Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Overkeid en DE DOODSTRAF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Overkeid en DE DOODSTRAF

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Jesaja 44 vers 6 lezen wij, dat de HEERE. de Koning van Israël, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen zegt: , .Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God." God heeft dus niemand naast Zich, aan wie Hij verantwoording schuldig zou zijn omtrent Zijn doen en laten. Hij is dan ook de almachtige en absoluut souvereine God, Die Zijn Zoon, de engelen en de mensen met macht bekleedt. De Zone Gods ontving macht van God in een zeer bijzondere zin. Christus zegt daarvan in Mattheüs 28 vers 18: „Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde." Voorts blijkt uit de woorden: „Ik ben Gabriël, die voor God sta", dat er ook onder de engelen een gezagsverhouding bestaat. Tenslotte heeft God mensen, die, naar de woorden van Psalm 8, een weinig minder gemaakt zijn dan de engelen, met macht bekleed. Krachtens de uitspraak van Romeinen 13 vers 1 hebben wij mensen ons te onderwerpen aan de machten, welke God om der zonden wil over ons beliefde te stellen. De overheden die er zijn, zijn van God geordineerd.

Niettegenstaande het feit, dat God in Zijn Woord ons duidelijk zegt, dat Hij het is, Die de overheden met gezag bekleedt, zijn er in de loop der jaren verschillende souvereiniteitstheorieën opgesteld. De leer der Codssouvereiniteit is vooral verdedigd door de Duitse staatsrechtgeleerde F. J. Stahl. Ten onzent werd zij voorgestaan o.m. door nrr G. Groen van Prinsterer, prof. mr D. P. D. Fabius en prof. mr A. F. Savornin Lohman. De Fransman J. J. Rousseau daarentegen propageerde de leer der volkssouvereiniteit. In zijn bekende werk „Du contrat social ou principes du droit politique" heeft hij met kracht de stelling verdedigd, dat de gemeenschap bij het maatschappelijk verdrag de souvereiniteit verkrijgt en dat die souvereiniteit onvervreemdbaar is. Deze theorie wordt tegenwoordig meestal niet meer aanvaard, omdat zij te rationalistisch is. Zij is in flagrante strijd met de Heilige Schrift.

De theorie van de volkssoevereiniteit heeft zich, vooral onder invloed van Duitse schrijvers, ontwikkeld tot die der staatssouvereiniteit. De aanhangers dezer leer gaan er van uit. dat het geheel (de staat) van nature de meerdere is van de delen (cle individuen). Hun theorie achten zij voldoende gerechtvaardigd door te stellen, dat de meerdere geroepen is de delen te beheersen. Als reactie hiertegen ontstond de leer der rechtssouvereiniteit. Volgens deze theorie is het recht niet een uitvloeisel van cle staatswil. doch de staat is een product van het recht en geheel daaraan onderworpen.

Welke souvereiniteitstheorieën er nu ook mogen zijn, van oudsher is er een streven geweest van vorsten om voor hun heerserschap een geestelijke rechtvaardigingsgrond te stellen. Reeds betrekkelijk kort na de Middeleeuwen gingen vorsten zich noemen koning of keizer „bij de gratie Gods". Hiermede wilde men uiting geven aan een gevoel van deemoed jegens het Hoogste Gezag of men bracht daardoor tot uitdrukking, dat zij vorst waren krachtens Gods wil. Wanneer er heden ten dage een Nederlandse wet in het staatsblad verschijnt, vangt het afkondigingsformulier aan met de woorden: „Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz." Over de woorden „Bij de gratie Gods" heeft Dr A. Kuyper een zeer lezenswaardig artikel geschreven in het officieel gedenkboek bij de huldiging van H.M. de Koningin in 1898. Dr Kuyper zegt in dat artikel o.m., dat de souvereiniteit „bij de gratie Gods" in ons land berust bij het huis van Oranje, en dat onze Koningin is de van God bestelde souvereine over Nederland, bij erfrecht getreden in de rechten van haar Vader; ..Zij is niet ..eerste staatsdienaresse", maar „dienaresse Gods", „bii de gratie Gods" over Nederland regerende", aldus dr Kuyper.

