Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dankdag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dankdag

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En het zal te dien dage geschieden, dat Ik verhoren zal, spreekt de Heere; Ik zal de hemel verhoren, en die zal de aarde verhoren; en de aarde zal het koren verhoren, mitsgaders de most en de olie, en die zullen Jizreël verhoren." Hosa 2 : 20 en 21.

De Novembermaand is de maand van de dankdagen. Aan de dankdagen gaan in de maand Maart de biddagen vooraf. Niet om het gebed maar op het gebed schenkt de Heere verhoring. Met de grootst mogelijke stelligheid zegt de Heere dat Hij de hemel, de aarde, het koren, de most en de olie en tenslotte Jizreël zal verhoren.

De geschiedenis der mensheid is niet een aaneenschakeling van losse op elkaar volgende gebeurtenissen, maar de verwezenlijking van Gods besluiten. God maakt de geschiedenis en die geschiedenis is de vervulling van Gods raad.

Sommigen menen dat Gods raad het gebed uitsluit. Wij kunnen immers met ons bidden die grote God niet van gedragslijn doen veranderen. Wat Hij van eeuwigheid besloot, wordt in de tijd uitgevoerd en daarom hebben we maar lijdelijk af te wachten wat de Heere ons toeschikt. Die opvatting is fout.

De Heere heeft het gebed in Zijn raad opgenomen als een middel om te verkrijgen wat Hij in Zijn Woord heeft beloofd. Aan dat gebed is de verhoring onafscheidelijk verbonden. Er bestaat een gezegende wisselwerking tussen bidden en danken.

Het gebed is het voornaamste stuk der dankbaarheid. Volgens Zondag 45 van onze H. Catechismus, wil God Zijn genade en de Heilige Geest geven aan hen die met hartelijk zuchten, zonder ophouden, daarom bidden en daarvoor danken.

Aan het ware bidden is het ware danken onafscheidelijk verbonden en beide zijn niet los te denken van de gebedsverhoring waarvan Hosea spreekt in onze tekst: „Het zal te dien dage geschieden dat Ik verhoren zal spreekt de Heere."

De geschiedenis vloeit uit Gods raad, dus de verhoring van het ware gebed eveneens. Dat de Heere zo stellig spreekt is tot troost van Zijn volk. „God is geen man dat Hij liegen zou, noch een mensenkind dat Hem iets berouwen zou, zou Hij het zeggen en niet doen, spreken en niet bestendig maken? "

In Ps. 145 zegt de dichter: „Hij geeft de wens van allen die Hem vrezen, hun bede heeft Hij nimmer afgewezen." Maar dan moeten we bedenken dat alleen die wensen worden vervuld en die gebeden worden verhoord, die vallen binnen de grens van Gods raad en beloften. Daarom moeten we leren bidden en danken naar de regel van het heiligdom.

Ik zal Jizreël verhoren, maar te dien dage. Hosea, wiens naam betekent „heil" heeft vooral geprofeteerd tijdens de regering van Jerobeam II. Het was een tijd van weelde en overvloed. Van de kalverdienst was Israël vervallen in de Baaldienst. Practisch en formeel had het volk met de dienst van Jehova gebroken. Men

sprak het openlijk uit dat Baal als de god der vruchtbaarheid hen gegeven had, wol, vlas en olie. Met de gaven die de Heere schonk eindigde men in een afgod.

Nu zou de Heere Zijn weldaden wegnemen opdat het volk de ijdelheid en de nietigheid van de afgodendienst zou leren inzien. In Jer. 5 : 24 spreekt de Heere Zijn ongenoegen uit over de ondankbaarheid van Zijn volk rnet de woorden: En zij zeggen niet in hun hart, laat ons de Heere onzen God vrezen, die de regen geeft, de vroege regen en de spade regen, die de weken, de gezette tijden van de oogst bewaart." Het is moeilijk om in tegenspoed geduldig, maar ook moeilijk om in voorspoed dankbaar te zijn. Wanneer de Heere Jezus tien melaatse mannen geneest komt er maar één terug, zodat Hij vraagt: Waar zijn de negen? "

Wij zijn zo geneigd, het kwade lang te onthouden en het goede spoedig te vergeten. Daarom wekt de dichter van Ps. 103 zijn eigen ziel op om de Heere te erkennen voor Zijne weldaden. Daarvoor gebruikt hij de eigenaardige methode om die weldaden, stuk voor stuk aan Zijn geestesoog te doen voorbijgaan en te zeggen: „Vergeet ze niet, het is God die ze u bewees."

Wanneer Jizreël zich verootmoedigt en de gebroken bakken van de afgoden verlaat en terugkeert tot de Springader des levenden waters, dan zal de Heere verhoren en luisteren naar het gebed van een verootmoedigd volk. Op welke wijze de Heere verhoort, wordt ons < "'oor Hosea medegedeeld. Zeker, de Heere kan Elia voeden met brood en vlees door de dienst van raven. Hij kan een groot volk in de woestijn voeden met manna, hemels brood en wonderwater uit een rotssteen, maar gewoonlijk werkt Hij middellijk. Hij brengt voor een schuldbelijdend volk heel het raderwerk der Schepping in beweging. De beden die opklimmen langs de Jacobsladder der voorzienigheid worden middellijk verhoord.

Aan de voet van die ladder ligt Jizreël. De naam betekent: „God verstrooit" maar ook „God zaait". Die naam doet ons denken aan de stad van Achab, een broeinest van goddeloosheid.

Dat schuldige Jizreël ontvangt in de weg van ware boetvaardigheid ook de vervulling van haar lichamelijke

nooddruft. Zij heeft behoefte aan koren, most en olie. Daarvoor moest de akker worden bekwaam gemaakt. Die dorre akker heeft behoefte aan de regen en dauw van de-hemel. De hemel is afhankelijk van Hem die de wolken gebiedt. En als dan Jizreël en zelfs de stoffelijke schepping haar afhankelijkheid toont van Hem die hemel en aarde gemaakt heeft en door Zijn voorzienigheid nog onderhoudt, dan zegt Hosea in schone dichterlijke taal: , .Het zal te dien dage geschieden dat Ik verhoren zal. Ik zal de hemel verhoren en die zal de aarde verhoren, en de aarde zal het koren verhoren mitsgaders de most en de olie, en die zullen Jizreël verhoren."

Hier is dus een opklimmende behoefte en een neerdalende vervulling. Wij zeggen vaak zo onnadenkend: „het regent" of „de zon schijnt". Gods Woord zegt: „Hij doet Zijn Zon opgaan over bozen en goeden. Hij regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen."

Hij wil dat Zijn volk niet alleen met de lippen, maar vooral met het hart zal zeggen: „Laat ons de Heere onzen God vrezen, die de regen geeft, de vroege zowel als de spade regen." Niet Baal, maar Jehova is de overvloeiende fontein van alle goed. Hij is de God dervruchtbaarheid in de natuur, zowel als in de genade.

Van Hem zong de dichter:

Uw goedheid kroont de jaargetijden Waar Gij Uw voetstap zet Daar doet Ge het al ten zegen dijen Daar druipt het al van vet.

(I.v.m. de „dankdagmaand" overgenomen uit de Kerkbode der Geref. Gemeente van Rotterdam.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1952

Daniel | 8 Pagina's

Dankdag

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1952

Daniel | 8 Pagina's