Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR ONZE Militairen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR ONZE Militairen

OVERHEID, GEZAG en RECHT (2.)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons vorig artikel hebben we gezien dat de Heere een rechtsorde heeft gevestigd. Dat is zeer belangrijk jongens, daar moet je eens even over denken. Dat is geen mensenwerk doch Gods werk. Daar vloeit ook uit voort dat er alleen sprake kan zijn van een rechtsorde, als er een handhaver dezer orde is. En gelukkig die is er, dat is de Overheid. De Schrift leert ook dat van de beginne er een overheid is, want Kaïn bouwt een stad en een stad is niet denkbaar zonder rechtsorde. Daar zou in een stad zonder rechtsorde niet te leven zijn. De Heilige Schrift laat ons zien, dat God terstond na de val in de eerste geslachten der mensheid reeds een rechtsorde stelde en daarmee tevens een Overheidsmacht om haar te handhaven.

En wat nu van Kaïn's dagen geldt, dat wordt daarna opnieuw bevestigd, als de Heere tot bescherming van het menselijk leven als een ordinantie voor de Noachitische geslachten afkondigt.

En voorwaar, Ik zal uw bloed, het bloed uwer zielen eisen, van de hand van alle gedierte zal Ik het eisen.

ook van de hand des mensen, van de hands eens iegelijken zijns broeders zal Ik de ziel der mensen eisen. Wie des mensen bloed vergiet, Zijn bloed zal door de mens vergoten worden, want God heeft de mens naar Zijn Beeld gemaakt. (Gen. 9 : 5 en 6).

Zo gaan dus ook de Noachitische geslachten de geschiedenis in met een Goddelijke ordinantie; met een rechtsorde, door God Zelf gegeven, opdat zij daardoor zullen worden beschermd tegen een alles ontbindende zonde - kracht, die wel gist in der mensen zielen, maar door de Heere alzo wordt ingetoomd opdat er een menselijke samenleving zal mogelijk zijn.

Er heeft dus in de eerste mensheid een overheidsmacht bestaan, die uit de aard der zaak uit het ouderlijk, met name uit het vaderlijk gezag opkwam.

Dit overheidsgezag verschijnt in Gods Woord niet slechts in de uitverkoren geslachten maar wordt ons juist allereerst voorgesteld in het geslacht van Kaïn dus in die geslachten, waarvan God zegt, dat Hij ze niet verkoren heeft en die dus niet vallen onder het lichf Zijner bijzondere openbaring. Daaruit blijkt ons duidelijk jongens, dat het overheidsgezag een algentene strekking heeft.

Er is geen volk, geen stam, geen familie zonder gezag. Zoals er geen volk is zonder godsdienst — ik zeg niet de ware godsdienst — hoe diep deze cultureel beschouwd is weggezonken, zo is er ook geen volk zonder een overheid, die gezag oefent, al is het dan ook vaak nog op de zelfde wijze als ons in Kaïn's geschiedenis wordt beschreven, door een teken, — de tabu, — dat onder bovenzinlijk licht verschijnt voor het bewustzijn dier volkeren.

Dat daarbij echter van een bijzondere instelling en voorzorg Gods sprake is, wordt in onze Belijdenis geheel in overeenstemming met Gods Woord geleerd in deze woorden:

, , Wij g'eloven, dat onze goede God uit oorzaak der verdorvenheid des menselijken geslachts, Koningen, Prinsen en overheden verordend heeft."

Zij gaan daarbij uit van de schriftuurlijke voorstelling, want in het Oude-en Nieuwe Testament verschijnt de rechtsorde, welker bewaarster de Overheid is, in het zelfde licht.

Immers in Gen. 9 geschiedt aan Noach en zijn zonen een Goddelijke openbaring aangaande de rechtsorde waaronder zij moeten leven. En in Gen. 10 wordt reeds gewag gemaakt van de uit deze geslachten gesproten volken, die op een bepaald grondgebied wonen en als met het land verenigd zijn. Wat de sociologische structuur van het leven aangaat, blijkt, dat hun samenleving familiaal was opgebouwd.