De overheid, ook die, welke niet erkent te regeren bij de gratie Gods, is op grond van Gods Woord geroepen wetten en verordeningen te maken, welke met dat Woord niet in strijd zijn. Zij heeft voor naleving van Gods Wet zorg te dragen, want eenmaal zal zij, ook in haar ambt. naar Gods Wet geoordeeld worden. De stelling van prof. mr R. Kranenburg, als zou de overheid geen geweten hebben, omdat zij optreedt als groepsorgaan, moeten wij afwijzen. Ook de overheid vindt in de Heilige Schrift het richtsnoer voor haar beleid. In Genesis 9 lezen wij van haar instelling. In dit hoofdstuk gaf God ook de opdracht het bloed te vergieten van hem, die het bloed van zijn evenmens heeft vergoten. Vanaf de dagen van Noach zou Gods gerechtigheid geoefend worden door de overheid. Daarom zegt ook de Heidelberger Catechismus in Zondag 40, dat de overheid het zwaard draagt om de doodslag te weren. De revolutionnair wil hiervan niet weten. Hij kent de souvereine macht immers toe aan het volk, instede van aan de overheid.

De profeet Jeremia ontving van God het koningshuis van Juda te bevelen, dat het geen geweld zou doen, noch onschuldig bloed zou vergieten. Uit deze woorden valt op te maken, dat niet geaarzeld moest worden met het laten vloeien van schuldig bloed. In Romeinen

13 vers 4 zegt Paulus, dat de overheid Gods dienares is, een wreekster tot straf degene, die kwaad doet. Zij moet Gods bevelen gehoorzamen, opdat er recht en gerechtigheid zij. J. Calvijn haalt in het hoofdstuk over de burgerlijke regering in zijn Institutie de woorden aan van Solon, luidende: „Alle gemenebesten blijven bestaan door beloning en straf, en met wegneming van deze twee vervalt de regering en gaat zij te niet". Tal van Schriftuurplaatsen doen ons zien, dat het in Genesis 9 gegeven bevel is opgevolgd. Tegenstanders van de doodstraf beroepen zich vaak op het feit, dat de doodslager de mogelijkheid van bekering wordt ontnomen. Dit argument is niet steekhoudend. Door zulks te beweren doet men te kort aan de almacht Gods. De moordenaar aan het kruis ontving op zijn hulpgeroep tot Jezus het bekende antwoord: „Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn". Christus ontsloeg hem geenszins van de doodstraf.

Vele schrijvers keren zich ten deze sterk tegen Gods Woord. Volgens hen mist de doodstraf de karaktertrekken van een goed strafmiddel te zeer; zij snijdt de veroordeelde de weg af om te komen tot een in de rechtsorde passend leven; het wel overlegd ter dood brengen werkt op het zedelijk denken en voelen der bevolking ongunstig, wekt afkeer, misplaatst medelijden, ruwheid van zeden en opvattingen. Voltaire bepleitte de doodstraf in uiterste gevallen, omdat zij is het neerschieten van een dolle hond, die zo gevaarlijk is voor de overgrote meerderheid.

Nederland kende de doodstraf onder zijn eigen recht en onder het Franse. De gehele afschaffing werd voorbereid door de openbare mening en sedert 1861 door geregelde gratieverlening. Nog niet lang geleden heeft de gratieverlening in een bepaald geval in het parlement een onderwerp van ernstige bespreking uitgemaakt. In de achttiende eeuw werd de doodslager menigmaal gratie verleend. Ds Bern. Smytegelt klaagt er althans over in zijn predicatie over het zesde gebod. Sedert haar afschaffing in 1870 is de doodstraf nimmer weer opgenomen in ons wetboek van strafrecht. De formele afschaffing der doodstraf, behalve in het militaire strafrecht, werd bij de wet van 17 September 1870 een feit. De regering verdedigde het wetsontwerp enkel met de uitspraak, dat de doodstraf niet noodzakelijk was.

Wel is bij verordening van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied van 16 October 1941 de doodstraf bedreigd tegen sabotage. Gods bevel gaf hierbij niet de doorslag, doch de bedreiging met de dood geschiedde enkel op grond van militaire belangen. In het besluit buitengewoon strafrecht — een tot tijdelijke werking bestemd product van de Nederlandse regering te Londen — is eveneens de mogelijkheid geopend de doodstraf toe te passen. Van deze mogelijkheid is in de afgelopen jaren een beperkt gebruik gemaakt. Overigens is de doodstraf vervangen door levenslange gevangenisstraf.

Ook thans is Neerlands overheid nog niet van zins zich ten opzichte van de algemene toepassing der doodstraf te gedragen overeenkomstig Gods Woord. Weliswaar zal eerlang de wet oorlogsstrafrecht in het staatsblad verschijnen, zulks met het oog op een eventuele oorlog, doch deze regeling draagt geen duurzaam karakter. Zij zal alleen toegepast worden ten aanzien van bepaalde categorieën misdadigers.

Wij besluiten dit artikel met het uitspreken van de hoop, dat de overheid spoedig moge terugkeren van de dwalingen haars weegs, want ook hier geldt: „Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald".

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1953

Daniel | 12 Pagina's

De Overkeid en DE DOODSTRAF

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1953

Daniel | 12 Pagina's