Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Philippus Melanchton. Zijn eigenlijke naam is Philipp Schwarzerd; Melanchton is zijn humanistische naam.

Hij was geboren te Bretten in de Pfalz als zoon van een wapensmid; zijn moeder was een nicht van de vroeger vermelde humanist Reuchlin, uitnemend kenner van het grieks en hebreeuws.

In 1509, dus op 12-jarige leeftijd, trok hij ter studie naar Heidelberg, in 1512 naar Tübingen, waar hij in 1514 magister werd. Als zodanig hield hij voorlezingen over Aristoteles en andere klassieke schrijvers.

In 1521 werd hij, 24 jaren oud, hoogleraar in het Grieks aan de hogeschool van Wittenberg.

Hier werd de band gelegd, die nimmer verbroken is. Luther achtte zijn vriend hoog om zijn geleerdheid; omgekeerd werd Melanchton voor Luther's zaak en theologie gewonnen.

Toch bleef hij anders geaard: hij was meer systematisch aangelegd. Maar zo vulden zij elkaar juist aan. Beider stof rust in de bekende slotkerk te Wittenberg.

De adel. Ook onder de adel had Luther vrienden. Zo de ridder en humanist Ulrich von Hutten, die echter meer uit humanistische en nationale motieven werkte dan uit religieuse.

Deze is het geweest, die het geschrift van de Italiaanse humanist Lourentius Valla over de vermeende schenking van Constantijn, in Duitsland publiceerde.

Door Hutten kwam Luther in aanraking met de revolutionnair getinte „Rijksridderschap". Twee van deze, Franz von Sickingen en Silvester von Schaumberg, boden de reformator in geval van nood hun burchten aan tot een wijkplaats.

Gelukkig voor Luther, dat hij op dergelijke steun maar matig gesteld was.

Luther's drie reformatorische hoofdgeschriften van 1520.

Het zijn de volgende:

a. Aan de christelijke adel der duitse natie over de verbetering van de christelijke stand.

Het boekje is gericht tot de jonge Karei V, van wie hij hoopt, dat hij de kerk nog eens verlossen zal van de pauselijke en priesterlijke tyrannie.

Er zijn volgens Luther 3 muren der „Romanisten", die alle reformatie tegenhouden: le. de geestelijke macht staat boven de wereldlijke macht; 2e. alleen de paus is de onfeilbare uitlegger der H.S.; 3e. alleen de paus kan een rechtmatig concilie bijeenroepen.

Vervolgens geeft hij een reformprogram in 28 punten. Eerst somt hij de gebreken op, niet alleen de kerkelijke maar ook — n.b. — de maatschappelijke en universitaire. Vervolgens geeft hij de middelen tot herstel aan: als de kerk geen concilie wil, zijn de vorsten en de adel voor het volk verantwoordelijk.

Het is de moeite waard dit boekje te lezen. Inderdaad wordt hier afgerekend met een eeuwenoude wereld en worden de omtrekken van een nieuwe kerk en een nieuwe wereld zichtbaar (Berkhof).

Het duitse keizerschap, alsmede de duitse kerk moet onafhankelijk van Rome zijn.

Geen uitzuigerij der Duitsers door het pauselijke hof meer. Ook het christelijk en maatschappelijk leven moet worden gereformeerd, enz. De paus is de Antichrist!

b-Van de babylonische gevangenschap der Kerk.

Dit boekje was in het latijn geschreven. Het oefende scherpe critiek op de 7 sacramenten van Rome. Er bleven er maar 3 over, die schriftuurlijk gezag hadden, doop, avondmaal en boete (biecht Mt. 16 : 9). Het jaar daarop verscheen er een werk van Melanchton (de Loei), waarin deze ook het sacramenteel karakter der boete bestreed, zodat er tenslotte maar 2 overbleven.

Had Luther in 1517 nog een goede gedachte van de aflaat, in dit geschrift is daarvan niets meer te bemerken.

Integendeel: de aflaat is volgens hem het kwaad der roomse huichelaren!

c. Van de vrijheid eens christenmensen.

Dit maakte bijzonder grote opgang in Duitsland en daarbuiten.

Op grond van 1 Kor. 9 : 19 en Rom. 13 : 8 ontwikkelde hij daarin de volgende twee gedachten:

1. Een christenmens is (naar de inwendige mens, in 't geloof) een vrij heer over alle dingen en niemands onderdaan;

2. Een christenmens is (naar de inwendige mens, in de werken) een dienstbare knecht van alle dingen en ieders onderdaan.

De bul „Exsurge domine" van 15 Juni 1520.

Het pauselijke hof was zeer boos op Frederik de Wijze, die het gedaan had weten te krijgen, dat er een scheidsgericht in Duitsland zou plaats hebben.

Het ketterproces tegen die roervink Luther was verslapt maar niet doodgelopen.

In Jan. 1520 begon men opnieuw en het resultaat was de genoemde bul van 15 Juni 1520.

Men bedenke goed, dat deze bul nog niet de eigenlijke banbul was: deze werd pas op 3 Jan. 1521 te Rome afgekondigd. Men zou de eerste een , , toezegging"(!) (een „voorlopige aanslag"? ) kunnen noemen. Het is deze, die Luther op 10 Dec. 1520 heeft verbrand (zie hierna).

De inhoud was de veroordeling van 41 ketterse stellingen, hier en daar uit Luther's werken opgevist; het gebod overal zijn werken te verbranden en een bevel aan de hervormer om binnen 60 dagen te herroepen; bij weigering zou hij als ketter beschouwd worden.

Dr. Eek en de pauselijke nuntius (gezant) Aleander belastten zich met de bekendmaking in Duitsland; laatstgenoemde ook in onze landen.

In Duitsland had hun pogen om vuurtje te stoken nagenoeg geen succes. In de Nederlanden ging het beter. Aleander spotte: „de boeken brandden al eer Karei V en zijn raden beseften, dat zij met de bul accoord gingen."

Luther antwoordde met het felle geschrift: Tegen de vervloekte bul van de Antichrist, en beriep zich opnieuw op een algemeen concilie. Meer en meer was het hem duidelijk geworden, dat de paus de Antichrist was.

Maandag 10 Dec. 1520. Deze dag is van grote betekenis geworden in Luther's leven. In tegenwoordigheid van professoren en studenten verbrandde hij buiten de Elsterpoort te Wittenberg de bul, het boek met de canonieke rechtsregelen (hij noemde dit „een vergiftig zaakje"), een aantal scholastieke boeken enz.

Luther sprak daarbij de bekende woorden: mdat gij de heiligen des Heeren bedroefd hebt, zo vertere u het eeuwige vuur (verg. Joz. 7 : 25).

Het aardige van het geval was, dat de paus deze woorden het eerst in zijn bul gebruikt had, natuurlijk met betrekking op Luther.

Toch vond Fred. de Wijze het wel goed, dat Luther zich verantwoordde. Wat het verbranden van de bul c.a. betreft, nam hij de woorden van Simson over: Gelijk zij mij gedaan hebben, heb ik ook hun gedaan.

En 3 Jan. 1521 verscheen de officiële banbul in Rome. Men nam er nauwelijks nota van!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1952

Daniel | 8 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1952

Daniel | 8 Pagina's