In Gen. 15 : 5 is sprake van volken in hun landschappen. Deze volken hebben een eigen taal, elk zijn eigen spraak, terwijl hun samenleving wordt gekenschetst in deze woorden „naar hunne huisgezinnen."

Deze familiaal levende volkeren vormden reeds een omvangrijke groep. Zelfs een wereldrijk hebben zij gevormd onder heerschappij van Nimrod.

Sporen van kolonisatie zijn zelfs te vinden. Van Nimrods stichting wordt ons in Gen. 10 : 10 meegedeeld, dat het „beginsel" zijns rijks was Babel met nog enige andere gebieden, waaruit ons blijkt dat Babel het uitgangspunt was van het latere Assyrische rijk. Nimrods rijk strekte zich over W. Azië uit en droeg het karakter ener federatie van onderscheidene Koninkrijken, die onder heerschappij stonden van een enkele grootmacht, welker dynastie door Nimrod gedragen werd. Hoewel nu deze wereldrijken — want dat waren zij eigenlijk — evenals hun heersers, vaak in mythologisch beeld verschijnen in de nationale gedichten, waarin zij worden bezongen, is het toch zeker, dat in deze oudste geschiedenis der mensheid er reeds sprake is van een zeer ingewikkeld regeersysteem. In de oudste geschiedenis der mensheid wordt het Koningschap als van Goddelijke oorsprong voorgesteld.

De Overheid is er dus niet krachtens willekeur mensen, maar als door God verordend. der

God heeft van de beginne de overheden verwekt de volken hebben, daarvan wetenschap. en

Het Woord des Heeren leert ons dan ook dat de souvereiniteit die de Overheid toekomt, haar krachtens de souvereine God geschonken is. En dit is niet toevallig, maar hangt onlosmakelijk samen met de openbaring ener rechtsorde, die de Heere deed geboren worden. Van rneetaf heeft deze rechtsorde de strekking gehad, het menselijk samenleven mogelijk te maken. Daarom gaat zij gepaard met een reeks van voorschriften die betrekking hebben op de verhouding der mensen onderling in hun samenleving.

Daartoe behoorde in de eerste plaats de heilighouding van het huwelijk. We vinden daarvan reeds regelen in de oude wereld van vóór de zondvloed. Lees maar eens Gen. 6, waarin de ontheiliging van het huwelijk wordt aangewezen als een der gruwelen die tot Gods oordelen hebben geleid. Daarbij komt in de tweede plaats het eigendomsrecht. Ook dit blijkt van de beginne tot de natuurlijke rechten der mensen te behoren.

Kaïn en Habel brengen reeds terstond na de val offers van hun eigendom. Het eigendomsrecht is derhalve geen vrucht van menselijke willekeur.

Het is bij wijze van spreken niet uitgevonden, maar gegrond in de menselijke natuur en dus met het mens zijn gegeven. Denk slechts aan Abraham, die na de dood van Sara zich tot de zonen Heths wendt en verzoekt, dat hem vergund zal worden, zijn dode te begraven en daartoe begeert, dat hem de spelonk van Machpela zal worden gegeven, die in het einde van de akker is welke toebehoorde aan Efron, de zoon van Zohar. Abraham wil die spelonk met de akker kopen voor het volle geld tot een erfbegrafenis in het midden der zonen Heths. Hij kan het alles ten geschenke krijgen maar weigert en, koopt het land met de spelonk voor 400 zilveren sikkels. Zo werd dit land aan Abraham tot een bezitting Gen. 23 (eigendom). Onbetwistbaar is het, dat het eigendomsrecht zich deed gelden feitelijk op dezelfde wijze als het heden ten dage nog bestaat. Hoeveel er ook veranderd moge zijn, het eigendomsrecht zelf, is de geschiedenis door, onveranderd gebleven.

(Wordt vervolgd)

„KRIJGSMAN"

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1953

Daniel | 12 Pagina's

VOOR ONZE Militairen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1953

Daniel | 12 Pagina's