Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

V. CARTESIUS (1596—1650)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

V. CARTESIUS (1596—1650)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In vorige artikelen hebben we besproken, boe de filosofie zich rond 1600 geheel had afgekeerd van de Goddelijke Openbaring.

De Britse filosofen, te beginnen met Bacc) van Verulam, stelden tegenover de Openbaring de empirie, de ervaring. De waarneming zou ons leiden tot kennis. Opmerkelijk is het, dat de Britse filosofen niet in botsing kwamen met de kerk, doch de reden hiervan is niet ver te zoeken: Uiterlijk hielden zij zich aan de kerkleer, die ze in wezen natuurlijk ondermijnden.

Echter was er nog een geheel andere richting in de filosofie opgekomen, die zich wel, evenals de Britse filosofen afgekeerd hadden van de Openbaring, maar die verkrijging van ware kennis niet allereerst verwachten van de waarneming, doch meer van het „gezonde menselijke verstand." Deze richting is het Rationalisme in de filosofie.

De filosofen van deze richting hebben een conflict met de kerkelijke machten niet kunnen voorkomen, ondanks de voorzichtigheid waarmee bijv. Cartesius, over wie we thans iets willen schrijven, optrad.

Deze strijd met de Kerk ligt voor de hand: de problemen, die door deze filosofen aan de orde werden gesteld en opgelost met behulp van de menselijke rede, waren van die aard, dat de kerk er zich mee bemoeien moest, omdat deze problemen zelf de kerk aangrepen! Welke problemen dat waren? Allereerst de verhouding tussen God en de wereld en voorts de verhouding tussen ziel en lichaam. Op deze vragen verwachtte men geen antwoord uit de Goddelijke Openbaring, de Bijbel dus, maar er was een hoogmoedig vertrouwen op de rede, die het ware inzicht zou geven. „Von Ich aus erobern wir uns die Welt".

René Descartes, oftewel Cartesius, werd geboren in 1596. Hij stamde uit een Frans adellijk geslacht. Tot zijn 16e jaar ontving hij onderwijs op een Jezuïetenschool. Vooral blonk hij uit in de wiskunde, waarin hij fcich zeer bekwaamde. Hier moeten we goed op letten, want zijn wiskundige geest heeft hem parten gespeeld, ja is grondleggend geworden, bij zijn filosofie .

Dan gaat hij in de krijgsdienst; hij dient in Duitsland onder Tilly en in Nederland onder Maurits. Echter: het militaire leven kan zijn doel niet zijn, daartoe is zijn studiezin te groot! Hij zoekt voortdurend naar nieuwe methoden om in de filosofie tot meer zekerheid te komen. Dit streven verraadt reeds zijn wiskundige geest!

En hij vindt die methode, naar zijn oordeel althans. „Toen b mij het licht ener wondere openbaring opgegaan", zo vermeldt zijn dagboek. Wanneer men in de filosofie dezelfde methoden toepaste die in de w 7 iskunde toegepast worden, dan kon men ook in de filosofie komen tot onweerlegbare conclusies, evenals in de wiskunde. Dan behoefde er gee» twijfel meer te bestaan omtrent het wezen der dingen, waarnaar reeds zovele eeuwen was gezocht, zonder dat men tot conclusies gekomen was die zó onweerlegbaar zeker waren, dat ze door niemand meer werden in twijfel getrokken.

Maar Descartes voelt wel dat hij in conflict zal komen met de Roomse Kerkelijke Overheid in Frankrijk en besluit daarom te gaan naar het vrije Holland, waar hij van 1629—1649 verblijf gehouden heeft. Hier is hij volgens sommigen 13 maal, volgens anderen wel 24 maal van woonplaats veranderd; wel een bewijs van 's mans onrustige geest!

En nu dan iets over zijn stelsel. Hij was, evenals alle filosofen van zijn tijd, geweldig onder de indruk gekomen van de resultaten van de nieuwe natuurwetenschap. De onderzoekingen van Copernicus, Galiléï, en Keppler hadden de „wiskundige constructie" van het heelal aangetoond. Alle beweging kon mechanisch verklaard worden, volgens de wet van oorzaak en gevolg, als resultaat van „stoot-en-druk". Was er zo nog plaats voor een ingrijpen door bovennatuurlijke krachten, zoals door de Openbaring geleerd werd?

