Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leer en Leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leer en Leven

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(33.;

II. Het Wezen Go& s. (e)

In ons vorig artikel zagen we, dat er slechts één enig Goddelijk Wezen is. En die waarheid wordt telkens in Gods Woord bevestigd, zoals o.a. in Deut. 6:4: Hoor, Israël! de Heere onze God is een enig Heere!"

Nu is hiermede niet alles betreffende het bestaar* van het Goddelijke Wezen gezegd. Immers, even zeker als er slechts één God is, even zeker is er naar luid van de Heilige Schrift een Drieënig God. Eén Wezen, onderscheiden in drie Personen, namelijk de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En Gad heeft Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard, dat deze drie onderscheidene Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn. (Antw. 25, H.C.)

Dit is een allergewichtigste waarheid! De hoofdsom en kroon van al de Goddelijke openbaringen. Een waarheid, die niet slechts afgeleid kan worden uit enkele losse Bijbelteksten, maar die ons vanuit heel de Schrift tegenstraalt. Zij staat op onwrikbare grondslagen! Letten we slechts op de volgende 3 zaken betreffende deze Drie Goddelijke Personen:

1. Hun onderlinge g e 1 ij k h e i d.

2. Hun onderscheid van elkander en

3. Hun innerlijke en diepe eenheid.

I. Al wat uitsluitend Goddelijk is, wat aan geen schepsel, maar alleen aan God toebehoort, wordt in de Heilige Schrift geregeld toegekend aan Drie, die genoemd worden: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Inzonderheid wordt de zaligheid en alle geestelijke zegen voor de schuldige en verdorven zondaar van deze drie Personen afgeleid, en daardoor worden zij door dit gemeenschappelijk, Goddelijk werk aan elkander g e-iijkgesteld.

II. Doch bij alle gelijkheid worden deze drie Personen evenzeer van elkander terdege onderscheiden. De Een is niet de Ander-Want wél is de Godheid van de Vader en de Zoon dezelfde als van de Heilige Geest, maar in hun eigenschappen zijn ze toch van elkander onderscheiden, alsook in hun Goddelijke werken. Het is de Zoon, en niet de Vader of de Geest, die mens is geworden; het is de Geest en niet de Vader of de Zoon, die de wedergeboorte in het hart des mensen tot stand

brengt, en in het midden der gemeente Gods Zijn woning heeft.

III. Deze gelijkheid en deze onderscheiding verhinderen echter niet, dat er wel degelijk een Goddelijke eenheid bestaat tussen deze drie Personen. Want er zijn drie Personen, van elkander onderscheiden, maar er zijn geen drie Goden; zij zijn elk voor Zich, en alle drie tezamen de enige en waarachtige God.

De benaming „Drieëenheid" komt niet letterlijk in de Bijbel voor. Dat is echter geen bewijs tegen de waarheid der Drieëenheid. Er worden zoveel waarheden in Gods Woord uiteengezet, die toch niet letterlijk genoemd worden met de naam, die wij er aan geven. Nergens zult u het woord „Voorzienigheid" aantreffen, zomin als het woord „Alomtegenwoordig." Maar daarom kunnen we toch niet zeggen, dat er geen Goddelijke voorzienigheid of geen Goddelijke alomtegenwoordigheid is? !

Drieëenheid wil zeggen: een drievuldige betrekking van God tot de mens; en een inwendige betrekking van God tot Zichzelf.

Calvijn zegt er van in zijn Institutie, dat niemand ons ontnemen of ontkennen kan, dat er in de Heilige Schrift, Drie genoemd worden, van wie ieder waarachtig God is en dat er evenwel maar een enig God is.

Begrijpen of verklaren kunnen we dit mysterie der Drievuldigheid niet. En we zouden er niets van geweten hebben, als de Schrift het ons zelf niet geopenbaard had; want, noch de natuur, noch uit de menselijke rede kunnen wij tot de Goddelijke Drieëenheid besluiten. Maar wat natuur en rede ons niet kunnen vertellen, leert ons Gods Wooird volkomen en niet één kind van God is er of hij zal de drievoudige werkzaamheid van het Goddelijke Wezen in eigen hart en leven leren verstaan.

Zelfs onder het Oude Testament, toen de kennis Gods betrekkelijk nog zo gering was, verstonden de vromen het toch wel, dat ze niet genoeg hadden aan een Schepper, maar dat ze ook een Verlosser nodig hadden en dat de Heiligmaker eveneens voor hen onmisbaar was. En door verschillende handelingen, symbolen en zegeningen in de priesterlijke bediening werd telkens gewezen op een drievoudigheid in het werk der verzoening tussen God en mens.

In het Nieuwe Testament treedt dat nog veel helderder aan het licht. Daar wordt immers het werk des Vaders, alsmede het werk des Zoons en dat van de Heilige Geest in betrekking tot de verlossing des mensen op het allerduidelijkst getekend, en het zal, onder de zegen des Heeren, de moeite waard zijn, om eens nader te letten op het Goddelijk aandeel, dat elk der drie Goddelijke Personen heeft in de behoudenis van de zondaar, en in de verheerlijking van de Naam van de Drieënige God.

J. KRAMP.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1951

Daniel | 12 Pagina's

Leer en Leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1951

Daniel | 12 Pagina's