Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van het Zendingsveld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het Zendingsveld

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(17.)

De apostel der Indianen I.

De Indianen, de oorspronkelijke bewoners van Amerika, zijn zo genoemd door de Spanjaarden, die vanaf de ontdekking van de Nieuwe Wereld, dit werelddeel gedeeltelijk beheersten en in de veronderstelling waren, dat het nieuw-ontdekte land Indië was. Deze Indianen, vanwege hun huidkleur ook Roodhuiden genoemd, zijn vooral bekend geworden door de „Indianenboeken", die door schooljongens, vroeger vooral, werden verslonden. Men weet iets van hun twisten onderling; van de dappere en gevreesde opperhoofden; van hun verraderlijk besluipen van de vijand; van hun wreedheden, waar tegenover ook weer de edelmoedigheid schoon uitkwam, maar ook van de verregaande bijgelovigheid, die we bij zo'n scherpzinnig volk niet zouden verwachten. En toch weer wel: een volk, dat nooit vernam van de ware God, moet wel vervallen in afgodendienst en bijgelovigheden, daar toch elke volksstam, hoe weinig ook ontwikkeld, een besef omdraagt dat er machten zijn die meer vermogen dan een mensenkind. De Indianen noemden dat, wat boven de mensenkracht uitkwam, bij voorkeur de „grote geest."

Tijdens de regering van Cromwell (1599—1658) werden pogingen gedaan om onder de Roodhuiden het Evangelie te brengen. Die Evangelie-predikers werden niet uitgezonden door de Engelse kerk, zoals het behoort, noch door een Zendingsgenootschap, zoals later zoveel gebeurde en ook in onze tijd veelal het geval is, maar ze gingen uit overtuiging van het nuttige en noodzakelijke van het werk der zending. De liefde van Christus drong hen.

Eén der bekendste zendelingen onder de Roodhuiden is John Eliot, die nu nog de apostel der Indianen wordt genoemd.

In Essex (Engeland) werd John geboren uit godvruchtige ouders in 1604 (1603). Op de beroemde universiteit van Cambridge ontving hij een heel beste opleiding. In het huisgezin van Hooker zag hij dat Gods Woord een kracht Gods tot zaligheid is. De omgang met Hooker werd wel een toeleidende weg tot Eliots bekering. Jammer was dat zijn zielsvriend vanwege de godsdienstvervolging in Engeland ging vluchten naar Nieuw Engeland (Amerika). Wat doet John? Hij volgt Hookers voorbeeld en vertrekt ook naar de Nieuwe Wereld. In 1632 wordt hij bevestigd als leraar in Roxbury in de buurt van Boston. Hij was nu predikant onder de Engelse kolonisten. Deze gemeente heeft hfl bediend tot zijn dood, bijna zestig jaar.

Wat had de gemeente veel met haar leraar op! In woord en daad kwam uit dat hij gekomen was om te dienen en in de ware zin des woords een herder te zijn.

Op zekere dag kwam hij op huisbezoek in een heel arm gezin. Woorden alleen konden hier geen hulp brengen. Er moest geldelijk geholpen worden. Dat begreep Eliot wel. Juist had de predikant een geldsom ontvangen, die hij geknoopt had in de punt van zijn zakdoek. Van dat geld moest een gedeelte aan de oude vrouw gegeven, dat stond bij de dominee vast. Hij begint te peuteren aan de knoop om die open te krijgen, maar hoe hij probeert, de knoop zit te vast. Hij kan ze niet open krijgen. „Hier", zegt h\j, „God wil bepaald dat ge alles zult hebben, " en hij werpt de zakdoek met alles wat er in is in de schoot van de arme vrouw.

Toen hij goed en wel was ingeburgerd gingen zijn gedachten hoe langer hoe meer uit naar de Indianen om die mensen het Evangelie te verkondigen. Dat was geen kleine zaak. Om dat te kunnen volbrengen zou hij eerst de taal moeten leren. Geen beter middel, dacht Eliot, dan dagelijks met een Roodhuid te spreken. Hij nam een jeugdige Indiaan in huis en leerde van hem de moeilijke taal. Hij maakte goede vorderingen door zijn buitengewone ijver. Toch zou het wel veertien jaren aanlopen eer hij het durfde wagen om openlijk te gaan prediken. Hij moest, wat de taal betreft, beslagen ten ijs komen. Maar in die tijd was hij dan ook zóver, dat hij de Tien geboden, het Gebed des Heeren, teksten en gebeden in het Indiaans had vertaald.

In October van het jaar 1646 ging hij met drie vrienden naar een Indianenkamp in de buurt van Brighton. Welwillend werden de vier mannen ontvangen in de wigwam (hut) van het opperhoofd. De hele stam werd nu vergaderd rondom de hut. Eliot naderde met de Bijbel in zijn hand, sprak een gebed uit en begon in het Indiaans zijn toespraak.

Aangrijpend ogenblik! Drie uren lang duurt de dienst. Met stille aandacht luisteren de Roodhuiden naar die vreemde man, die zulke vreemde en toch zulke schone woorden spreekt. En dan in hun taal!

Als de dienst afgelopen is, wil Eliot vertrekken. Maar dat zal niet gebeuren. De prediker mag niet weg, en de vrienden moeten ook blijven. Het opperhoofd biedt aan om bij hem te overnachten. Hij wil meer van de nieuwe leer te weten komen.

Als God werkt, wie zal het dan keren?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1949

Daniel | 8 Pagina's

Van het Zendingsveld

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1949

Daniel | 8 Pagina's