En waarom zouden deze beschouwingen niet toegepast kunnen worden op de ons omringende natuur, ja op de mens zelve?

Natuur en mens moeten beschouwd worden als mechanismen, als instrumenten, wel zeer fijn bewaard en daardoor in graad onderscheiden van de instrumenten

die door de meng gemaakt worden, maar in wezen daarvan toch niet onderscheiden. Natuur en mens moeten beschouwd worden als samenstellingen van kleine stofdeeltjes, die van eeuwigheid af met beweging zijn toegerust. We moeten breken met elke gedachte aan geestelijke machten, die in het leven van natuur en mens een bepaalde rol zouden spelen. Er is, zoals gezegd, alleen een mechanische wet van oorzaak en gevolg, welke alles beheerst.

We wijzen hier terloops reeds op de invloed die het Cartesianisme gehad heeft, met name ook onder Nederlandse theologen, zoals Balthasar Becker, die geen volbloed-Cartesiaan was, maar een werk uitgaf, getiteld: „De Betooverde Wereld", waarin hij wel niet het bestaan der Engelen ontkende, maar toch hun werkzaamheid beperkte. Hij leerde dat Christus en zijn apostelen, als ze spraken over de engelen, zich hierbij richtten naar het (wan)geloof hunner tijdgenoten. Algemeen werd deze Dr Becker bestreden, vooral door de predikanten uit de school van de grote Voetius, die bij zijn leven zo fel gestreden had tegen Cartesius zelf (zie art. in de Encyclopaedie.)

Descartes paste dus in de filosofie, met name in de metaphisica (dat is de leer van het wezen der dingen), de wiskundige methode toe. We kunnen dat hier niet volledig toelichten, maar iets ervan willen we toch naar voren brengen.

Ieder die iets aan wiskunde-studie gedaan heeft, weet wat een axioma is. We geloven, dat het ook voor hen, die geen wiskunde kennen wel in grote lijnen duidelijk te maken ia.

Wanneer we op een stuk papier op enige afstand van elkaar twee punten zetten, dan kunnen we tussen die twee punten slechts op één manier een lijn trekken en wel de lijn, die over die beide punten loopt. Hoever we die lijn ook verlengen, het blijft één en dezelfde lijn. We kunnen dus zeggen, dat een lijn door twee punten volkomen bepaald is, d.w.z. weten we van een lijn slechts twee punten, dan weten we de lijn zelf.

Dit nu is een axioma; een stelling, die zó klaar, zó duidelijk is voor ons menselijk verstand, dat ze niet nader bewezen hoeft te worden. Uit deze ene stelling, die evident is, wordt een hele wiskundige wetenschap opgebouwd langs de weg van streng logische redenering. Door deze redenering komt men tot zekere, vaststaande begrippen, niet meer voor tegenspraak vatbaar.

Welnu, zo wilde Descartes ook in de metaphisica uitgaan van een „axioma", om dan langs de weg van wiskundige redenering te komen tot zekere — onweerlegbare — begrippen, bijv. van de Godheid.

Nu kunnen we, aldus deze wijsgeer, aan alles twijfelen, maar als er dan niets meer voor ons vaststaat, dan blijft er toch nog over de twijfelende IK. Aan het bestaan van dat IK kan ik niet twijfelen. Ik ben, ik denk, ik heb bewustzijn, dus besta ik. (Cogito ergum sum). Dit is het zo bekend geworden uitgangspunt van zijn filosofische redenering. Van hieruit komt hij tot de zekerheid van het Godsbestaan, en van de menselijke ziel.

Terecht is hierover opgemerkt, dat Cartesius in zijn schijnbaar feilloos sluitende redeneringen één ding heeft vergeten te bewijzen, dat hier toch beslissend is en wel de vraag: Is het mogelijk om bovennatuurlijke waarheden uit te vinden en te bewijzen door wiskundige redeneringen? Deze mogelijkheid nam Cartesius zonder meer aan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1951

Daniel | 12 Pagina's

V. CARTESIUS (1596—1650)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1951

Daniel | 12 Pagina's