Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR ONZE Militairen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR ONZE Militairen

OVERHEID, GEZAG EN RECHT (4.)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons laatste artikel schreef ik dat de Overheden opkomen iri de diepste grond door de Goddelijke Wijsheid. Voor ons is dit soms moeilijk te verstaan; zo schreven wij. En hoe komt dat nu? Dat komt omdat we dwaas zijn en ons verstand verduisterd, zodat we geneigd zijn de loop der zaken te waarderen naar hetgeen voor onze ogen is. Dat deed Asaf ook. Wij wijzen op de mensen, zien op de mensen, meten de dingen af naar de mens en zeggen: als deze of die er niet geweest was, als er zo of zus gehandeld was, als er meer geloof en minder ontrouw was bij deze of gene! Doch, hoe waar dit alles mag zijn, achter deze ontwikkelingsgang staat de leidende werkzaamheid, Zijne Voorzienigheid, zodat het altijd waar blijft, hoe men het ook draait of keert: Door Mij regeren de koningen. Dat blijft zelfs waar, w r anneer revolutionnaire bewegingen, tirannen tot macht brengen (Hitier e.d.)

Gods Woord laat ons zien, hoe de Heere aan een volk, koningen kan geven in Zijn toorn. Denk slechts aan Israëls voorbeeld, wanneer het van Samuël een koning eist. (1 Sam. 8). „Geef ons een koning", zegt het volk en de Heere zegt tot Samuël: Geef hun een koning, hoor naar de stem des volks in alles wat zij tot U zeggen zullen. Maar God voegt er een verklaring aan toe: Zij hebben U niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn,

Zo ontving Israël uit Gods hand een koning in Zijn toorn.

Zoals dit nu in Israël het geval is geweest, zo is dit ook onder de volken, ook onder de moderne volken het geval. Onder dit alles is Gods wijsheid, want Hij werkt ook in Zijn toorn. Wij zien de dingen te veel op zich zelf, zijn veelal onbekwaam, maar ook veelal niet geneigd ze in hoger licht te zien en te waarderen. We doen zo dikwijls als Asaf: „Ziet dezen zijn goddeloos, nochtans hebben zij rust in de wereld, zij vermenigvuldigen het vermogen!"

Asaf begreep er niets van, dat de dingen in de wereld gaan zoals ze gaan. Zo gaat het ook ons. Wij zien hoe de revoluties doorwoelen, hoe de goddelozen woeden en groeien, hoe de regeringen opkomen en verdwijnen; zo dat we ons zelf wel eens afvragen, hoe is het toch mogelijk dat God zo iets kan gedogen. En toch, het geschiedt. Veelal geheel in strijd met ons verstand, onze verwachting en onze mening. We hadden van Gods heilig recht geheel andere verwachtingen en opvattingen. Asaf kwam zelfs zo ver, dat hij twijfelde aan het goed recht der vreze Gods. Hij zegt: Immers heb ik te vergeefs mijn hart gezuiverd en mijn handen in onschuld gewassen. Als we rondom ons zien in de wereld, dan heerst er op alle terreinen een dikke duisternis. .Dan is het, mijne lezers, een zeer bange tijd. Dan is het een tijd dat Gods volk zwijgt en als dat zwijgt, dan komt de wereld aan het woord. Dan begint bange twijfel het hart te vervullen. Dan gaat men vragen: Zou Gods Naam en zaak nog betekenis hebben in de wereld ? Het zijn nog maar enkelen die naar Zijn Woord vragen en naar hetzelve trachten te leven. Die twijfel kende Asaf ook, totdat hij in Gods heiligdommen ging.

Toen was het uit met de twijfel. Daar kreeg hij de leiding Gods te zien met de volkeren der aarde. Daar kreeg hij te zien het grote einddoel. God laat de mens razen en woeden, maar Hij zegt: let op hun einde. Dat einde mijne lezers is het belangrijkste voor ieder mens, want dat is Zijn begin zonder einde. Dat einde zullen we echter alleen aanschouwen in Gods heiligdom. Wie daarin niet geleid wordt, ziet er niets van doch staart zich blind op datgene wat voor ogen is. In Gods heiligdom leren we de waarheid verstaan. „Door Mij regeren de koningen"; ook de tirannen ja, alle machthebbers der wereld. Daar wordt het ook duidelijk: „Immers zet Gij hen op gladde plaatsen. Gij doet hen vallen in verwoestingen."

