoo ontstond een menschelijk persoon, aan wie door een rechterlijke daad Adams ongerechtigheid werd toegerekend, waardoor hij het beeld Gods terstond verloren heeft. Aan de ziel van het heilig kind Jezus kon Gods beeld niet onttrokken worden, daar Hij geen erfzonde had, want Hij is niet uit den wil des mans maar uit den Heiligen Geest geboren.

Was de mensch gebleven in den staat der rechtheid, dan was elk kind de gerechtigheid van Adam toegerekend. Dan zouden we de gerechtigheid van Adam gepredikt hebben, zeggende: Zoo zeker als Adam is opgenomen in de eeuwige heerlijkheid, zal ik ook gesteld worden in den hemel. Door de verbreking van het Verbond is 't niet mogelijk te roemen in zijn gerechtigheid, maar past het ons met hem te weenen over onze ongerechtigheid.

Het verderf der zonde ontstaat in het hart des menschen in de tweede plaats door overerving. Bij de toerekening van Adams ongerechtigheid wordt 't beeld Gods aan de ziel onttrokken en komt 't beeld van Adam er voor in de plaats en dat is die inklevende verdorvenheid der zonde. Het staat ons duidelijk beschreven in Gen. 5 dat Adam een zoon gewon naar zijn beeld en gelijkenis. „En Adam leefde honderd en dertig jaren en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld en noemde zijn naam Seth".

Bij de geboorte van het kind komt dus een zondaar op de wereld. In zonde ontvangen, wordt hij in ongerechtigheid geboren. Dat kleine kindje in de wieg ligt dus verdoemelijk voor God. Een grondige kennis van deze verdoemelijkheid is noodzakelijk voor de ouders, om in den weg van waarachtige bekeering aan de beloften van het Verbond der Genade bij den Doop zich vast te leeren klemmen door het geloof tot zaligheid van het kind. De besnijdenis des harten, het bad der wedergeboorte moet dat kind deelachtig worden. Alleen door de toerekening van de gerechtigheid van Christus kan 't kind wederbarende genade ontvangen met zijn inklevende heiligheid.

Het verderf der zonde is niet alleen door één mensch, maar ook door één misdaad in de wereld gekomen tot verdoemenis. 't Is die ééne zonde, die we in Adam en met Adam gezondigd hebben door de verbreking van het Verbond met het eten van den verboden boom. De zonde die Adam daarna gedaan heeft kunnen ons niet toegerekend worden, daar hij geen Verbondshoofd meer was door de verbreking van het Verbond. Door die ééne misdaad zijn we gekomen in den staat des doods en der ellende en des ongeloofs, zoodat we alleen maar kunnen zondigen. Van dezen boom geen vrucht meer in der eeuwigheid. Als een naakt zondaar, die het kleed van Gods beeld kwijt is, gaat hij met schrik in zijn consciëntie vluchten voor God en een kleed maken van vijgeboombladeren om zich te verbergen voor het aangezicht des Heeren Gods in het midden van het geboomte des hofs. De oogen des verstands die zij gesloten hadden voor Gods goedheid en wijsheid worden nu geopend door de schrik, die zij hebben in hun geweten, daar het vonnis des doods door Gods stedehouderesse over hen wordt uitgesproken.

't Is van groote beteekenis dat de mensch door Goddelijk onderwijs aan zijne totale verdorvenheid ontdekt wordt om van zijn eigengerechtig woelen en werken afgebracht te worden. Die niet bij Geesteslicht in het Paradijs geweest is, weet niet dat hij alleen maar kan zondigen. Door de diepte van zijn val niet in te leven, valt de mensch zich gedurig tegen, daar hij altijd nog eenige verwachting heeft van zichzelf. 't Is alleen door de verheerlijking van vrije genade mogelijk zalig te worden.

Wederbarende genade is het eenzijdige werk van Gods genade. Daar is 't niet: God wat en de mensch wat, maar God álles en de mensch niets. Hierom zegt de onderwijzer dat de mensch door den Geest Gods wedergeboren moet worden om het goede te doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1947

Daniel | 8 Pagina's

Onze Catechismus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1947

Daniel | 8 Pagina's