Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaderlandse Geschiedenis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Allernaar. Op 18 Sept. 1573 verscheen Don Frederik voor de stad met 16000 man en veel zware artillerie. De Alkmaarders hadden daartegenover slechts 1300 burgers, 800 soldaten en enkele kleine stukken.

Dit handje vol dapperen durfde het echter wagen in vertrouwen op de Heere der heirscharen de kamp te aanvaarden.

De aanval begon met een kanonnade van 12 uur. Daarna werd er 4 maal gestormd. De laatste keer kon men niet bij de muur komen vanwege de lijken! Verschrikkelijk waren de Spekken dan ook ontvangen; op dezelfde wijze als bij Haarlem. Ten slotte bedankten de soldaten er voor.

Nu besloot Don Frederik hen tot overgave te dwingen door de honger. De Prins zat ondertussen niet stil. Hij gaf aan zijn gouverneur Sonoy machtiging de sluizen te openen en de dijken door te steken, als de Alkmaarders het niet konden houden. Zij moesten dan maar vuurseinen geven. Hevig gingen de boeren te keer. Zij achtten blijkbaar het verlies van hun land erger dan dat van zoveel arme mensenlevens.

Pieter van der Mey werd met het bericht naar de stad gezonden. Zijn holle polsstok viel echter bij een achtervolging in handen van de vijand en zo werd het plan bekend. Op de vraag van Don Frederik hoe te handelen raadde men 't beleg op te breken, , , 't Zal ons anders gaan als Farao en zijn ruiteren, " merkte een van zijn officieren snedig op.

Op 8 Oet. zagen de Alkmaarders tot hun onuitsprekelijke vreugde de vijand wegtrekken.

„Van Alkmaar begint de victorie."

Tijdens het beleg had een ontroerende gebeurtenis plaats. De bekende hageprediker Jan Arends ligt op zijn sterfbed. Hij laat Foreest met nog enkele magistraatspersonen en vrienden bij zich roepen. Hij doet een innig gebed voor kerk en stad. Dan richt de stervende zich op en spreekt de gedenkwaardige woorden, die als een profetie zijn: „Ditmaal zal de Spanjaard niet winnen, God zal een goede uitkomst geven en de stad verlossen."

Een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel. Drie dagen na de verlossing van Alkmaar werd de spaanse vloot onder Bossu verslagen door de Geuzenvloot onder Corn. Dirksz. de burgemeester van Monnikendam.

Bossu werd gevangen genomen en naar Hoorn vervoerd. Dit was een buitenkansje, want Marnix viel bij Maassluis in handen van Romero. Direct meldde de Prins aan Alva, dat met Bossu hetzelfde zou gedaan worden, wat Marnix werd aangedaan. Drie jaar later, 1576, zijn hij en De Rijk uitgewisseld tegen Bossu en Mondragon.

Eer verder het jaar om was, vertrok Alva via Milaan naar Madrid, vergezeld door zijn trouwe vriend de Vargas. Wel beroemde hij er zich op enkele duizenden personen de dood ingejaagd te hebben, maar zijn zending was totaal mislukt. De amsterdamse kooplui, die hem indertijd geld geleend hadden, kregen het niet terug.

Beladen met de vloek des volks ging hij heen. Zelfs de Katholieken waren ten hoogste verblijd over zijn vertrek. In Madrid aangekomen viel hij weldra in ongenade en moest zich op zijn landgoederen terug trekken.

Pas in 1580 zien wij hem weer optreden bij de verovering van Portugal.

De landvoogdij van Requesens.

De nieuwe landvoogd. Deze had niet veel zin om naar de Nederlanden te gaan; hij was liever gouverneur van Milaan gebleven. Maar de koning stond er nu eenmaal op.

't Valt ook niet mee, wat een voorganger verknoeid heeft, weer te herstellen.

En de zaken waren in de Nederlanden inderdaad hopeloos.

De vroegere welvaart was verdwenen; alles was in de war. Maar, schrijft Blok zo mooi: „Nog klonk het Geuzenlied luid over de wateren van Zeeland en in de steden van Holland; nog hield de Prins van Oranje zich staande aan het hoofd van zijn vissers en boeren, zijn burgers en matrozen, zijn „kleyne luyden, met wie hij zich in dezelfde tijd, toen Alva de Nederlanden verliet, nog inniger had verbonden door in het voorjaar openlijk aan het Avondmaal deel te nemen."

Met grote vreugde hebben de Calvinisten in wie Oranje zijn krachtigste medestanders zag, op wier steun hij altijd rekenen kon, deze gebeurtenis ingeleefd.

Medina-Celi was ook niet meer in de Nederlanden. Het was voortdurend herrie tussen hem en Alva en daarom was hij maar vertrokken.

Het was de bedoeling van Madrid, dat Alva's opvolger het een beetje zachter aan zou leggen. Maar zijn opdracht was per slot van rekening dezelfde: handhaving van de katholieke godsdienst en van s konings onbeperkt gezag.

Requesens wordt ons geschetst als een man van middelmatigheid, soepelheid, de koning zelfs van de kleinste bijzonderheden op de hoogte houdend, wat deze natuurlijk ten hoogste aangenaam was. Hij begon met opheffing van de Bloedraad te beloven, d.w.z. als men de gevraagde subsidies aan de konng toestond; alvast hielden de doodvonnissen op.

De 10e penning kon afgekocht worden. Tenslotte volgde de afkondiging van een amnestie. De landvoogd had zelf bij de Koning op deze afkondiging aangedrongen. Maar hoe fraai zag die amnestie er uit: terugkeer tot de roomse kerk bleef eis en een aantal personen, onder wie natuurlijk de Prins en plm. 100 predikanten, konden helemaal niet op pardon rekenen.

Requesens had zich van de aanbieding van pardon heel wat voorgesteld; maar men was er niet van gediend! Allereerst die uitzonderingen. Dan vond men het verdacht, dat het pardon, in Juni afgekondigd, een half jaar werd uitgesteld.

Het wantrouwen en de haat tegen al wat Spaans was, zat er te diep in. Was het niet een bekend gezegde: „Jegens ketters behoeft men zijn woord niet te houden? " Was Requesens niet een groot vriend van... de Jezuieten?

De strijd moest dan, zeer tegen de zin van de landvoogd, voortgezet worden. Omdat Holland en Zeeland de haard van de tegenstand waren, (daar woonden de meeste Calvinisten) zou hij bijzonder op die gewesten zijn aanval richten.

Reimerswaal. Requesens wilde allereerst hulp bieden aan Middelburg, dat al maandenlang door de Geuzen belegerd werd.

De nood steeg er hoog, zodat zelfs honden, katten, ratten en muizen gegeten werden.

P. J. LAMORé.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1951

Daniel | 12 Pagina's

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1951

Daniel | 12 Pagina's