Dit gebeurt echter niet op onze tijd maar op Zijn tijd. Er is dan geen uitzondering op de oorsprong van het Overheidsgezag. Hoe en waar het ook verschijnt, of de volkeren onder de wijnstok en de vijgeboom dan wel of zij zich krommen onder het juk van de tiran, of wij in Nederland ons nog mogen verblijden onder het vredig lommer van de Oranjeboom, dan wel het Russische volk zich zuchtend en kreunend kromt onder het juk Zijner overweldigers, steeds hebben wij te maken met regeringen, die er zijn krachtens de voorzienige Wijsheid Gods. Wie gezegend wordt, roeme in de Heere, wiens verbeurde gunst over ons was. En wie lijdt, dat hij zich verootmoedige vanwege de zonde zijns volks. Onder alles moet Hij worden gekend, als de Vader der barmhartigheden, die niet deed met ons naar onze zonden. Te Zijner tijd zal de Heere over alle afwijking en zonde der volken recht doen.

Is het nu noodzakelijk dat een vorst het weet of niet dat zij door de Goddelijke Wijsheid geroepen worden. Het ware te wensen, mijne vrienden, dat alle Vorsten hun roeping innerlijk bewust waren doch anderzijds is het zo gesteld dat iedere Vorst geroepen is of hij het weet of niet. Het is met de koningen en de Vorsten niet anders gesteld dan met de zondaren. Of wij het erkennen of niet, wij zijn Gode rekenschap schuldig. God heeft het ons geopenbaard opdat wij niet te verontschuldigen zouden zijn.

De regeertaak der koningen bestaat in het stellen der gerechtigheid. Door mij regeren de koningen en de vorsten stellen gerechtigheid. Zo lezen we in Gods Woord. Het ambt der Overheden is dus vast te stellen wat recht is. De prinsen bestellen het recht. Alle heersers, koningen, vorsten en prinsen worden samengevat onder de woorden: „al de rechters der aarde." De vorsten worden daarom ook rechters genoemd. Zij stellen gerechtigheid, bestellen het recht, dat is eigenlijk de taak der regeerders. Gewis, een hoge verantwoordelijke taak.

De mens is een zondaar en dit betekent dat het onze natuur is een vijand van God en van onze naaste te zijn. Dat behoeven we niet aan te leren. Dat hoort bij ons. Zó zijn we en niet anders. We missen van nature de reine kennis Gods en omdat we die missen derven we ook de kennis van de menselijke levenswet maai' worden we door aandrift van ons verzondigd wezen gedreven tot een egoïsme dat de grenzen van de ware menselijke natuur overschrijdt en die ons voert tot een heerszucht en een hebzucht die ons verleiden het natuurlijke levensrecht van de naaste te miskennen. Daarom leert ons Gods Woord, is het de roeping der Overheid het recht te bestellen. Daarom wee het land wiens Vorst Zijn roeping niet na komt. Dat zien we duidelijk met Israël. Het vreselijkste oordeel dat over Israël komen kon, wordt ons als volgt beschreven: Uwe vorsten zijn afvalligen en metgezellen der dieven, een ieder van hen heeft geschenken lief en zij jagen de vergeldingen na, de wezen doen zij geen recht, de twistzaak der weduwen komt voor hen niet" (Jes. 1 : 23). En als het volk weer Gods zegen ontvangt dan gebeurt er wat anders, doch daarover D.V. de volgende keer.

Hartelijke groeten van P.S. De Tweede Kamer heeft het wetsontwerp Vaccinatie militairen aangenomen. Zodra mij meer gegevens bekend zijn hoop ik hier op terug te komen. (Kr.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1953

Daniel | 8 Pagina's

VOOR ONZE Militairen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1953

Daniel | 8 Pagina's