Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pasen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pasen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, welke is uit den zade Davids, naar mijn evangelie, (2 Tim. 2 : 8)

De dood en de opstanding van Christus zijn geen bloot historische feiten die hun nawerking hebben in de geschiedenis der mensheid, maar staan in onlosmakelijk verband met het leven des geloofs.

Het zijn de zuilen waarop het werk der verzoening rust. Wat Hij gestorven is, is Hij der zonde eenmaal gestorven en wat Hij leeft, dat leeft Hij Gode. Daarom moeten we één plante worden in de gelijkmaking van Zijn dood en één plante in de gelijkmaking Zijner opstanding.

Wij, mensen zijn geneigd het kwade met sterke geheugenhaken vast te houden en het goede spoedig te vergeten. Wanneer twee mensen, ook Christenmensen, ongenoegen met elkander hebben, wat is het dan moeilijk hen weer tot elkander te brengen. Niemand wil de eerste zijn om de hand der verzoening uit te steken en men hoort het vaak uitspreken, „ik wil het wel vergeven, maar vergeten, neen dat kan ik niet."

Hoe beschamend dat die grote God, tegen wien wij allen gezondigd hebben, niet alleen vergeeft, maar ook vergeet.

Hij nodigt niet alleen: „Kom dan en laat ons samen richten, al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen worden als sneeuw", maar Hij zegt ook: „Ik gedenk uwer zonden niet." Wij moeten leren vergeven en vergeten.

Wat we niet mogen vergeten is, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt. In Psalm 103 zingt de dichter: „Vergeet nooit één van Zijn weldadigheden, vergeet ze niet, 't is God die ze U bewees." Ook de dood en de opstanding van Christus mogen we niet vergeten.

Verkondig de dood des Heeren totdat Hij komt en houd in gedachtenis dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt. Elke eerste dag der w r eek is een gedenkdag aan de opstanding van Christus. Het uitgangspunt van elke Zondagsprediking behoort het grote paaswonder te zijn.

Op het paasfeest dat de Christenheid jaarlijks viert, is dat paaswonder niet alleen uitgangspunt der prediking, maar vooral voorwerp van overdenking. Dan staan we stil en we worden stil bij het grote wonder, dat de God des vredes Zelf de grote Herder der schapen door het bloed des eeuwigen testaments uit de doden heeft wedergebracht.

Toch moeten we waken dat we geen paaschristenett of Zondagschristenen worden, die éénmaal per jaar of éénmaal per week aan het wonder der verrijzenis denken, om dan over te gaan tot de orde van de dag.

Wij moeten de kracht van Christus' zoendood practisch ervaren om te sterven aan de zonde, zullen we door de kracht Zijner opstanding in nieuwigheid des levens wandelen.

Hij is uit den zade Davids en heeft Zich met Zijn volk verenigd, opdat Zijn volk zich met Hem zou kunnen verenigen. Die vereniging is vrucht van de wederbarende werking des Heiligen Geestes.

Die Geest gebruikt de Wet om de akker van ons hart te openen voor het zaad des Evangelies. Dat Evangelie is de teelaarde waarin het geloof kan wassen en toenemen. Dat Evangelie is vooral op het paasfeest een Goddelijke bekendmaking.

We lezen immers in 1 Cor. 15: „Ik maak u bekend het evangelie, dat Ik u verkondigd heb, hetwelk gij ook aangenomen hebt, in hetwelk gij ook staat." Die bekendmaking is nodig om Gods kinderen gedurig bij dat wonder te bepalen.

En als dan de Heilige Geest dat paasevangelie toepast aan hun harten, dan mogen zij als kinderen der opstanding wandelen in een wereld van levensjammer en stervensnood.

Dan is hun leven een gedurig Paasfeest en mogen zij als echte Sabbaths-kinderen, niet alleen op Zondag, maar al de dagen huns levens van hunne boze werken rusten, de Heere door Zijn Geest in hun laten werken, om alzo de eeuwige Sabbath in dit leven aan te vangen. Het in gedachtenis houden is niet alleen een werkzaamheid van het geloof, maar ook van het verstand. Troost is dan ook een heilige wetenschap.

De grote lijder des oude testaments heeft, te midden van zijn lijden, die troost mogen ervaren en gezegd: „Want, ik weet mijn verlosser leeft." Neen, hij weet niet alleen dat er een Verlosser is, en niet alleen dat die Verlosser leeft, maar ook dat die Verlosser, zijn Verlosser is.

Boaz was de bloedvinend van Naomie. Zo is Christus door Zijn menswording uit den zade Davids, de Bloedvriend van allen die behoren bij het geestelijk zaad van Abraham. Als dat. geestelijk zaad de troost van het Paasevangelie mag smaken, stemmen zij in met de lofzang van Petrus: „Gelooft zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hope, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden." En al kunnen zij Hem dan niet aanschouwen zoals Thomas en Maria Magdalena en de Emmaüsgangers dan mogen zij toch door het geloof de heerlijkheid van die grote Paaskoning bewonderen en instëm-

men met diezelfde apostel: , , Dewelke gij niet gezien hebt en nochtans liefhebt, in Dewelke gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, U verheugt met een

onuitsprekelijke en heerlijke vreugde." Als onze Paasgenieting afhankelijk ware van de omstandigheden, zag het er voor Gods kinderen droevig uit.

Wat is er veel zielloze rechtzinnigheid en weinig levende Godsvrucht, veel beschouwende kennis en veel beredeneerd geloof.

Alleen het geloof dat door de liefde werkt kent levende uitgangen naar de grote Levensvorst. Van Hem zong de dichter: , , Mijn hart roept uit tot God die leeft,

En aan mijn ziel het leven geeft." Paulus noemt het Evangelie, het Evangelie Gods, maar ook zijn Evangelie. De bediening van dat Evangelie is hem toebetrouwd. Wie een ander Evangelie brengt, is vervloekt. Ook Jesaja vraagt: „Wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm des Heeren geopenbaard? "

Zulke predikers klimmen niet over de muur en maken door middel van advertenties geen reclame voor zich zelf met indrukwekkende uitspraken uit Gods Woord, maar komen op wettige wijze tot de bediening en komen niet met een gestolen, maar met een van Gods wege hun toebeti'ouwde boodschap tot de gemeente. Dan is hun woord een blijde boodschap en is hun werk engelenwerk. Dan gaan ze prediken: „Zie, ik verkondig U grote blijdschap, " en „Hij is hier niet,

maar Hij is opgestaan." Hij is uit de zade Davids, dus een echte. Koning, Hij kan zeggen: „Ik ben dood geweest en Ik leef."

Zalig de mens van wie gezegd kan worden: „U heeft hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart." Mocht de bekendmaking van het Paasevangelie van Paulus de levende kerk tot troost zijn en mochten de geestelijke doden horen de stem van de Zone Gods: „Ontwaakt, gij die slaapt, en staat op uit de doden, en Christus zal over u lichten."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1953

Daniel | 12 Pagina's

Pasen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1953

Daniel | 12 Pagina's